Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

maandag 6 juli 2020

Genealogisch blog 463

Betje Wery 

Wie veel genealogisch onderzoek doet weet, dat in de families die hij of zij onderzoekt niet alleen maar personen voorkomen van onbesproken gedrag. Er zitten enkele personen tussen, die een scheve schaats gereden hebben naar de maatstaven van toen of van nu. Ook in mijn stambomen komen uiteraard personen voor die het met de geldende moraal en wettelijke regels niet zo nauw namen. Ik noem een paar voorbeelden. In de familie Welling kwamen dieven voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog enkele NSB’ers, de familie Bosman kende een moordenaar en binnen de familie Van Haeften waren destijds voor- en tegenstanders van Willem van Oranje, bovendien zullen degenen, die in voormalig Ned.-Indië een fortuin hebben vergaard, er tegenwoordig niet al te best afkomen gezien de discussies over slavernij en discriminatie, die hedentendage woeden. Ik vind, dat je als genealoog ook over deze mensen moet spreken. Wat ze gedaan hebben is gebeurd, ook al was dat niet zo fraai. Doodzwijgen is erger, dan erkennen, dat er personen in de onderzochte families voorkwamen, die (bepaald) niet van onbesproken gedrag waren. Als het goed is zijn die personen voor hun daden ter verantwoording geroepen en gestraft, indien nodig. Ook minder leuke aspecten van de familiegeschiedenis dienen te worden verteld. Betje Wery was van Joodse komaf en collaboreerde tijdens de Tweede Wereldoorlog met de bezetter. Toen zij in 1948 voor het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam verscheen, werd tegen haar door de procureur-fiscaal de doodstraf geëist. De procureur-fiscaal noemde haar tijdens de rechtszitting een extreem onbetrouwbare en door en door slechte vrouw. De rech-ter veroordeelde haar tot levenslang Hoewel de Bijzondere Raad van Cassatie in maart 1949 het vonnis bekrachtigde, kwam Betje, na herziening van haar straf, reeds na enkele jaren vrij.

Betje Wery
Betje Wery

Elisabeth, roepnaam Betje, Wey kwam op 26 augustus 1920 in Rotterdam ter wereld als dochter van de Joodse Ferdinand Wery en Roosje Boers. Haar ouders kregen na haar nog een zoon. Haar vader was muzikant en handelsreiziger. Na de lagere school ging Betje naar de MULO, die ze drie jaar volgde. Vervolgens ging ze twee jaar naar de huishoudschool. In 1939 heeft ze korte tijd een opleiding tot verpleegster gevolgd, maar dat bleek geen succes. In hetzelfde jaar kreeg ze twee jaar voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd vanwege winkeldiefstal. Kort daarna werd ze verkoopster in een schoenenwinkel van Bata.
In januari 1940 ontmoette Betje de vertegenwoordiger in handschoenen Franciscus Antonius Cornelis (Frans) Tuerlings, met wie ze op 17 september 1941 in het huwelijk trad. Het paar vestigde zich in Vught. Kort voor haar huwelijk was Betje toegetreden tot de katholieke kerk om de status van “gemengd gehuwd” te krijgen. Toch werd Betje in augustus 1942 opgepakt, omdat ze geen Jodenster droeg, en naar concentratiekamp Amersfoort gestuurd. Al na een dag was ze weer vrij na tussenkomst van een invloedrijke Duitse relatie van haar echtgenoot.
Haar man, Frans Tuerlings, smeet met het geld, dat hij verdiende met deviezensmokkel en zwarte handel in diamanten en effecten. Hij pleegde geregeld overspel en dronk veel. In december 1943 kwam hij om bij een auto-ongeluk. Door het belastende materiaal over zijn duistere praktijken kwamen de Duitsers bij Betje terecht. De Duitsers kregen haar zo gek om spionne te worden voor het Devisenschutzkommando (DSK), een dienst die jacht maakte op zwarthandelaren en op Joodse vermogens. Betje werd een zgn. Vertrauens-Frau, ze werd V-Frau 196.

Hoofdkwartier van de SD in Amsterdam
Hoofdkwartier van de SD in Amsterdam
Begin 1944 betrok Betje, onder de naam Bella Tuerlings, een appartement in de Amsterdamse Rubensstraat, vlak bij het hoofdkwartier van de SD. Vertrouwend op haar schoonheid en charmes infiltreerde ze in de kringen van zwarthandelaren en kapitaalkrachtigen, met wie haar overleden echtgenoot omging. Na gezellige avondjes bij haar thuis verried ze menig zwarthandelaar aan haar collega Dries Riphagen.
In mei 1944 kwam Betje via via in contact met de verzetsman Gerhard Joseph Badrian, een van de kopstukken van de Persoonsbewijzen Centrale. Op 30 juni 1944 lokte Betje Badrian, zijn vriendin en twee van diens collega’s, onder wie zakenman Cornelis Arie (Charly) Hartog  (1910-1944), naar haar woning, waar de SD hen oppakte. Badrian werd ter plekke doodgeschoten, de anderen werden gearresteerd. Vervolgens kon de SD de hele Persoonsbewijzen Centrale oprollen. Betje kreeg voor haar aandeel in de zaak een premie van fl. 1000, maar het verzet zette een prijs op haar hoofd. Ze dook onder o.a. in de Beethovenstraat, waar ze geregeld bezoek ontving van SD-chef Willy Lages.

Gedenksteen Badrian
Gedenksteen Badrian
Op advies van Lages verhuisde Betje naar Antwerpen, waar ze zich vestigde als Elisabeth Stips, veel omgang had met Duitse militairen en opnieuw werkte voor het DSK. In oktober 1944 verkaste ze naar het al bevrijde Brussel, waar ze een verhouding kreeg met Oreste Pinto (1889-1961). Pinto was in Brussel het hoofd van de Nederlandse contraspionagedienst. Betje wist Pinto zo voor zich te winnen, dat hij haar eind 1944 een bewijs van “politieke betrouwbaarheid” verschafte, omdat, dankzij haar, dubbelspion Chris Lindemans (1912-1946) zou zijn opgepakt.
Toch werd Betje Wery op 24 december 1944 gearresteerd en opgesloten in een klooster in Valkenburg. In augustus 1945 werd ze overgeplaatst naar het Huis van Bewaring in Amsterdam. Daar deelde ze de cel met de collaborateurs  Ans van Dijk en Jeanne Valkenburg. Tijdens haar proces wilde Betje de rechter tevergeefs doen geloven, dat ze door Dries Riphagen gedwongen was Joden en verzetsstrijders te verraden.

Mijndert Vonk
Mijndert Vonk
Toen ze weer vrij was knoopte Betje een relatie aan met Mijndert Vonk, met wie ze op 14 november 1959 in het huwelijk trad. Betje had Mijndert in de gevangenis leren kennen. Mijndert, die lid was van de Groningse SD, was voor twee moorden, een poging tot moord en doodslag veroordeeld tot de doodstraf. Op zijn verzoek verleende de Koningin hem gratie, waardoor zijn straf veranderde in levenslang. Hij werd vervroegd vrijgelaten.
Betje en Leendert kregen twee kinderen, een zoon en een dochter. Ze begonnen samen een huwelijksbemiddelingsbureau in Schiedam, waar ze toen woonden. In 1967 verhuisde het gezin naar Ede. In de daaropvolgende jaren groeide het huwelijksbemiddelingsbureau van Betje en Mijndert met nog twee nieuwe bureaus.
Betje Wery deed nog een keer van zich spreken. Dat was in 1979, toen haar bemiddelingsbureau ongehuwde dames aan mannen probeerde te koppelen in het televisieprogramma TV-Privé van Henk van der Meijden. Doordat de pers er massaal opdook kwam haar oorlogsverleden op straat te liggen. Betje begreep niets van alle opwinding. Volgens haar rakelde de concurrentie het oorlogsverleden van haarzelf en haar man op uit jaloezie op het succes van haar bureaus. Ze noemde wat ze in de oorlog had gedaan een jeugdzonde. Tegen een verslaggever van de Leeuwarder Courant vertelde ze:

“Het is allemaal waar, maar het is veertig jaar geleden. Wij hebben onze straf uitgezeten. En bovendien moeten de omstandigheden, waaronder dat allemaal gebeurde, in aanmerking worden genomen. Ik was toen pas twintig en mijn man eenentwintig. Wij waren zogenaamde jeugdgevallen. Daarom kregen we later herziening van ons vonnis.”
De Tros stopte met huwelijksbemiddeling via de TV. Betje en Mijndert verdwenen in de anonimiteit. Op 16 oktober 2006 overleed Betje Wery op 86-jarige leeftijd in Ede. Drie dagen later werd ze gecremeerd. Mijndert Vonk overleed op 2 augustus 2009.

Tiel, 6 juli 2020

Geen opmerkingen:

Een reactie posten