Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

zondag 7 mei 2017

Genealogisch blog 190



Schooltoneel

Mijn vader is er altijd net zo trots op geweest, dat hij op de Rijks HBS in Amersfoort gezeten had als ik ben op het feit, dat ik leerling ben geweest op het Ignatiuscollege in Amsterdam. Nadat hij de MULO succesvol had afgesloten ging mijn vader in september 1938 naar de Rijks Hogere Burger School aan het Thorbeckeplein in Amersfoort om de B-opleiding te volgen. Hij stroomde in in het derde leerjaar.  Zonder problemen doorliep hij de volgende leerjaren. Aan het einde van schooljaar 1940-1941 slaagde hij met een gemiddelde van 7,7 voor zijn eindexamen, met als hoogste cijfer een tien voor Nederlandse taal en letterkunde en als laagste cijfer een vijf voor stereometrie en beschrijvende meetkunde. 

Albert Welling
Eindlijst HBS b.

Mijn vader heeft zijn band met de school lang gekoesterd. In de eerste acht jaren na de oorlog ging al zijn vrije tijd op aan zijn grote passie: het regisseren van een amateurtoneelgezelschap. Voor vier à vijf voorstellingen per jaar draaide hij zijn hand niet om. De appel was niet ver van de boom gevallen, ook zijn vader was daarvan bezeten. Met zijn vele werk als regisseur haalde mijn vader een behoorlijke aanvulling op zijn salaris bij de krant binnen, al heeft hij ook wel geregisseerd met alleen een vergoeding voor gemaakte reiskosten.
In april 1947 bestond de Rijks HBS in Amersfoort 75 jaar. Op de reünie ter gelegenheid daarvan op zaterdag 12 april verzamelden zich bijna 600 oud-leerlingen in het schoolgebouw. Daarna trok het feestvierende gezelschap vlaggend naar de St. Joriskerk, waar een herdenkingsplechtigheid werd gehouden.

Albert Welling
Mijn vader als jonge regisseur

’s Avonds voerden leerlingen en oud-leerlingen in zaal Amicitia het toneelstuk ‘Het huis boven de wolken’ op van de Franse schrijver Jean Luchaire (1901-1946). Samen met J. Verhoeven vertaalde en bewerkte mijn vader het stuk uit 1937. Hij deed ook de regie. Op 14 april liet het Dagblad voor Amersfoort weten:

“Het stuk werd uitstekend gespeeld en de amateurs ontvingen dan ook een welverdiend applaus. De heer en mevrouw Verhoeven en de regisseur Alb. Welling, wien geen moeite te veel was het spel te doen slagen, ontvingen bloemen.”
Albert Welling
 Alcestis Droom

In april 1948 stond mijn vader met de toneelgroep van zijn oude school weer op de planken in Amicitia, nu met het stuk ‘Alcestis Droom’ van de Franse schrijver Jean Berthet (1911-2002). Het stuk, een persiflage op Euripides (480-406 v. Chr.), is een parodie op alles wat door de Griekse mythologie tot waardigheid en bovenmenselijkheid werd verheven. In een recensie schreef het Dagblad voor Amersfoort: 

“Sinds enige tijd profiteren de HBS tonelisten van de veelzijdige begaafdheid van regisseurauteur Alb. Welling, die zijn standpunt: ‘Geef de jeugd wat haar toekomt’, niet verloochent.”
De krant besloot de recensie met:

 “Over het geheel genomen een verrassend goede voorstelling, die betere indrukken zal nalaten dan het spel van vorig jaar. De zaal was goed gevuld en aan applaus ontbrak het de spelersgroep niet.”
Het jaar daarop speelde de toneelgroep van de Rijks HBS weer in Amicitia onder regie van mijn vader. Uitgevoerd werd  ‘De Spooktrein’, een thriller in drie bedrijven van de Engelse schrijver Arnold Ridley (1896-1984). Mijn vader schreef voor het programmaboekje een toelichting, zoals hij vaker deed. Het Dagblad voor Amersfoort deed verslag van de voorstelling:

“De zaal van Amicitia was vol en de aanwezigen hebben genoten, want daar klonken de griezelige geluiden in die oude wachtkamer en daar speelde zich het ijselijke avontuur af. Het was een regenachtige avond en het stormde, een rode lamp werd gezwaaid en de spooktrein raasde langs.”
Mijn vader had zijn schoonouders voor de voorstelling uitgenodigd. Zij vonden ‘De Spooktrein’ ‘een erg mooi stuk’, zo schreef mijn oma aan haar zonen in voormalig Ned.-Indië.

Affiche van de Spooktrein
Affiche van de Spooktrein
De Utrechtse toneelgroep “Wijk C op de Planken” speelde ‘De Getemde Feeks’ van W. Shakespeare onder regie van mijn vader op 9, 10, 11 en 12 juni 1949 in de Stadsschouwburg van Utrecht  Mijn vader en Jan Derks, zijn chef bij dagblad “De Tijd”, hadden het stuk bewerkt. Het Utrechts Nieuwsblad van 24 mei 1949 noemde vooraf het stuk ‘een experiment, dat de aandacht verdient’, omdat het volkstoneel “Wijk C op de Planken”, versterkt met enkele spelers van “Die Waghespelers” van studentenvereniging “Veritas” het aandurfde om Shakespeare over het voetlicht te brengen. De krant schreef:

“Eenvoudiger en geserreerder taal was nodig om het stuk aan te passen aan de door dit experiment vereiste omstandigheden. Hiertoe hebben mr. Jan Derks en Albert Welling Shakespeares stuk bewerkt. Zij hebben ervoor gewaakt geen enkel Shakespeariaans element aan de nieuwe vertaling te onttrekken. Voorts is hun bewerking aangepast aan de eenvoudiger zeggingswijze van deze tijd.”
Het leek er bijna op of de hele redactie van De Tijd was betrokken bij deze uitvoering van ‘De Getemde Feeks’, nu de muziek bij het stuk gecomponeerd was door Herman Hofhuizen, een collega van mijn vader. 

Albert Welling
Affiche van De getemde Feeks

De keuze voor het stuk werd in het programmaboekje als volgt verantwoord:

“De bewerkers hebben overigens omtrent “volkstoneel” de overtuiging, dat het daarbij niet te doen is om een vorm van exclusiviteit, maar juist om het zeer algemeen menselijke. Wat de volksbuurt aan exclusiefs biedt, is zelden de moeite waard. Maar wat die buurt bewaard heeft aan zogenaamd gezond boerenverstand en aan spontaan reagerend, natuurlijk gevoel, dat is het, waarvoor die buurt terecht onze aandacht opeist. In Shakespeare’s Getemde Feeks is haast ieder gezegde van dat gezond boerenverstand of dat spontane natuurlijke gevoel overstromend.”
In de bewerking van mijn vader en Jan Derks speelde het stuk zich af in een Utrechtse volkswijk ten tijde van de Gouden Eeuw. In de wijk woonde de rijke, dikke koopman Pieter Bol, die twee dochters had. De mooie Annetje en de helleveeg Katrien. Omdat pa het zo wilde kreeg Annetje de opdracht Katrien aan de man te brengen. Het is uiteindelijk de Rotterdamse koopman Jacob Oostendorp die de feeks weet te temmen tot een lief, zacht en volgzaam persoon.
Toen Koningin Juliana en Prins Bernhard op 16 juni 1949 een officieel bezoek brachten aan Utrecht, deden zij ook Wijk C aan, zo berichtte het Utrechts Nieuwsblad: 

“Immers de verknochtheid van deze buurt aan het Huis van Oranje was alom bekend. Op het met duizenden mensen gevulde plein voor de Jacobikerk hield de Koninklijke stoet halt voor een ‘pittoresk intermezzo’.”
Het intermezzo bestond uit de opvoering in de openlucht van het vierde bedrijf van ‘De Getemde Feeks’. Het koninklijk paar volgde de opvoering vanuit de auto. Op uitdrukkelijk verzoek van de koningin werd na afloop hoofdrolspeelster Riet Broekman aan Koningin en Prins voorgesteld, zo is te lezen in de Kroniek Wijk C van het Volksbuurtmuseum in Utrecht:

“Dezelfde eer viel ook pater S. van Nuenen en regisseur A. Welling ten deel. (…) Daarna vertrok het koninklijk paar uit Wijk C na een kort doch boeiend onderhoud.”

 Albert Welling
 Voorstellen aan Koningin Juliana, helemaal rechts Albert Welling

Met de koninklijke belangstelling voor ‘De Getemde Feeks’  was het succes van het stuk nog niet afgelopen. Er volgden nog twee opvoeringen. Onder auspiciën van de VVV in Zeist voerde Wijk C op de planken het stuk nog een keer op als openluchttheater: op 29 augustus in de slottuin van Kasteel Zeist. Zoals bij elke aankondiging van het stuk lag de nadruk op het uitdagende refrein van het lied ‘Ik ben een feeks’:

“Ik ben een feeks, maar wat bent u?
U oordeelt mij. Wie oordeelt u?
Ben ik geen vrouw? Wat ben ik dan?
U zegt het maar! Alleen…geen man!
Een man mag wel geen feeks dan zijn,
Maar wat is erger; feeks of zwijn?”

Ook nog in 1950 speelde de toneelgroep van de Rijks HBS onder regie van mijn vader ‘De getemde Feeks’ in Amicitia in Amersfoort. J. Verhoeven schreef daarover op de website RV HBS MMS Amersfoort in het hoofdstuk Schooltoneel:
 
“Waar is jet Sier, dochter van de gerant van de Stationsrestauratie, die ons een prachtig bruiloftsmaal leverde: schotels van stijfsel met kippenbouten, voor de opvoering van Shakespeare’s Getemde Feeks in 1950?"

Verhoeven vertelde, dat vlak na de oorlog de eerste toneelvoorstellingen op de Rijks HBS enorme inspanningen kostten. Er was nauwelijks geld voor decors en kostuums. De zaal van Amicitia werd omgebouwd tot filmzaal. Toch lukte het de groep een aantal goede toneelstukken over het voetlicht te brengen.
De voorbereiding kostte vaak nachtelijke uren. De toenmalige directeur van de HBS werd eens uit zijn bed gebeld door de burgemeester van Amersfoort, omdat er nog licht brandde in de school: de toneelgroep was nog aan het repeteren of er werd nog een decorstuk geschilderd.
Verhoeven sloot zijn verhaal af met:

“Zonder de bruisende energie van Albert Welling, oud leerling van onze school, zou dit alles niet te realiseren zijn geweest. Als medewerker van De Tijd wist hij blijkbaar veel tijd te vinden om die aan dit werk te geven. De jonge spelers kropen in hun rollen. Zij werden voor enige tijd Pernette of Marianne of Francine”.


Tiel, 07-05-2017



Geen opmerkingen:

Een reactie posten