Schooltoneel
Mijn vader is er altijd net zo
trots op geweest, dat hij op de Rijks HBS in Amersfoort gezeten had als ik ben
op het feit, dat ik leerling ben geweest op het Ignatiuscollege in Amsterdam.
Nadat hij de MULO succesvol had afgesloten ging mijn vader in september 1938
naar de Rijks Hogere Burger School aan het Thorbeckeplein in Amersfoort om de
B-opleiding te volgen. Hij stroomde in in het derde leerjaar. Zonder problemen doorliep hij de volgende
leerjaren. Aan het einde van schooljaar 1940-1941 slaagde hij met een
gemiddelde van 7,7 voor zijn eindexamen, met als hoogste cijfer een tien voor
Nederlandse taal en letterkunde en als laagste cijfer een vijf voor
stereometrie en beschrijvende meetkunde.
Eindlijst HBS b.
|
Mijn vader heeft zijn band met de
school lang gekoesterd. In de eerste acht jaren na de oorlog ging al zijn vrije
tijd op aan zijn grote passie: het regisseren van een amateurtoneelgezelschap. Voor
vier à vijf voorstellingen per jaar draaide hij zijn hand niet om. De appel was
niet ver van de boom gevallen, ook zijn vader was daarvan bezeten. Met zijn
vele werk als regisseur haalde mijn vader een behoorlijke aanvulling op zijn
salaris bij de krant binnen, al heeft hij ook wel geregisseerd met alleen een
vergoeding voor gemaakte reiskosten.
In april 1947 bestond de Rijks
HBS in Amersfoort 75 jaar. Op de reünie ter gelegenheid daarvan op zaterdag 12
april verzamelden zich bijna 600 oud-leerlingen in het schoolgebouw. Daarna
trok het feestvierende gezelschap vlaggend naar de St. Joriskerk, waar een
herdenkingsplechtigheid werd gehouden.
Mijn vader als jonge
regisseur
|
’s Avonds voerden leerlingen en
oud-leerlingen in zaal Amicitia het toneelstuk ‘Het huis boven de wolken’ op
van de Franse schrijver Jean Luchaire (1901-1946). Samen met J. Verhoeven vertaalde en bewerkte mijn vader het stuk uit
1937. Hij deed ook de regie. Op 14 april liet het Dagblad voor Amersfoort
weten:
“Het stuk werd uitstekend gespeeld en de
amateurs ontvingen dan ook een welverdiend applaus. De heer en mevrouw
Verhoeven en de regisseur Alb. Welling, wien geen moeite te veel was
het spel te doen slagen, ontvingen bloemen.”
Alcestis Droom
In april 1948 stond mijn vader
met de toneelgroep van zijn oude school weer op de planken in Amicitia, nu met
het stuk ‘Alcestis Droom’ van de Franse schrijver Jean Berthet (1911-2002). Het stuk, een persiflage op Euripides (480-406
v. Chr.), is een parodie op alles wat
door de Griekse mythologie tot waardigheid en bovenmenselijkheid werd verheven.
In een recensie schreef het Dagblad voor Amersfoort:
“Sinds enige tijd profiteren de HBS
tonelisten van de veelzijdige begaafdheid van regisseurauteur Alb. Welling, die zijn standpunt: ‘Geef de
jeugd wat haar toekomt’, niet verloochent.”
De krant besloot de recensie met:
“Over het geheel genomen een verrassend
goede voorstelling, die betere indrukken zal nalaten dan het spel van vorig
jaar. De zaal was goed gevuld en aan applaus ontbrak het de spelersgroep niet.”
Het jaar daarop speelde de
toneelgroep van de Rijks HBS weer in Amicitia onder regie van mijn vader. Uitgevoerd
werd ‘De Spooktrein’, een thriller in
drie bedrijven van de Engelse schrijver Arnold Ridley (1896-1984). Mijn vader schreef voor het
programmaboekje een toelichting, zoals hij vaker deed. Het Dagblad voor
Amersfoort deed verslag van de voorstelling:
“De
zaal van Amicitia was vol en de aanwezigen hebben genoten, want daar klonken de
griezelige geluiden in die oude wachtkamer en daar speelde zich het ijselijke
avontuur af. Het was een regenachtige avond en het stormde, een rode lamp werd
gezwaaid en de spooktrein raasde langs.”
Mijn vader had zijn schoonouders voor
de voorstelling uitgenodigd. Zij vonden ‘De Spooktrein’ ‘een erg mooi stuk’, zo schreef mijn oma aan haar zonen in
voormalig Ned.-Indië.
Affiche van de
Spooktrein
|
De Utrechtse toneelgroep “Wijk C
op de Planken” speelde ‘De Getemde Feeks’ van W. Shakespeare onder regie van mijn vader op 9, 10, 11 en 12
juni 1949 in de Stadsschouwburg van Utrecht
Mijn vader en Jan Derks, zijn chef bij dagblad “De Tijd”, hadden het
stuk bewerkt. Het Utrechts Nieuwsblad van 24 mei 1949 noemde vooraf het stuk ‘een experiment, dat de aandacht verdient’,
omdat het volkstoneel “Wijk C op de Planken”, versterkt met enkele spelers van “Die
Waghespelers” van studentenvereniging “Veritas” het aandurfde om Shakespeare over het voetlicht te brengen. De krant
schreef:
“Eenvoudiger
en geserreerder taal was nodig om het stuk aan te passen aan de door dit
experiment vereiste omstandigheden. Hiertoe hebben mr. Jan Derks en Albert Welling Shakespeares stuk bewerkt. Zij hebben ervoor gewaakt geen enkel Shakespeariaans
element aan de nieuwe vertaling te onttrekken. Voorts is hun bewerking
aangepast aan de eenvoudiger zeggingswijze van deze tijd.”
