Tweede Politionele Actie
Op zondag 12 december 1948 kregen de manschappen van de Ost. Cie. 4-6, waartoe ook mijn
oom Frans Bosman behoorde, na de kerkdienst te horen, dat ze zich met volle
bepakking gereed moesten maken voor een grootscheepse oefening. Al gauw hadden
de manschappen door, dat het niet om zo maar een oefening ging.
De Tweede Politionele Actie begon officieel op 19 december
1948. Op Midden Java heette de actie ‘Operatie Kraai’ en duurde tot 5 januari
1948. De weinig gemotiveerde soldaten kregen niet te horen waarom men voor de
actie de naam “Kraai” had gekozen. Voor de soldaten stond echter vast, dat met
“Kraai” Soekarno (1901-19070) werd
bedoeld, de president van de Republik Indonesia.
Soekarno
|
De onderhandelingen tussen Nederland en de Republik
Indonesia waren vastgelopen. De Republiek kreeg steeds meer internationaal
aanzien en – na het neerslaan van een communistische opstand in Badiung –
openlijke steun van de Verenigde Staten.
De drijvende kracht achter de Tweede Politionele Actie was
oud-premier en KVP’er Louis Beel (1902-1977), de Hoge Vertegenwoordiger
van de Kroon in Nederlands Indië. Beel vond dat de Republik Indonesia moest
verdwijnen, daarna zou dan de onafhankelijkheid van Indonesië met gematigde
krachten vorm gegeven kunnen worden. Om de Republik Indonesia te laten
verdwijnen moest Djokjarkarta, waar de regering van de Republiek zetelde,
ingenomen worden.
Louis Beel
|
De datum van 19 december was gekozen, omdat Beel en de zijnen verwachtten dat de regeringsvertegenwoordigers
van de Amerikanen en de Britten al met Kerstreces zouden zijn en de Nederlandse
Regering daardoor meer speelruimte zou hebben, voordat de internationale
kritiek zou losbarsten. Een naïeve misrekening
In “De Bokkenrijder” van januari 1949 beschreef W.
Paternotte het begin van de actie:
"Eindelijk zijn de ogen open gegaan en heeft men begrepen,
dat het zo niet langer kon; geen besprekingen meer, geen vergaderingen meer,
gehandeld moet er worden.
De lijn over! Nu zullen wij doorgaan; niet meer stoppen op
bevel van het buitenland, dat zijn politieke en economische belangen in de soep
gedraaid ziet. Het juk van dwang en willekeur is afgeworpen. Nederland heeft
het heft in eigen hand genomen; voorwaarts om voorgoed een einde te maken aan
deze chaos, recht te brengen, daar waar om het recht gelachen en gespot werd,
waar slechts onrecht hoogtij vierde.
Jongens, ver van huis en haard, van alle rangen en standen
zullen het brengen: “Vrede in Indonesië”.
De krijgshaftige woorden van Paternotte maken duidelijk, dat de Nederlandse militairen
blij waren, dat er tot actie werd overgegaan, maar ook hoezeer de soldaten
overtuigd waren van het Nederlandse gelijk, ze streden voor een rechtvaardige
zaak.
In een nawoord onderstreepte sergeant A. Camping de woorden van Paternotte nog eens. Tevens blikte hij, enigszins
sarcastisch, vooruit op de internationale reacties op de Tweede Politionele
Actie:
"Zal de wereld ons veroordeeld hebben bij monde van de zo
uiterst deskundig en geniaal gebleken Veiligheidsraad, voor onze “koloniale
oorlog”, machtswellust, barbarisme, onderdrukking en uitzuiging van onderdrukte
mensen?
Dit laatste zij ons koud. Wij hebben ons eigen oordeel
zuiver gevormd; we durven, nu en later, ieder recht in de ogen te zien. We
hebben reeds dankbaarheid geoogst bij het volk, dat deze strijd in de
allereerste plaats aangaat. Hun dankbaarheid is onze beloning en van oneindig
meer betekenis dan al het gekrakeel van ondeskundige en kortzichtige diplomaten
tezamen."
Binnen enkele uren was Djokjarkarta in Nederlandse handen.
Soekarno en Mohammed Hatta (1902-1980) werden gevangen genomen, maar het
TNI (leger van de Republiek Indonesia) kon niet definitief verslagen worden.
De internationale reactie was furieus. Een VN-resolutie
dwong Nederland de vijandelijkheden te staken. Het TNI vertoonde een
opmerkelijke veerkracht en bleek inmiddels zeer bekwaam in de guerrilla. Die
strijdwijze leidde onder de Nederlandse troepen, die zich in principe aan het
bestand hielden, tot toenemende verliezen. De beschikbare mankracht bleek onvoldoende
om heel Java onder controle te houden. De internationale druk nam verder toe.
De Amerikanen dreigden zelfs de Marshallhulp voor Nederland in te trekken. In
mei 1949 ging de Nederlandse regering overstag en sloot een akkoord met de
Indonesiërs, dat de ontruiming van Jokjarkarta en de vrijlating van de gevangen
genomen leiders inhield; in augustus volgde het staakt het vuren.
De Ossen tijdens in
actie, Frans Bosman op achterste rij geheel rechts
|
Tijdens de Tweede Politionele
Actie hadden Frans en zijn kameraden van de Ost. Cie. 4-6 de taak op te trekken
via de lijn, die liep van Banjoemas in het Westen naar Bandjarnegara in het
Oosten om, zoals ze vol humor zeiden, te gaan voetballen in Djokjarkarta. In
zijn stukje in “De Bokkenrijder” roemde sergeant Camping het optreden van de Ost. Cie. 4-6.
