Thomas Pedel, een roemruchte VOC-kapitein
In Batavia vond op 22 juli 1706 het huwelijk plaats van Nicolaes van Haeften (1682-1724) en Sara Pedel (1689-1751). Daarmee was de verbinding tussen de families Van Haeften en Pedel een feit. Nicolaes was de eerste van de familie Van Haeften, die zijn geluk in Ned.-Indië ging beproeven. Als vertegenwoordiger van zijn familie was Thomas Pedel de Van Haeftens voorgegaan het geluk te zoeken in het verre Oosten.
De grootvader van Sara Pedel was Thomas Pedel, die waarschijnlijk in 1610 in Utrecht werd geboren. Over de afkomst van Thomas heerst onduidelijkheid en dat heeft vooral te maken met de onzekerheid over de herkomst van zijn achternaam Pedel.
Er doet een theorie de ronde, dat Pedel een verschrijving is van de achternaam “Dedel”. De stamvader van de familie Dedel was Joost Willem Joostensz Dedel, die burgemeester was van Leiden. Diens zoon, Willem Joosten, die leefde van 1552 tot 1641, was brouwer te Delft en in 1602 een van de oprichters van de Kamer van Delft van de VOC. Een van de negen kinderen van Willem Joosten was zijn zoon Jacob Dedel. Deze Jacob werd in 1621 als admiraal een medewerker in Jarkarta van Jan Pietersz. Coen genoemd. De eerder genoemde Thomas Pedel zou een zoon zijn van deze Jacob Dedel na de verschrijving van de achternaam. Deze theorie roept enige vragen op, zoals wie was de moeder dan van Thomas Pedel en kan zijn geboorteplaats wel Utrecht zijn, terwijl zijn vader, als Raad van Indië, nog in 1619 meevoer met een vloot onder leiding van Frederik de Houtman (1571-1627) om de kusten van Australië te ontdekken. Het ontdekte land kreeg zelfs zijn naam en werd Dedelsland genoemd, dat later meestal d'Edelsland heette.
Een andere theorie wil, dat Pedel een verbastering is van de Engelse naam “Podell”, die zoveel betekende als zoon van Philip. In de Gerechtsdagboeken van de stad Leiden kwam in 1614 een verzoek voor van een groep komedianten, die om toestemming vroegen om in de stad te mogen spelen. De groep komedianten stond onder leiding van de Engelsman Willem Podell, die het verzoek aan het gerecht van Leiden ondertekende als Willem Pedel. Deze Willem Pedel zou dan een voorvader (vader of grootvader?) van Thomas Pedel kunnen zijn.
Jammer genoeg ontbreekt voor beide theorieën het harde bewijs. Het blijft dus gissen van wie Thomas Pedel in werkelijkheid afstamde.
Formosa in de 17e eeuw |
De eerste vermelding van Thomas Pedel in Ned.-Indië stamde van 1625, toen hij als soldaat aankwam op Formosa, het huidige Taiwan, dat toen niet tot het Chinese Keizerrijk behoorde. Hij bleek een goed en dapper soldaat, want in 1627 volgde hij als adelborst de officiersopleiding op Formosa. Nog in hetzelfde jaar kreeg hij de aanstelling als korporaal.
Korte tijd daarna keerde hij terug naar zijn uitvalsbasis Batavia om daar op 29 mei 1633 in het huwelijk te treden met de van oorsprong Engelse Francina Cunningham. Francina was geboren in Siam (tegenwoordig Thailand) in 1617. Toen ze trouwde was ze dus nog maar 17 jaar. Haar vader was Willem Cunningham en haar moeder was een onbekende inheemse vrouw. Vader Willem keerde in 1623 terug naar Nederland naar Veere, terwijl Francina en haar moeder in Indië achterbleven. Francina is in Batavia verschillende malen getuige geweest bij de doop van kinderen van familie of vrienden.
Na hun huwelijk vestigden Thomas en Francina zich op Formosa, waar Thomas zijn werk had als verdediger van Fort Zeelandia en de overige handelsposten. In 1653 werd in Taijonan op Formosa hun zoon Jacobus geboren, de latere, schatrijke schoonvader van de hiervoor genoemde Nicolaes van Haeften.
In 1642 was Thomas luitenant in Tamsuy, een nieuwe, dat jaar geopende, Nederlandse handelspost in het Noorden van Formosa, niet ver ten noorden van Taipei. In 1644 keerde hij voor een tijd weer terug in Batavia. Het jaar daarop was hij kapitein van de VOC-troepen op Banda (Molukken) en in 1646 keerde hij terug naar vrouw en kind op Formosa. Zijn militaire carrière ging nog steeds crescendo.
