Loflied op een scheersalon
In de Korte Houtstraat op nummer 1, op de hoek van het Waterlooplein in Amsterdam had Joseph Koopman vanaf 1916 zijn moderne Dames- en Herensalon, een Joodslokaal. Joseph stond bekend als coiffeur, barbier, of gewoon als kapper.
Advertentie Joods Weekblad, d.d. 28-08-1942 |
Toen Joseph in 1920 in het huwelijk trad met Sara Sluijzer, kwam die ook in de zaak. De Korte Houtstraat lag tot de reconstructie van het Waterlooplein midden in de Nieuwmarktbuurt en in de Jodenbuurt van Amsterdam. De huizen in de Korte Houtstraat en omgeving, die lagen op het in de 16e eeuw aangeplempte schiereiland Vlooienburg, moesten in de jaren ’80 van de vorige eeuw niet zonder slag of stoot wijken voor de bouw van de Stopera, het Gemeentehuis annex Muziektheater, die op 23 september 1986 officieel werd geopend.
Vlooienburg in 1926 (l) en bouwput voor Stopera, rechts boven de Mozes en Aäronkerk |
Joseph Koopman zag het eerste levenslicht in Amsterdam op 19 april 1896. Hij was een zoon van Emanuel Koopman (1862-1912) en Schoontje Levij (1860-1943). Het echtpaar Emanuel en Schoontje kreeg negen kinderen, waarvan twee kinderen al op jonge leeftijd zijn overleden. De andere kinderen, t.w. Isaac, Salomon, Levie, Hijman, Joseph, Samson en Betje, zijn allen tijdens de Holocaust om het leven gekomen.
Emanuel Koopman overleed in Juli 1912 en is op 7 Juli 1912 begraven op de Joodse Begraafplaats Zeeburg in Amsterdam. Sinds 11 Augustus 1925 woonde Schoontje Levij in bij haar jongste dochter Betje en haar man Zacharias Swaab.
Zoals al opgemerkt, Joseph Koopman trouwde op 25 november 1920 met de 20-jarige Sara Sluijzer, een dochter van Mozes Sluijzer en Judith Pront. De getuigen bij hun huwelijk waren Eliazer Sluijzer, een broer van de bruid, en Isaac Koopman, een broer van de bruidegom. Het stel ging boven de kapperszaak van Joseph wonen.
Eerder in 1920 was Joseph getuige geweest bij het huwelijk van zijn broer Samson en in 1921 was hij dat bij het huwelijk van zijn broer Hijman.
Op 17 januari 1923 diende het eerste kind van Joseph en Sara zich aan, dochter Jeanette. Dienstbode Jeanette trouwde op 3 oktober 1942 met de 23-jarige kleermaker Simon de Vries (1919-1943). Kort daarna gingen beiden, om onbekende redenen, als gevangenen op transport naar Sobibor, waar ze op 4 juni 1943 werden vergast.
Het tweede kind van Joseph en Sara zag het eerste levenslicht op 15 april 1928. Zoon Mozes maakte ook deel uit van het 14e transport van Westerbork naar Sobibor en werd daar ook vermoord op 4 juni 1943, evenals zijn moeder Sara Sluijzer.
Loflied op Koopman's scheersalon |
Kennelijk liep de salon van Joseph Koopman erg goed, was het er gezellig en waren de mannelijke klanten tevreden. Joseph, of Jopie zoals hij in de volksmond heette, had inmiddels drie man personeel. Dat leidde ertoe, dat in het Buurtblad van de Nieuwmarktbuurt in 1924 “Een Loflied op Koopman’s Scheersalon” werd gepubliceerd:
Zijn concurrenten weten geen raad,
Want waar men komt of waar men gaat
Overal hoort men Koopman noemen
Hoort men zijn coiffeurszaak roemen.
Heeft men een baard of te lang haar
Ga naar Koopman, vlug is men klaar.
Elektrische apparaten zorgen voor
Een zeldzaam vlugge bediening, hoor.
Is men lang of is men oud
Vrijgezel of soms getrouwd
En wil men iets heerlijks op zijn haar
’n friction van Koopman is voor elkaar.
KOOPMAN, KOOPMAN bovenaan
Concurrenten ’t zal niet gaan
Jopie Koopman aan den kog
Daar kan niemand tegen op
Jong of oud vliegt er heen
Naar Korte Houtstraat nummer een.
Jozeph kampte met een niet al te beste gezondheid. Hij had een hartkwaal en problemen met zijn nieren. Tot eind 1942 was Joseph wegens zijn functie van kapper “gesperrt”, d.w.z. dat hij voorlopig, net als echtgenote Sara, niet bang hoefde te zijn voor deportatie.
Amsterdamse Archiefkaart van Joseph Koopman |
De toezeggingen van de Duitsers aan de Joden waren destijds boterzacht. Uit de Amsterdamse Archiefkaart van Joseph kunnen we opmaken, dat hij al op 30 december 1942 in Kamp Westerbork gevangen zat. Hij zat gevangen als “Häftling” (gestrafte), het waarom daarvan hen ik (nog) niet kunnen achterhalen..
Kampkaart Joseph Koopman, detail |
Hij kreeg in het kamp gevangenennummer 15887. Omdat zijn gezondheid te wensen overliet, kwam Joseph terecht in ziekenbarak 6 in zaal 2. Begin januari 1943 werden zijn bezittingen naar echtgenote Sara gestuurd, die nog “gesperrt” (vrijgesteld van transport) was bij afwezigheid van haar man, zij moest de kapperszaak runnen. Terwijl Joseph in de ziekenbarak van Westerbork verbleef is in de maand januari van 1943 door de Duitsers het nodige heen en weer geschreven over zijn gezondheid. Uiteindelijk moest hij als kapper in het kamp aan het werk.
Het mocht Joseph allemaal niet baten. Op 17 maart 1943 was hij één van de 964 personen, die vanuit Westerbork afgevoerd werden naar Sobibor. Alleen de Groninger Alex Cohen overleefde dat transport. Net als alle anderen vond Joseph de dood in de gaskamers van Sobibor. Drie maanden later volgden zijn vrouw, kinderen en schoonzoon.
Tiel, 4 maart 2021
============================================
Geen opmerkingen:
Een reactie posten