Meester-pruikenmaker
Tot mei 1770 had
meester-pruikenmaker Dirck Welling, zijn zaak aan de Havik in Amersfoort, op de
hoek naar de Bloemendalse Binnenpoort. Dit huis en het huis ernaast waren eigendom
van zijn schoonvader Willem Botter en diens kinderen Abraham, Dircks vrouw
Alijda en dochter Petronella. De familie Botter besloot in 1770 beide huizen te
verkopen, het eerste aan Maria van Kalken voor fl. 560,00, het tweede aan
meester-metselaar Godert van Lokhorst voor een onbekend bedrag.
Tussen deze beide huizen lag nog
een zgn. tussenhuis, dat ook aan de Botters c.s toebehoorde. Het transport van
het laatste huis vond plaats met het recht om ten allen tijde in het tussenhuis,
tussen dit getransporteerde huis en het huis daarnaast op Havik gelegen, dat
eveneens aan de verkopers toebehoorde, tegen de muur een loden pomp te mogen
zetten en met de loden pijp daarvan water in de put van het huis daarnaast te af
te voeren. De koopster moest ter weerszijden van de loden pomp een muur in het
tussenhuis zetten, maar moest onder de gootsteen een waterlozing voor het
tussenhuis behouden. Wat de koopster voor het plaatsen van de pomp moest afbreken,
diende zij alleen en op haar kosten laten maken. De put zou gemeen zijn en zou door
beide eigenaren onderhouden worden, evenals de goot in het tussenhuis.
Havik-Bloemendalsepoort,
1649, kaart J. Blaeu
|
Dirck Welling verhuisde met zijn
gezin naar een huurwoning/winkel aan de Hof of Korenmarkt. In dat pand kon hij
zijn zaak voeren tot 1782, toen Leonard de Heer, de executeur testamentair van voormalig
eigenaar Pieter van Raalt, het huis verkocht aan de dames Agnes en Johanna de
Geus. Een jaar later was Dirck in staat zelf een ander onderkomen te kopen, de
zaken gingen blijkbaar goed, het was de pruikentijd. Op 27 juni 1783 kocht Dirck
van Margaretha Rippering, de weduwe en erfgename van Evert Struivenberg
Hendriksz, een winkelhuis met bijbehorende grond aan de westzijde van de Hof,
op de hoek van de Krommestraat.
Westzijde van de Hof,
geheel links loopt de Krommestraat
|
Blijkens de belastingkohier van
Amersfoort betaalde Dirck, zoals hij beloofd had, op 3 augustus 1793 de laatste
van twee termijnen van de Liberale Gift van 2%, ook genaamd de 50ste
penning, op zijn vermogen groter dan fl. 2000,00. Dirck en zijn vrouw hadden
het niet slecht! Het stond de belastingbetaler vrij om meer dan 2% op zijn
vermogen boven fl. 2000,00 te betalen, vandaar de naam Liberale Gift. Uit de
belastingkohier valt tevens op te maken, dat twee van de vijf kinderen van
Dirck toen in 1793 nog thuis woonden.
Dirck Welling werd in januari
1731 geboren als tweede zoon uit het eerste huwelijk van Jacobus Welling (†1764) en Aleijda Dirix, die voor
1744 is overleden. In dat jaar hertrouwde Jacobus met Margaretha van Cousine,
bij wie hij nog drie kinderen verwekte. De kleine Dirck werd ten doop gehouden
door zijn grootmoeder Cornelia Dirix op 5 januari 1731 in de St. Franciscus
Xaveriuskerk op ’t Zand. Hij kreeg de doopnaam Theodorus.
Huwelijksinschrijving
Dirck Welling en Aleijda Botter
|
Toen hij 27 jaar oud was trad
Dirck in het huwelijk met de 30-jarige Aleijda Botter, de dochter van Willem
Botter en Maria van Struijvenberg. Gerechtelijk werd het huwelijk geregistreerd
op 12 mei 1758. De kerkelijke inzegening vond plaats op 16 mei 1758, nadat zij
op 28 april in ondertrouw waren gegaan en hun voorgenomen huwelijk drie keer
was afgekondigd zoals te doen gebruikelijk. Zowel Dirck als Aleijda lieten zich
bij de voltrekking van hun huwelijk in
de kerk op ’t Zand bijstaan door hun vaders.
Aleijda Botter was eind 1726
geboren, zij werd gedoopt op ’t Zand op 1 januari 1727. Aleijda ontpopte zich
als een echt familiemens, ze was getuige bij het huwelijk van haar schoonzus en
diverse malen hield ze nieuwe loten aan de Wellingenstam ten doop. Dirck en
Aleijda kregen vijf kinderen. Hun oudste was dochter Aleijda die op 12 maart
1759 werd gedoopt. Aleijda bleef haar hele leven ongehuwd en overleed op 26
april 1836 in haar huis op de Kampstraat nr. 253.
Tweede dochter Maria werd op 20
oktober 1760 gedoopt. Zij werd namens haar moeder ten doop gehouden door haar
oma van moederszijde. Maria trok naar Amsterdam, waar zij op 29 april 1794
trouwde met Casper Westendorp. Het paar kreeg drie kinderen.
Ook derde dochter Margaretha, die
op 29 oktober 1762 was gedoopt, ging naar Amsterdam. Zij trad daar in het
huwelijk met Ferdinand Klumper op 8 april 1791. Dit stel kreeg zes kinderen.
Het vierde kind van Dick en
Aleijda was een zoon, die bij zijn doop op 26 april 1765 de naam Willem kreeg.
Van Willem is niet meer bekend dan dat hij op 25 maart 1811 in Amersfoort
overleed. Het jongste kind was zoon Jacobus Wilhelmus (Jacobus), die gedoopt
werd op 23 juli 1766. Zijn tante Gijsberta Welling hield hem ten doop. Jacobus
koos, net als zijn vader, voor het vak van pruikenmaker. Hij huwde op 12
oktober 1804 met de niet katholieke, gereformeerde Wilhelmina Catharina
(Willemijntje) Craan, die toen 37 jaar oud was. Jacobus overleed op 11 april
1821 en Willemijntje op 31 juli 1825. Het stel kreeg twee kinderen, zoon Dirk
en dochter Alijda. Het voortbestaan van deze tak van de familie Welling dreigde
even in gevaar te komen, zeker toen laatstgenoemde Dirk (1799-1834) slechts één
levend kind verwekte, Jacobus (1824-1894). Deze Jacobus, echter, zorgde met 11
kinderen ervoor, dat sindsdien vele tientallen Wellingen in Amersfoort woonden
tot in de eerste helft van de 20ste eeuw.
Uittreksel
Overlijdensregister Jacobus Welling 1821
|
Dirck Welling overleed op 18
december 1804. Hij was toen 73 jaar oud. Hij is na vier dagen begraven in de
St. Joriskerk in Amersfoort, waar drie maanden later ook zijn vrouw Aleijda
Botter haar laatste rustplaats vond. Als nalatenschap voor de kinderen
resteerde het winkelhuis aan de westzijde van de Hof.
Tiel, 7 juli 2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten