Van circus naar theater
Lion Kinsbergen werd in Amsterdam op 6 oktober 1866 geboren als zoon van Jacob Roelof Kinsbergen (1818-1900) en Rachel Eliazer Boas (1827-1900). Lion was de op een na jongste van de veertien kinderen van Jacob en Rachel. Drie van de veertien kinderen werden niet ouder dan een jaar. Afgaande op de geboorte- en sterfplaatsen van zijn broers en zussen, wordt duidelijk, dat de ouders van Lion rondtrekkende artiesten waren, die hun uitvalsbasis hadden in Amsterdam.
De overgrootvader van Lion heette ook Lion en leefde van 1725 tot 1813. Overgrootvader Lion was degene, die het circus naar Nederland bracht. Hij was ook de eerste Nederlandse circusdirecteur, die door het land trok met een show waarin voltigeurs, springers, clowns en koorddansers hun kunsten vertoonden: Circus Kinsbergen. In Circus Kinsbergen werkten niet alleen familieleden als broers, zussen, neven en nichten, maar ook leden van de families waarmee de familie Kinsbergen nauw verwant was, o.a. de families Blanes (of Blanus), Swaab, Werij en Schuitevoerder.
Rond 1800 was een groot deel van de Joodse bevolking in Amsterdam straatarm. Voor deze mensen was straatvermaak een mogelijkheid om wat geld te verdienen, en zo rolden ze de circuswereld binnen. De circusartiesten trokken destijds van stad naar stad, met als hoogtepunt de drie weken durende kermis in de maand september in Amsterdam. Voordat het circus in een plaats neerstreek, zorgde de directeur voor publiciteit in de plaatselijke kranten en door middel van affiches.
Advertentie uit 1925 |
Het was een uitgemaakte zaak, dat Lion ook ging werken in het circus waarvan zijn vader directeur was en dat inmiddels een uitstekende naam had opgebouwd in Nederland. Opmerkelijk is, dat uit geen enkele bron blijkt, dat in Circus Kinsbergen olifanten en grote katachtigen hun kunstjes moesten vertonen.
Vader Roelof was als voltigeur Rudolf Kinsbergen beroemd. Lion vertoonde in het circus aanvankelijk zijn kunsten als goochelaar. Tegen het einde van de 19e eeuw nam hij het bedrijf van zijn vader over en bouwde het circus om tot een reizende schouwburg onder de naam de “Grote Schouwburgloge van KInsbergen”.
Lion was al 30 jaar toen hij op 17 maart 1897 in Weesp eeuwige trouw beloofde aan Judith Jacob Baruch. Judith, die ter wereld kwam op 25 september 1869, was een dochter van Jacob Baruch en Rosa Kokernoot.
Lion en Judith kregen drie kinderen. Hun oudste was zoon Jacques van 24 januari 1898. Hij trouwde in 1931 met de 21-jarige Leonarda Johanna Jonkers uit Strijp bij Eindhoven. Het gezin van Jacques overleefde de oorlog, woonde tot 1952 in de Tolstraat in Amsterdam en daarna in de J. van Campenlaan in Hilversum. Jacques en Leonarda waren de ouders van drie kinderen, van wie de jongste slechts zeven dagen oud werd.
Johan Kaart jr. |
De tweede zoon van Lion en Judith was Eduard, die op 5 mei 1899 in Amsterdam geboren werd. Hij was 29 jaar oud, toen hij in het huwelijk trad met Fanny Blumenfeld, een telg uit een andere bekende circusfamilie met wie de familie Kinsbergen verwant was. Fanny kwam ter wereld in het Duitse Oberhausen op 26 december 1902 als dochter van Carl Moritz Blumenfeld en Elisabeth Jacob Kinsbergen. Edward en Fanny waren de ouders van een zoon, die in 1936 werd geboren.
Eduard kan als voorbeeld genoemd worden van de overstap van het circus naar het theater, die de familie Kinsbergen gemaakt heeft. In 1925 nam hij de taak van zijn vader over als directeur van de “Grote Schouwburgloge van KInsbergen”. Hij nam halverwege de jaren ’30 van de vorige eeuw de zakelijke leiding op zich van het toneelgezelschap “De Komedianten”, waarvan Johan Kaart jr. (1897-1976) de andere leider was. Het gezelschap speelde voor de oorlog uitsluitend blijspelen en werd in 1950 voorgezet als het Toneelgezelschap Johan Kaart. Eduard Kinsbergen overleed in Keulen op 7 mei 1967. Zijn vrouw Fanny blies haar laatste adem uit in Amsterdam op 4 november 1985.
Het jongste kind van Lion en Judith was dochter Regina Rosa van 24 april 1903. Regina trouwde op 23 januari 1929 met de pianist David Wins, die op 24 oktober 1903 het eerste daglicht zag. Daaf, zoals hij gewoonlijk genoemd werd, maakte in de jaren ’30 van de 20ste eeuw furore als pianist en orkestleider op de VARA-radio. De muziek die hij ten gehore bracht lag op het kruispunt van klassieke muziek en cabaret. In 1930 was hij solist in Gershwins “Rhapsody in Blue”.
Zowel Daaf als zijn echtgenote Regina en hun beide kinderen werden in Auschwitz vermoord.
Clown Leon met zijn hond |
Van de “Grote Schouwburgloge van KInsbergen” is de administratie van de jaren 1899 tot en met 1904 bewaard gebleven. Daaruit blijkt, dat in de schouwburg onder meer in Groningen, Den Helder en Schiedam verschillende toneelstukken werden opgevoerd. Gezelschappen als het Operette Gezelschap, de Meyer Hamel Revue, de Flierefluiters en Frits Schakels revue-operette maakten gebruik van de schouwburg van Kinsbergen.
De schouwburgtent van Kinsbergen had houten zijwanden en een houten dak met daaroverheen zeildoeken. Door het houtenplafond was de akoestiek in de tent goed en hadden spelers en bezoekers minder last van externe geluiden als regen en lawaai van de kermis, waar men de tent had opgezet. In de tent was plaats voor een paar honderd toeschouwers. Zoals al gezegd, de uitvalsbasis van Lion was Amsterdam, waar hij woonde op de Weesperzijde op nummer 6.
(klik op de onderstaande link om een indruk te krijgen van de schouwburgtent van Kinsbergen)
https://www.npostart.nl/WO_NTR_5973335
De Tweede Wereldoorlog betekenden voor rondreizende gezelschappen het einde, dus ook voor de “Grote Schouwburgloge van Kinsbergen”. Overleven werd het nieuwe devies. De familie Kinsbergen sloeg de Schouwburgloge op in Purmerend. Na de oorlog verkocht de familie de tent aan de Gemeente Purmerend, zodat er een noodschooltje in ondergebracht kon worden.
Lion van Kinsbergen heeft zelf niet veel van de oorlog meegemaakt. Hij overleed op 74-jarige leeftijd op 19 februari 1941. Hij was al geruime tijd ziek. Na het overlijden van haar echtgenoot trok Judith Kinsbergen-Baruch in bij haar dochter en schoonzoon, Daaf Wins, op het Waterlooplein. Ondanks het feit, dat ze een tijdlang “gesperrt” was omdat haar naam aanvankelijk voorkwam op de zgn. Callmeyer-lijst, ontkwam Judith niet aan deportatie. Op 22 februari 1944 kwam ze aan in Kamp Westerbork, waar ze onderdak vond in barak 67. Ruim een week later, nl. op 3 maart 1944, ging ze op transport naar Auschwitz, waar ze op 6 maart 1944, direct na aankomst, werd vergast. Judith is 74 jaar oud geworden.
Na de oorlog heeft Circus Kinsbergen het nog een tijdje volgehouden als kleincircus. Maar al gauw bleek dat geen haalbare kaart en kwam er na 180 jaar een einde aan Circus Kinsbergen.
Tiel, 8 februari 2022
Geen opmerkingen:
Een reactie posten