Fort Zeelandia in 1669 |
Het Nederlandse deel van Formosa groeide rond 1650 uit tot een bloeiende handelspost van de VOC, terwijl op het vaste land van China een burgeroorlog gaande was. Daardoor kwamen er steeds meer Chinezen naar Formosa. Aanvankelijk buitte de VOC hen enorm uit. De Chinese boeren kwamen daartegen in opstand in 1652. Deze opstand sloeg de VOC met harde hand neer, waarna het weer even rustig werd op het eiland.
De van oorsprong Zweedse Gouverneur Frederick Coyett (1615-1687) had intussen het bestuur van de VOC in Batavia al verschillende malen gewaarschuwd voor de Chinese opstandeling Tsjeng Tsjeng-kung alias Koxinga, die van het vaste land wilde vluchten.
Koxinga (1624-1662) |
Eind maart 1661 verscheen Koxinga met zo’n 400 tot 1000 jonken en 25.000 soldaten bij Fort Zeelandia. Koxinga bood Coyett nog aan Formosa vreedzaam te verlaten, maar daar hadden Coyett en zijn raadgevers geen oren naar, waarop Koxinga en zijn mannen begin mei Formosa bezetten en Fort Zeelandia omsingelden. Met een bezetting van ruim 1100 manschappen en kleine voorraden graan, water en munitie, vormden de Hollanders geen partij voor Koxinga. Ook niet toen in augustus nog tien schepen en 700 manschappen uit Batavia bij Fort Zeelandia aankwamen om de troepen op het fort te helpen. Vijf van deze schepen gingen verloren en Koxinga liet de gevangen genomen bemanningen ombrengen.
Het zwakke punt in de verdediging van Fort Zeelandia was het feit, dat het onderaan een heuvel lag. Toen Koxinga het hoger gelegen steunpunt Utrecht had ingenomen, kon hij het fort makkelijk van daaruit bombarderen. Met 28 kanonnen wist hij een bres te schieten in de muren van het fort, waar velen al omgekomen waren door waterzucht, scheurbuik en buikloop. De kerk en de pakhuizen lagen vol zieken en gewonden. Op 10 februari 1662 zag Coyett zich genoodzaakt zich over te geven. De nog levende personen in het fort kregen van Koxinga een vrijgeleide. Ze mochten zelfs hun persoonlijke eigendommen meenemen. Hun handelsgoederen ter waarde van fl. 471.500 daarentegen nam Koxinga in beslag. Zo’n 20 mannen moesten als gijzelaar achterblijven en werden pas in 1684 vrijgelaten. Vier maanden na zijn verovering van Formosa bezweek Koxinga aan malaria.
Bij zijn aankomst in Batavia werd Coyett direct gearresteerd. Voor het verlies van Formosa en van 1600 man werd hij beschuldigd van hoogverraad en ter dood veroordeeld. Tot uitvoering van het vonnis kwam het niet, Coyett werd voor de rest van zijn leven verbannen naar Banda. In 1674 werd hij vrijgelaten, maar moest beloven de Republiek te zullen verlaten en nooit iets te vertellen over hetgeen zich op en rond Fort Zeelandia had afgespeeld. Hij was waarschijnlijk wel degene, die in 1675 onder pseudoniem het boek " 't Verwaerloosde Formosa, of Waerachtig verhael, hoedanigh door verwaerloosinge der Nederlanders in Oost-Indien, het eylant Formosa, van den Chinesen Mandorijn, ende zeeroover Coxinja, overrompelt, vermeestert, ende ontweldight is geworden" publiceerde.
Overgave van Fort Zeelandia |
Francina Cunningham overleed op 21 december 1659 op Formosa. Haar echtgenoot Thomas Pedel sneuvelde, dapper strijdend, tijdens de aanval van Koxinga op Fort Zeelandia.
Het lijkt aannemelijk, dat Thomas Pedel, na het overlijden van zijn vrouw Francina Cunningham, zijn zes jaar oude zoon Jacobus teruggestuurd heeft naar Batavia, waar het veilig was. Jacobus bracht het tot koopman en schepen van Batavia. In april 1700 overleed hij op 47-jarige leeftijd.
Tiel, 25 februari 2022
Geen opmerkingen:
Een reactie posten