Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

woensdag 31 maart 2021

Genealogisch blog 527

 

Vroeg weeskind

Dit verhaal over Michiel Walvis is het laatste in mijn serie over de Joodse jongemannen, die in mijn stambomen voorkomen en die de Duitsers oppakten bij de razzia’s in de Amsterdamse Jodenbuurt. op 22 en 23 februari 1941. Alle opgepakte mannen, die afgevoerd werden naar Duitsland, vonden de dood in de concentratiekampen Buchenwald en Mauthausen.

Michiel was nog net geen zeven jaar oud, toen hij op 5 januari 1926 door het overlijden van zijn moeder, Schoontje Senator, geboren in 1894, als weeskind verder door het leven moest. Vader Wolf Machiel Walvis was al gestorven in Baarn op 2 november 1922. Hij was toen 39 jaar. Vader Wolf Machiel Walvis, geboren in Rotterdam in 1882, woonde tot drie weken voor de geboorte van Michiel, met vrouw en dochter Margaretha nog in Doorn, waar oudste dochter Margaretha op 9 december 1914 was geboren. Hij was in het bezit van een auto en was chauffeur van beroep.


Kaart van Michiel Walvis bij de Joodse Raad

De kleine Michiel kwam op 31 januari 1916 ter wereld in de nieuwe woning van zijn ouders aan de Ringdijk nummer 2 in de Watergraafsmeer. Op de kaart, die de Joodse Raad later over Michiel heeft aangelegd, staat abusievelijk als zijn geboortejaar 1915 vermeld, dit moet echter 1916 zijn.

Lang heeft Wolf Machiel met zijn gezin niet op de Ringdijk gewoond. Al in mei 1916 vertrokken ze daar. En na eerst op enkele andere adressen in Amsterdam gewoond te hebben, verhuisde het gezin in augustus 1919 naar Baarn. Vader Wolf Machiel hoopte daar werk te vinden als chauffeur van de koninklijke bewoners van Paleis Soestdijk, dat toen dienstdeed als zomerverblijf van Koningin Emma. Al in 1920 lieten Wolf Machiel en Schoontje hun jongste dochter Elisabeth van 24 april 1918 inschrijven in het Joodse Wees- en Doorgangshuis in Leiden. Of Elisabeth daar werkelijk verbleven heeft en eventueel hoelang is onbekend.

Kort na het overlijden van haar echtgenoot in 1922 verhuisde moeder Schoontje Senator, Amsterdamse van geboorte, weer terug naar de hoofdstad, waar ze met haar drie kinderen introk bij haar ouders aan de Plantage Doklaan. Schoontje en de kinderen verhuisden daarna nog een paar keer, waarbij ze telkens bij anderen in woonden. Het vele verhuizen trok een enorme wissel op Schoontje en haar kinderen. Om rust te krijgen trok ze in april 1924 in bij haar broer Isaac en zijn gezin. Toen de situatie daar na enige tijd ook onhoudbaar werd, kwamen de dochters Margaretha en Elisabeth door bemiddeling van het Nederlands Israëlitisch Meisjesweeshuis aan de Rapenburgerstraat in Amsterdam terecht in het Joodse Meisjesweeshuis in Baarn. Korte tijd later ging broertje Michiel naar Magadlé Jethomien, het Joodse Jongensweeshuis aan de Amstel in Mokum.

Magadlé Jethomien

De gezondheid van moeder Schoontje was ronduit slecht, ze werd opgenomen in het OLV Gasthuis, waar ze op 5 januari 1926 overleed. Michiel was nu een echte wees, die geen afscheid had kunnen nemen van zijn moeder, die in Diemen begraven werd op de Joodse Begraafplaats. Het verblijf van Michiel in Magadlé Jethomien duurde tot juli 1930. Hij was toen 14 jaar oud en had voor lijstenmaker geleerd. Voor een korte tijd ging hij weer bij zijn oom Isaac Senator wonen, maar al spoedig volgde zijn opname in het Observatiehuis aan de Vosmaerstraat, een tehuis voor daklozen. Hij kreeg vervolgens toestemming om nog weer anderhalf jaar bij zijn oom te gaan wonen. Zijn volgende adres was de Transvaalstraat in Amsterdam-Oost, waar hij introk bij het gezin van Andries Neftalie de Rosa (1877-1942) en Eva Emmerik (1874-1942) en hun drie kinderen.  

Andries Neftalie de Rosa

Michiel liet zich omscholen tot schoenmaker. Na zijn vertrek bij het gezin van Andries Neftalie de Rosa verbleef hij achtereenvolgens in het Rijksopvoedingsgesticht in Doetinchem en in Amersfoort en Arnhem in de Kerkstraat.

Het moge duidelijk zijn, Michiel was geen makkelijke jongen. In december 1935 vond zijn keuring voor militaire dienst plaats in Amsterdam. Daar stelde men vast, dat hij een lengte had van 1,69 en een gewicht van 61 kg. In het militieregister staat verder vermeld, dat hij zo spoedig mogelijk onder de wapenen moest, wat dan ook op 21 september 1936 gebeurde. Michiel bleef een jaar in dienst, terwijl andere jongemannen slechts een halfjaar dienden in die tijd. De sturing en discipline in het leger deden Michiel kennelijk goed.

Na zijn diensttijd keerde Michiel terug naar Amsterdam, waar hij introk bij zijn opa en oma van moederszijde in de Schalk Burgerstraat 27 eenhoog in de Transvaalbuurt. Ook zijn zus Margaretha keerde terug naar Amsterdam. Zij was werkzaam als kleuteronderwijzeres en trad in mei 1937 in het huwelijk met de loodgieter Abraham Frank. De SS vergaste Margaretha en haar echtgenoot Abraham in Sobibor op 4 juni 1943. Van de jongste zus van Michiel is mij niet meer bekend dan dat zij de oorlog overleefde.

Akte van overlijden van Michiel Walvis

Waarom Michiel tijdens de razzia’s van zaterdag 22 februari 1941 in de Jodenbuurt was, zal altijd wel een raadsel blijven. Feit is dat de Duitsers hem gevangen namen en hem afvoerden naar Schoorl. Via concentratiekamp Buchenwald kwam hij in concentratiekamp Mauthausen terecht. Daar moest hij in de steengroeve onnoemelijk zwaar werk verrichten onder een wreed en onmenselijk regime. Acht weken na aankomst in Mauthausen moest hij dat met de dood bekopen op 20 juli 1941. Volgens de bovenstaande akte van overlijden, die in november 1950 werd opgemaakt, stierf hij ’s morgens om 8.20 uur.

 

Tiel, 31 maart 2021