Het leek er bijna op of de hele redactie van De Tijd was betrokken
bij deze uitvoering van ‘De Getemde Feeks’, nu de muziek bij het stuk
gecomponeerd was door Herman Hofhuizen, een collega van mijn vader.
Affiche van De
getemde Feeks
|
De keuze voor het stuk werd in
het programmaboekje als volgt verantwoord:
“De
bewerkers hebben overigens omtrent “volkstoneel” de overtuiging, dat het
daarbij niet te doen is om een vorm van exclusiviteit, maar juist om het zeer
algemeen menselijke. Wat de volksbuurt aan exclusiefs biedt, is zelden de
moeite waard. Maar wat die buurt bewaard heeft aan zogenaamd gezond
boerenverstand en aan spontaan reagerend, natuurlijk gevoel, dat is het,
waarvoor die buurt terecht onze aandacht opeist. In Shakespeare’s Getemde Feeks is haast ieder gezegde van
dat gezond boerenverstand of dat spontane natuurlijke gevoel overstromend.”
In de bewerking van mijn vader en
Jan Derks speelde het stuk zich af in een Utrechtse
volkswijk ten tijde van de Gouden Eeuw. In de wijk woonde de rijke, dikke
koopman Pieter Bol, die twee dochters had. De
mooie Annetje en de helleveeg Katrien. Omdat pa het zo wilde kreeg Annetje de
opdracht Katrien aan de man te brengen. Het is uiteindelijk de Rotterdamse
koopman Jacob Oostendorp die de feeks weet te temmen tot een lief,
zacht en volgzaam persoon.
Toen Koningin Juliana en Prins Bernhard op 16 juni 1949 een officieel bezoek brachten
aan Utrecht, deden zij ook Wijk C aan, zo berichtte het Utrechts Nieuwsblad:
“Immers
de verknochtheid van deze buurt aan het Huis van Oranje was alom bekend. Op het
met duizenden mensen gevulde plein voor de Jacobikerk hield de Koninklijke
stoet halt voor een ‘pittoresk intermezzo’.”
Het intermezzo bestond uit de
opvoering in de openlucht van het vierde bedrijf van ‘De Getemde Feeks’. Het koninklijk
paar volgde de opvoering vanuit de auto. Op uitdrukkelijk verzoek van de
koningin werd na afloop hoofdrolspeelster Riet Broekman aan Koningin en Prins voorgesteld, zo is te
lezen in de Kroniek Wijk C van het Volksbuurtmuseum in Utrecht:
“Dezelfde
eer viel ook pater S. van Nuenen en
regisseur A. Welling ten deel. (…) Daarna vertrok het
koninklijk paar uit Wijk C na een kort doch boeiend onderhoud.”
Voorstellen aan Koningin Juliana, helemaal
rechts Albert Welling
Met de koninklijke belangstelling
voor ‘De Getemde Feeks’ was het succes
van het stuk nog niet afgelopen. Er volgden nog twee opvoeringen. Onder
auspiciën van de VVV in Zeist voerde Wijk C op de planken het stuk nog een keer
op als openluchttheater: op 29 augustus in de slottuin van Kasteel Zeist. Zoals
bij elke aankondiging van het stuk lag de nadruk op het uitdagende refrein van
het lied ‘Ik ben een feeks’:
“Ik
ben een feeks, maar wat bent u?
U
oordeelt mij. Wie oordeelt u?
Ben
ik geen vrouw? Wat ben ik dan?
U
zegt het maar! Alleen…geen man!
Een
man mag wel geen feeks dan zijn,
Maar
wat is erger; feeks of zwijn?”
Ook nog in 1950 speelde de
toneelgroep van de Rijks HBS onder regie van mijn vader ‘De getemde Feeks’ in
Amicitia in Amersfoort. J. Verhoeven schreef daarover op de website RV HBS MMS
Amersfoort in het hoofdstuk Schooltoneel:
“Waar is jet Sier, dochter van de gerant van de
Stationsrestauratie, die ons een prachtig bruiloftsmaal leverde: schotels van
stijfsel met kippenbouten, voor de opvoering van Shakespeare’s Getemde Feeks in
1950?"
Verhoeven vertelde, dat vlak na
de oorlog de eerste toneelvoorstellingen op de Rijks HBS enorme inspanningen
kostten. Er was nauwelijks geld voor decors en kostuums. De zaal van Amicitia
werd omgebouwd tot filmzaal. Toch lukte het de groep een aantal goede toneelstukken
over het voetlicht te brengen.
De voorbereiding kostte vaak
nachtelijke uren. De toenmalige directeur van de HBS werd eens uit zijn bed
gebeld door de burgemeester van Amersfoort, omdat er nog licht brandde in de
school: de toneelgroep was nog aan het repeteren of er werd nog een decorstuk
geschilderd.
Verhoeven sloot zijn verhaal af
met:
“Zonder de bruisende energie van Albert Welling, oud
leerling van onze school, zou dit alles niet te realiseren zijn geweest. Als
medewerker van De Tijd wist hij blijkbaar veel tijd te vinden om die aan dit
werk te geven. De jonge spelers kropen in hun rollen. Zij werden voor enige
tijd Pernette of Marianne of Francine”.
Tiel, 07-05-2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten