Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

vrijdag 13 mei 2016

Genealogisch blog 62



Soldaatverslaggever

In dit verhaal neem ik je mee naar november 1950 en april 1951. De verschrikkingen van de  Tweede Wereldoorlog waren vijf jaar daarvoor tot een einde gekomen, maar er volgden voor ons land nog vijf loodzware jaren, zoals Ad van Liempt die jaren betitelde in zijn boek “Na de bevrijding, de loodzware jaren 1945-1950”. Nederland was dan wel door de geallieerden van de Duitsers bevrijd, maar raakte in die jaren verzeild in een smerige koloniale oorlog in voormalig Nederlands-Indië. Een paar honderdduizend jonge mannen werden als dienstplichtig soldaat naar Indië gestuurd om daar orde en rust te brengen en de peloppers te verdrijven, die uit waren op een eigen Indonesische staat. Die Nederlandse jongemannen in Indië konden niet meewerken met de opbouw van het eigen land. Sommigen van hen verbleven ruim drie jaar in de Gordel van Smaragd, anderen bleven daar voor eeuwig.

Pas na de beëindiging van de gevechten in Indië kon goed met de wederopbouw van Nederland begonnen worden. Met Amerikaanse steun. De Amerikanen, zakelijk als ze waren, ontwikkelden tal van programma’s om het uitgemergelde Europa zich te laten ontwikkelen tot krachtige naties aan wie veel geld te verdienen viel door de Yankees. Voorwaarde was, dat in Duitsland nooit meer iemand als Hitler het voor het zeggen zou kunnen krijgen.

Albert Welling

Gereed voor vertrek naar Heidelberg

Samen met de Russen verdeelden de geallieerden Duitsland in vier zones, voor elke overwinnaar een zone. Voor de westerse geallieerden was nu niet meer Duitsland de grote vijand, maar de Sovjet Unie. De Koude Oorlog was begonnen! Om de West-Europese landen buiten de invloedsfeer van de Russen te houden, hadden de Amerikanen het “Mutual Defense Assistance Programme” in het leven geroepen. Tussen 1948 en 1954 gaven de Amerikanen ca. 30 miljard dollar uit aan materiaal en het opleiden van militairen. Gedurende de jaren vijftig kwam de helft van de aanschaf van materieel door Nederland voor rekening van de Amerikanen. Daaronder waren vooral fregatten, mijnenvegers, onderzeeboten en een deel van de jachtvliegtuigen.

De opperbevelhebber van de Amerikaanse troepen in Europa, generaal Thomas T. Handy (1892-1982), nodigde – met gevoel voor PR - in november 1950 in het kader van het “Mutual Defense Assistance Programme” een negental Nederlandse verslaggevers uit om kennis te komen nemen van de opleiding die in totaal 500 Nederlandse militairen kregen aan de Amerikaanse militaire scholen in Duitsland. 

Albert Welling

Mijn vader schudt generaal Handy de hand

Mijn vader was één van de uitgenodigde verslaggevers, die samen met enkele Nederlandse militairen op het Centraal Station in Amsterdam verzamelden om per trein naar Heidelberg te reizen.

Tijdens een interview met de Nederlandse journalisten deed Handy “enige markante opmerkingen met betrekking tot onze bewapening”, zoals mijn vader schreef in De Tijd van 16 november 1950. Hij schreef verder:


“Generaal Thomas T. Handy, geboren te Spring City in Tennessee (USA) en begiftigd met meer eretekenen dan zonder bezwaar voor de leesbaarheid van deze krant kan worden opgesomd, is 58 jaar. Hij heeft in de afgelopen oorlog geen frontdienst verricht en hij komt in zijn uiterlijk meer overeen met onze goede oom, die zijn leven lang kostelijke moccataartjes vervaardigde, dan met de klassieke voorstelling van de keiharde bevelhebber op een moeilijke post in een spannende tijd. Desniettemin is hij dat. Deze vriendelijke, grijze en nog door geen honderd journalisten uit zijn evenwicht te brengen generaal is commandant van de Amerikaanse bezettingszone en als zodanig de hoogste Amerikaanse autoriteit in Europa.”

Met een haast profetische blik beschreef mijn vader in de krant van 18 november 1950 een klas waar tanktechniek werd onderwezen:


“Maar wanneer men nu in Villseck, op de zoom van het IJzeren Gordijn, een klas binnentreedt, waar de tanktechniek wordt onderwezen en men treft in die klas broederlijk vereend, maar ten prooi aan een Babylonische spraakverwarring: Grieken, Italianen, Noren, Fransen en Turken, dan krijgt dat tot dusver nog abstracte begrip van eenheid plotseling een aangrijpende realiteit. Hier wordt een oude droom: eenheid van alle naties voor een goed deel verwerkelijkt. Maar als men ziet met hoeveel moeilijkheden dat gepaard gaat, hoe een Amerikaanse sergeant zich via vijf onderscheiden tolken nog maar nauwelijks verstaanbaar kan maken, dan begrijpt men dat het Italiaanse spreekwoord: tussen zeggen en doen ligt de halve zee, ook geldt voor de eenheid van Europa. Ze is simpel geformuleerd en gemakkelijk te eisen, maar haar uitvoering vraagt een ontzettend geduld en een grote vasthoudendheid.”

Dat mijn vader een hekel had aan fysieke inspanningen heb ik zeer recentelijk laten weten. Toch moest hij zich daaraan af en toe onderwerpen, simpel om aan de kost te komen. In de week van 23 april 1951 vond op de Veluwe de grootscheepse militaire oefening ‘Crescendo II’ plaats. Mijn vader was, net als tal van collega’s, uitgenodigd met eigen ogen waar te nemen hoe zeer het Nederlandse leger voorbereid was op een aanval uit het Oosten. De legerleiding had besloten, dat aanwezige pers de oefening kon meemaken als ‘speciaal soldaat’ om het contact met de troepen te vergemakkelijken. Mijn vader kreeg een uniform aan en een helm op zijn hoofd. Natuurlijk ontbrak zijn notitieblok niet, en, zoals altijd wanneer het spannend voor hem was, een sigaret in de mond.

Albert Welling

Soldaatverslaggever

Tijdens deze oefening kreeg mijn vader ook nog een geweer in handen geduwd. Hij was nu net een echte soldaat, want zijn dienstplicht was door de oorlog (gelukkig maar) aan hem voorbij gegaan.

Albert Welling

Soldaat Albert Welling

Over zijn ervaringen tijdens de oefening ‘Crescendo II’ deed mijn vader verslag in De Tijd van vrijdag 27 april 1951:




“Deze reportage bevat de geschiedenis van een speciaal soldaat. Hij werd als zodanig geboren op woensdag de vijfentwintigste april 1951, des morgens om 8.45 uur in de nogal bekende legerplaats ‘De Wittenbergh’. Hij maakte gedurende meer dan acht uur een (niet organiek) deel uit van de eerste compagnie van het honderd en tweeëndertigste bataljon infanterie, behorende tot de dertiende regimentsgevechtsgroep, deserteerde, drong alleen en zonder machtiging van enig bevelvoerend officier door in vijandelijk gebied, verschalkte drie posten, werd beschoten, gearresteerd, met geweld opgebracht, verhoord, gevoed en na verloop van tijd weer uit gevangenschap ontslagen en maakt sinds 24 uur met verstijfde ledematen weer normaal deel uit van de redactie van De Tijd, tot welke informatie deze ganse escapade werd ondernomen.”





Tiel, 13 mei 2016

Meer weten? Lees:
Ad van Liempt, Na de bevrijding, de loodzware jaren 1945-1950, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 2014