Karel Wasch, schrijver
Schrijven over Karel Wasch is een
hachelijke zaak, omdat verwarring van Karel Wasch de grootvader met Karel Wasch
de kleinzoon op de loer ligt. Bovendien was de grootvader en is de kleinzoon
een erkende schrijver in de Nederlandse literatuur. Ik wil het in dit
Genealogisch blog hebben over grootvader Karel Wasch, zonder voorbij te gaan
aan wat kleinzoon Karel Wasch over hem geschreven heeft.
Karel Wasch
|
Karel Johan Hendrik (Karel) Wasch
kwam in Middelburg in de huidige Gortstraat 60-62 ter wereld op 23 januari 1886
om 17.30 uur. Twee dagen later werd zijn geboorte aangegeven. Zij ouders waren
Johannes Hendrik Cornelis Wasch en Johanna Christina Mathilde van Breda. Vader Johannes Hendrik Cornelis
Wasch, die pianist had willen worden,
was zetbaas in de graanhandel. Toen het zakelijk fout met hem ging, raakte hij
aan de drank en maakte tenslotte een einde aan zijn leven door verdrinking in
de haven van Middelburg. Dat moet voor de jonge Karel een traumatische ervaring
zijn geweest. Na de dood van haar man verdiende Johanna Christina
Mathilde van Breda als dienstbode en
gezelschapsdame (in de betere kringen) de kost.
Geboorteakte Karel Johan Hendrik Wasch
|
De kleine Karel volgde de lagere
school aan de Lange Delft in Middelburg. Vervolgens ging hij naar de Rijks HBS,
waarover hij een heerlijk boek heeft geschreven, en behaalde de diploma’s
Handelscorrespondentie Duits en Engels, bekwaamheden die hem later bij zijn
vertaalwerk goed van pas zouden komen. Vanaf 1905 was hij werkzaam als
kantoorbediende bij de handelsfirma Topping en Spindler in Middelburg. Die
functie oefende hij uit tot 1911, toen hij in dienst trad van Bouvy Koninklijke
Nederlandsche Glasfabriek in Dordrecht. Hier ontdekte hij de artistieke
mogelijkheden van glas en maakte kennis met enkele (glas)kunstenaars. In
Dordrecht huurde hij een kamer bij de familie Maaikens aan de Keizerhof nr. 6.
In die periode las hij veel boeken over occulte en mystieke onderwerpen uit de
bibliotheek van de familie Maaikens.
In 1914, na een lezing, raakte
Karel innig bevriend met kunstenaar Albert August Plasschaert
(1866-1941). Deze vriendschap werd zo hecht, dat Karel bij Plasschaert introk
in diens woning op de Rozenhof in Dordrecht
In 1905 al was Karel een
correspondentie begonnen met de dichters Albert Verweij
(1865-1937), Lodewijk
van Deijssel (1864-1952) en Willem de Mérode
(1887-1937). Met Verweij schreef hij tot 1919. In zijn vrije tijd bezocht Karel
concerten en tentoonstellingen in Rotterdam en Amsterdam.
Huwelijksakte Wasch x Swaab
|
In Amsterdam leerde Karel
Vrouwtje Swaab kennen met wie hij op 10 mei 1916 in het huwelijk trad. Op de
site https://www.schrijversinfo.nl/waschkarel.html
wordt beweerd, dat de naam van de echtgenote van Karel Rieka Swaab was en dat
zij al in 1913 getrouwd zouden zijn. Dit is een omissie. Alle andere bronnen,
zoals hun huwelijksakte, geven aan, dat Karel trouwde met Vrouwtje Swaab. Op de
site https://www.joodsmonument.nl/
staat te lezen:
“Vrouwtje Wasch-Swaab was mijn
grootmoeder. Zij woonde samen met mijn grootvader Karel Johannes Wasch in
Leerdam, alwaar zij in 1971 is overleden. Helaas waren haar man en haar zoon
Johannes, mijn vader, haar voorgegaan”.
Karel en Vrouwtje kregen slechts
een zoon, die ze Johannes noemden. Johannes overleed in 1966.
Na de voltrekking van hun
huwelijk betrokken Karel en Vrouwtje de woningen Levensverzekeringstraat 30 en
Bleyenberglaan 29/rood. Vrouwtje was een dochter van Salomon
Levie Swaab en Sara Swaab. Zij werd op 29 maart 1893 in Amsterdam geboren.
Als schrijver debuteerde Karel in
1919 met de tweedelige roman “De Salon Salomé”, waarin zijn vriend Plasschaert
terug te vinden is als het karakter De Greef. Het boek werd jubelend ontvangen.
Karel werd, als schrijver, vergeleken met Couperus. Daarna
publiceerde hij gedichten en verhalen in verschillende literaire tijdschriften.
De beide romans die hij in 1920 en 1921 het daglicht liet zien werden door A.M.
de Jong en Martinus Nijhoff afgedaan als “literaire kitsch”. Dergelijke kritiek
ging Karel niet in de koude kleren zitten. Hij publiceerde overigens nog een
aantal romans en een viertal boeken over glas. Hij schreef ook drie
toneelstukken. In 1924 werd hij lid van de “Maatschappij der Nederlandsche
Letterkunde” en in 1925 werd hij lid van de “Orde van de
Ster in het Oosten”.
Zijn boek “Visschers der
Menschen” uit 1935 baarde opzien met de opmerkelijke omslag. Mogelijk wilde hij
met dit boek internationaal doorbreken. Toen zijn criticasters onder leiding
van Menno ter Braak
(1902-1940) het boek volledig affakkelden, besloot Karel de pen niet meer ter
hand te nemen. Hij vertaalde nog wel boeken uit het Duits en Engels en schreef
nog een detective, maar verder gaf hij zich over aan zijn andere grote liefde: glas.
Omslag "Visschers der Menschen"
|
In 1920 was Karel overgestapt
naar de Glasfabriek in Leerdam om daar secretaris te worden van directeur P.M. Cochius
(1874-1938). Cochius bouwde de glasfabriek om van producent van gebruiksglas
naar een fabriek waarin bij de productie van het glas ook aandacht was voor de
artistieke waarde van het glas tegen een schappelijke prijs. Verschillende
ontwerpers kregen onder Cochius de mogelijkheid hun bekwaamheden te tonen.
Karel verhuisde na zijn
aanstelling bij de glasfabriek met zijn gezin naar de Watertorenlaan in Leerdam,
waar hij vanaf 1937 voor de Vrijzinnig
Democratische Bond in de Gemeenteraad zat. Hij is ook enige tijd wethouder
geweest.
Hoewel veel van haar familieleden
in de concentratiekampen werden vergast, wist Karel tijdens de oorlog te
voorkomen, dat zijn Joodse echtgenote Vrouwtje Swaab de zo gehate “J“ in haar
persoonsbewijs kreeg. Na de oorlog heeft Karel zich bijzonder ingespannen om
een uitkering in het kader van het JOKOS-dossier
te verkrijgen voor echtgenote Vrouwtje en haar drie zussen Klaartje, Jaan en
Willy, die allen de oorlog overleefden. Dankzij heel veel aan de bel trekken is
dat uiteindelijk gelukt.
Nationaal
Glasmuseum, Leerdam
|
In 1951 bereikte Karel de
pensioengerechtigde leeftijd. Nu kon hij zich helemaal overgeven aan zijn
passie voor glas. Hij was nauw betrokken bij de totstandkoming van het
Nationaal Glasmuseum in de voormalige woning van Cochius aan de Lingedijk in
Leerdam. Hij werd de eerste conservator
van het museum. Hij vond het geweldig om bezoekers door het museum rond te
leiden. Zijn kleinzoon vertelde daarover enthousiast:
“Daar wijdt hij zich aan de opbouw van
een glascollectie en leidt de gasten rond. Hij laat het glas zingen, laat het
verschil in klank horen tussen kristal en glas. Toont via een prisma de
lichtbreking in kleuren van de regenboog, bespeelt een flessenorgel dat iedere
dag met water moet worden bijgevuld. Maakt grappen over een diep glas, waar
Cyrano de Bergerac zijn neus in zou hebben gestoken en laat zien dat glas de
enige materie is die bij verhitting doorzichtig wordt. ‘Een loutering
doormaakt’ zoals hij het zegt. Mijn broer en ik speelden verstoppertje tussen
het glas. Gevaarlijk, want het glas stond nog niet in vitrines maar op losse
praktikabels. Daar kon je onder kruipen. Onze vakanties in Leerdam waren een
feest”.
Karel hielp Bert Haanstra (1916-1997)
bij het maken van zijn film “Glas”, die in 1960 bekroond werd met een Oscar. Op
de televisie was Karel enkele malen te zien als glasdeskundige.
Voor al zijn verdiensten werd
Karel in 1961 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Het raakte hem
nauwelijks.
Omslag boek over Karel Wasdch
|
In 1966 maakte een aandoening aan
zijn gal het Karel verder onmogelijk te werken. Hij kon daardoor zelfs niet
aanwezig zijn bij de begrafenis van zijn zoon Johannes, die in december 1966
overleed door een hartinfarct. Een operatie aan zijn gal werd Karel het jaar
daarop noodlottig. Tijdens de operatie op 7 februari 1967 overleed hij. Aan een
rijk leven was een einde gekomen. In het gedicht Unna uit 1916 schreef hij:
“Dan
héérscht der Stilte witte slaap
Licht en
niet licht: een blanke nacht,
Die al
den morgenstraal zich raap’
En in ’t
mysterie klaart uw Pracht..”
In 2001 gaf kleinzoon Karel Wasch
het boek “Een rijk leven” uit. Daarin beschreef hij het leven en werk van zijn
grootvader.
Echtgenote Vrouwtje Swaab stierf
op 21 januari 1971. Zij was toen 77 jaar oud.
Tiel, 19 augustus 2020
Geen opmerkingen:
Een reactie posten