Terwijl het motregende ging een
lange stoet van carriers en auto’s door de donkere nacht. Veel jongens staken
een sigaret op om die even later weer weg te gooien. Aanvankelijk stoten de
Ossen op zeer hevige tegenstand van de Siliwangi-Divisie van het TNI zo’n 5 km.
vóór Bandjarnegara. Het weer werkte niet mee, regenwater kwam nu met bakken uit
de hemel. Vele tankvallen versperden de opmars van de Nederlanders. De carriers
konden daar omheen, de auto’s moesten echter tot de volgende dag wachten. Af en
toe klonk er snipervuur.
gebied 2e
Politionele Actie Midden Java
|
De volgende morgen om 08.00 uur
zijn de Ossen nog steeds 5 km. van Bandjarnegara verwijderd. Dankzij steun uit
de lucht konden de Ossen de stad toch veroveren om ongeveer 10.00 uur. Veel
huizen waren in brand gestoten door vluchtende peloppers. Korte tijd later
hadden de vermoeide Ossen de hele stad in handen zonder een schot te lossen.
Soldaat J.J. Hoesen schreef over de aankomst van de Ossen in
Bandjarnegara in “De Bokkenrijder”:
"Moeheid laat zich gelden en slechts
langzaam vorderen we. Was ’t eerst de regen, nu is ’t de koperen ploert, die
ons doet druipen. We komen nu over belangrijke bruggen; en zo gauw gaat de
opmars, dat de peloppers geen tijd hadden de bommen, die ze erin hadden
gegraven, te laten springen".
In rap tempo bereikten de Ossen
vervolgens de stad Wonosobo, terwijl hier en daar wat snipervuur klonk. In
Wonosobo waren de vernielingen niet zo groot als in Bandjarnegara. Daarmee zat
de 2e Politionele Actie voor de Ossen erop. Bij de hele
operatie sneuvelde één soldaat van de
Ost. Cie. 4-6 RI en raakte er één gewond.
Frans Bosman had voor de Kerst verlof aangevraagd om de feestdagen bij
zijn broer in Soerabaja door te brengen. Zijn verzoek werd uiteraard afgewezen.
Na de Tweede Politionele Actie, die officieel duurde tot 6 januari 1949,
volgde een periode van betrekkelijke rust. De commandanten moesten zich tot het
uiterste inspannen om te voorkomen, dat de verveling bij hun manschappen
toesloeg. De manschappen van de Ost. Cie. 4-6 R.I. werden na 10 januari 1948
teruggeroepen naar Weleric.
Voor de Ost. Cie. 4-6 en de staf van 4-6 R.I. volgde op 19 januari 1949
weer dislocatie naar het westen, naar Pemalang in de regio Pekalongan-Tegal. De
officiële commando-overdracht van het ressort Pemalang aan de commandant 4-6
R.I. volgde haast ongemerkt op 19 februari.
In het voorjaar van 1949, en zeker
na de vrijlating van Soekarno en Hatta, namen de guerrilla-activiteiten
in alle hevigheid toe. In zijn rapportage over het vierde kwartaal van 1949
schreef kapitein adjudant J.H. Becht:
"Ook in het vierde kwartaal bleek weer op
duidelijke wijze, dat de tegenpartij de ceasefire overeenkomst slechts
beschouwde als een middel om hiermee zo veel mogelijk haar voordeel te doen".
De Indonesiërs voelden zich
gesterkt door de internationale steun en wilden zich een zo goed mogelijk
uitgangspositie verschaffen bij de onderhandelingen. De inheemse bevolking
kreeg door uitgekiende propaganda de indruk, dat de Republiek oppermachtig was
en al haar eisen ingewilligd werden. Indonesiërs, die met de Nederlandse autoriteiten
hadden samengewerkt, zoals tolken, zagen hun toekomst somber in. Zij vreesden
voor hun lot, wanneer de macht definitief over gedragen zou zijn.
Met intensieve patrouilles
trachtten de Nederlandse troepen al te opdringerige Republikeinse Indonesiërs tegen
te houden. De soldaten wilden vooral
heelhuids thuis te komen, nu ze beseften, dat Indië een verloren zaak was voor
Nederland en ze misschien wel snel thuis zouden varen.
Voorlopig was daar echter geen
sprake van. De daarop volgende acties van de 4-6 R.I. vonden vooral plaats in
de regio ten Zuiden van Pemalang en Pekalongan.
Deze acties waren ook nu weer
vooral tegen peloppers gericht. Welke acties precies hebben plaats gevonden en
wat er tijdens de acties gepasseerd is, is nauwelijks in detail bekend. Na hun
repatriëring waren de mannen daar weinig spraakzaam over, ze vertelden vooral
over de onderlinge saamhorigheid en het plezier dat ze toch ook hadden. Het
sneuvelen van een kameraad werd met een zakelijke mededeling afgedaan. In het
boek over De Bokkenrijders schreef soldaat H. Brummans over het waarom daarvan:
“We zullen de knokpartijen die we tegen
de TNI hebben gevoerd maar zo vlug mogelijk vergeten, want dikwijls zijn het
maar onaangename herinneringen!”
Ze spraken er simpel weg niet over.
Tiel, 11 september 2017
Meer weten?
Lees: Paul Welling, Ze spraken er niet over. Twee
Amersfoortse broers in Nederlands-Indië. Soest: Boekscout, 2015. 156 blz. Index. ISBN
9789402219401. Prijs € 18,15. Te bestellen via boekscout.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten