Gele lappen
Ik logeerde vroeger graag en vaak
tijdens schoolvakanties bij de ouders van mijn moeder in Amersfoort. Meehelpen
op de kwekerij van opa Bosman was voor mij dè vakantiebesteding. Al eerder
schreef ik daarover. Tijdens die vakanties leerde ik van opa veel over het
vermeerderen en telen van planten, wat me later goed van pas kwam, en ik verdiende
er ook nog een paar centen mee. Vol trots nam ik aan het einde van een week
mijn loonzakje van opa in ontvangst.
Meestal ging ik met de trein
vanaf het Muiderpoortstation in Amsterdam naar Amersfoort. Ik durfde dat best,
noodgedwongen hadden mijn ouders me al op jonge leeftijd geleerd alleen te
reizen. Ik voelde me tijdens de treinreis al echt een man, ook al was ik nog
maar een jochie. Ik wist precies hoe laat de stoptreinen uit Amsterdam en Amersfoort vertrokken. Van mijn ouders had ik geld gekregen voor de
heenreis. Heel stoer bestelde ik aan het loket op het Muiderpoortstation een
enkeltje Amersfoort. Het geld voor de terugreis wilde ik per se zelf verdienen
bij opa. Er reden toen nog van die vierkante stoptreinen tussen Amsterdam en
Amersfoort. Een motorwagen met stroomafnemer en daarachter een paar wagons. Die
treinen hadden voorop twee grote koplampen en in de 2e klasse nog
houten banken en harmonica’s tussen de wagons. Ik zat bij voorkeur op een
klapstoeltje in de ruimte bij de deuren en de harmonica. Daarnaast zaten aan
beide kanten ramen waardoor je tijdens de rit de rails kon zien en de
stootbumpers. Geboeid zag ik hoe de trein over wissels reed. Toen moet mijn
fascinatie voor treinen ontstaan zijn.
Stoptrein tussen Amsterdam en Amersfoort, jaren '50 |
Wanneer ik bij hem op de kwekerij
werkte, behandelde opa mij net als zijn andere “knechten”. Ik voelde me een
hele vent als opa’s knecht. Ik kon erg goed opschieten met een andere knecht, Jürgen een uitgeweken Duitser. Ook van hem leerde ik veel over het
kwekerswerk. Het woord “knecht” had toen nog niets minderwaardigs, een
werknemer was simpelweg een knecht en opa de baas. Net als voor de andere
knechten begon ook voor mij het werk ’s morgens om 07.00 uur. Voor het ontbijt
kwamen opa en ik om 08.30 weer naar binnen. De andere knechten aten hun brood
in het werkhok. Om 10.00 uur liepen we allemaal meestal door de voorste kas
weer naar huis om in de serre koffie te drinken met oma en wie er verder nog
was. Opa gebruikte die tijd om achter zijn bureau enkele telefoontjes te
plegen, vaak mijn zijn oudste zoon, die de leiding had over het tuinpersoneel.
Om 12.00 uur was het warm eten. Lekker vet, want – zo zei oma altijd – die
kerels moeten hard werken en moeten daarom goed eten. Tegen 15.00 uur was het
tijd voor thee. De werkdag eindigde om 17.00 uur. Korte tijd later volgde de
broodmaaltijd. Ik at veel meer dan ik thuis gewoon was. Om het zware werk op de
kwekerij te kunnen doen, moest je spierballen hebben, zei opa altijd. Zelf was
hij beresterk. Het gebeurde vaak, dat opa en ik na het avondeten nog een paar
uur de kwekerij op gingen. Het enige verschil, naar mijn gevoel, tussen mij,
opa en de andere knechten was, dat ik het werk nooit onderbrak om een sigaretje
te roken, al vond ik die onderbrekingen wel prettig. Om te roken was ik nog te
jong voor. Opa rookte bij voorkeur Golden Fiction. Die kocht hij bij Van
Malestein, de sigarenboer, schuin aan de overkant van de Kapelweg.
Golden Fiction |
’s Maandags was bij opa en oma
altijd een bijzondere dag, want dan was het wasdag, net zoals bij alle andere huishoudens.
Al op zondagavond zette opa een grote ketel op het gas en vulde die met water
en zeep. Oma deed daar de was dan in, die de hele nacht stond te koken. ’s Morgensvroeg was het vaak erg mistig in de keuken, want opa vergat nog wel eens een
raam open te zetten. Nadat opa zijn knechten had verteld wat ze moesten doen,
ging hij terug naar huis om de wasmachine, een houten tobbe met drie heen en
weer bewegende roerarmen en een wringer, op de plaats onder het afdak te
zetten. Samen met een van zijn jongste dochters, die nog thuis woonden,
kieperde hij dan de kookwas in de wasmachine. De hulp van opa was verder niet
meer nodig, oma redde het met haar dochters. De wasmachine schudde de was nog
enige tijd heen en weer, voordat het water werd afgetapt in een putje. Hardnekkige
vlekken verdwenen met extra zeep onder een harde borstel op het wasbord. Daarna
werd de was goed gespoeld.
Oma's wasmachine |
De uitgespoelde was werd door de
wringer gehaald om het meeste water kwijt te raken en daarna, bij goed weer,
opgehangen aan de waslijn langs het pad, dat naar achteren liep langs de
voorste warme plattebak, waarin opa bij voorkeur cyclamen had staan. Bij slecht
weer hing oma de was op in de voorste kas, tot ergernis van opa, want
dan moest hij uitkijken met zijn vuile handen vol aarde.
Oma en mijn tantes zorgden
ervoor, dat de was vóór koffietijd aan de lijn hing. Na de koffie konden ze dan
de boel opruimen en de plaats schrobben, zodat die er ook weer spick en span
uitzag. Wij werkmannen liepen na de koffie meestal over het pad naast de was
naar achteren. Ik zag bloezen, ondergoed en de ruige manchesterbroeken van opa,
jurken van oma en mijn tantes aan de lijn wapperen in de wind. Met enige
verbazing keek ik ook naar de gele lappen die tussen de rest van de was hingen.
Ik kon maar niet bedenken hoe je zo’n lap van 10 cm. breedte en ca. 20 cm. lengte
zou moeten dragen. Het waren echter ook geen zakdoeken, daarvoor waren ze te dik. Ik vond het
kinderachtig om aan oma te vragen waar die lappen voor diende. Een man zou dat moeten
weten, dus hield ik maar mijn mond. En thuis had ik die lappen nog nooit
gezien, dus vroeg ik er mijn moeder ook niet naar.
Pas heel veel jaren later, ik was
geloof ik al enkele jaren getrouwd, begreep ik, dat die gele lappen
maandverbanden waren.
Tiel, 28-06-2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten