Twee maal gedeserteerd
Johan Jansz (Jan) van Haeften jr.
(1765-1935) was de stamvader van de Amsterdamse tak van de familie Van Haeften.
Jan heeft laten zien, dat je ook stamvader kunt zijn terwijl je gedrag bepaald
niet onbesproken is. Hij keek te vaak diep in het glaasje, viel op straat
mensen lastig en was thuis gewelddadig. Daarvoor heeft hij twee maal een tijd
doorgebracht in het Amsterdamse Nieuwe Werkhuis. Ik vertelde zijn verhaal in Genealogisch
blog 3 van 29 januari 2016.
Nog datzelfde jaar schreef ik in
Genealogisch blog 116 van 12 november 2016, dat de appel niet ver van de boom
viel, wanneer je het leven van de derde zoon van Jan, die Johan heette, onder
de loep nam. Ook Johan kende het Nieuwe Werkhuis aan de
Plantage Muidergracht (thans Roetersstraat) van binnen.
Ook andere
kinderen van Johan Jansz van Haeften jr. en Louise de la Fontaine (1779-1820) hadden
er moeite mee het rechte pad te blijven bewandelen. Oudste dochter Johanna
Cornelia Louisa (Cornelia) van 29 augustus 1800 is veroordeeld geweest tot 8
maanden cel en een boete van fl. 8,- wegens mishandeling. Waren er destijds
kampioenschappen schelden gehouden, dan zou Cornelia, die diamantmolendraaister
was, zeker gewonnen hebben. Haar handen zaten bovendien regelmatig erg los.
Zuiderkerk in
Amsterdam
|
De oudste zoon,
en hun derde kind, van Johan Jansz van Haeften jr. en Louise de la Fontaine was
Nicolaas Adriaan Cornelis. Hij kreeg de roepnaam Klaas. Hij werd op 22 februari
1803 geboren in Amsterdam, en zijn hervormde doop vond plaats op 27 maart 1803
in de Amsterdamse Zuiderkerk.
Toen Klaas 18
jaar oud was werd hij als pijper (fluitspeler) aangenomen bij de 10e
afd. Infanterie van de militie voor de duur van acht haar en vijf maanden. Hij
werd ingeschreven als:
“Klaas van Haaften,
vd Jan md Louisa Van Tijn.”
Klaarblijkelijk had Klaas niet
geleerd voor een of ander beroep in de burgermaatschappij. Door zijn
inschrijving in het leger kennen we ook zijn signalement. Hij was 1 el (68,8
cm), 4 palm (4x9,6 cm) en 9 duim (9x 2,6 cm) lang. Zijn totale lengte bedroeg,
uitgedrukt in cm, 132,40 cm. Hij was dus klein. Zijn ogen waren blauw en zijn haar was blond. Zijn
familie moest borg staan voor zijn uitrusting en kleding, ter waarde van
maximaal fl. 50,-, in het geval hij mocht deserteren.
Dat Klaas het met de regeltjes
niet zo nauw nam, bleek de eerste keer op 31 mei 1822. In de kazerne was hij
nergens te vinden. Al spoedig werd duidelijk, dat hij de benen had genomen.
Drie weken later, op 21 juni 1822 meldde Klaas zich weer vrijwillig in Zwolle
bij zijn onderdeel. Maar een half jaar later, op 15 februari 1823, deserteerde
Klaas voor de tweede keer. De volgende dag al werd hij in Haarlem in de kraag
gevat. Hij werd direct voor de Krijgsraad gebracht, die hem vervallen
verklaarde van de militaire stand en hem veroordeelde tot de straf der
kruiwagen voor drie jaar.
Straf der
kruiwagen
|
De straf der kruiwagen werd
toegepast op veroordeelden met een militaire achtergrond en stond omschreven
als:
"het verrichten van grondwerk,
geketend aan een kruiwagen, is eene straf voor sommige misdaden of
misdrijven".
De straf der kruiwagen duurde
drie tot vijftien jaar, al naar gelang de aard van het misdrijf. In 1879 werd
de straf der kruiwagen officieel afgeschaft.
Klaas kwam weer vrij uit het
provoosthuis (gevangenis) in Haarlem op 28 mei 1823. Kennelijk had hij zich
tijdens zijn detentie goed gedragen, zodat hij niet zijn hele straf hoefde uit
te zitten. Maar, omdat hij tot twee keer toe gedeserteerd was, kon hij niet
meer in dienst komen bij het leger. Daarom koos hij voor een nieuwe loopbaan op
zee, net als zijn vader in diens jonge jaren.
Bij de Marine monsterde hij aan
als matroos der 3e klasse op het fregat ZM Dageraad. Het schip stond
onder commando van kapitein W.A. van der Hart. Het salaris van Klaas bedroeg
fl. 11,- per maand. Op de scheepsrol stond hij ingeschreven als geaboleerd
(vrijgesproken) deserteur. Zijn diensttijd zou eindigen op 28 mei 1829.
Klaas werd overgeplaatst naar ZM
Komeet en vertrok met dat schip op 15 oktober 1824 naar Ned.-Indië. Blijkbaar
is hij in Indië behoorlijk ziek geworden, want tussen 17 februari 1826 en 10
maart 1826 lag hij in het hospitaal van Soerabaja. Toen hij uit het hospitaal
kwam ging hij dienst doen op het fregat ZM Maria van Reigersbergen, dat onder commando
stond van kapitein ter zee Frederik Coertzen. Het fregat ZM. Maria van
Reigersbergen stoomde vaak tegelijk op met de korvet ZM. Pollux.
ZM Maria van
Reigersbergen
|
Nog geen twee maanden later
behoorde Klaas tot de bemanning van ZM Pollux. Of hij had geen echte zeebenen
of zijn gezondheid was gewoon slecht, Klaas kwam in 1826 in Indië weer twee
keer in het hospitaal van Soerabaja te liggen, en wel van 16 tot 25 mei en van
1 juni tot 20 augustus. Tot augustus 1827 heeft Klaas, hoewel in dienst van de
Marine, verder als soldaat dienst gedaan in Indië, omdat hij ervaring had als
soldaat.Er was in Ned.-Indië een groot gebrek aan soldaten.
Tijdens acties in Supa en Bona
viel Klaas in een moeras, raakte gewond en brak diverse ledenmaten. Voor de
arts in het hospitaal van Soerabaja was dat aanleiding hem ongeschikt te
verklaren voor dienst op land als ook op zee. Hij moest terug naar het
vaderland.
Op 20 augustus 1827 ging Klaas
met de Pollux terug naar Nederland. Daar kwam hij op 15 december 1827 op het wachtschip Zeeland terecht,
gelegen in het Nieuwe Diep bij Amsterdam. Een wachtschip was in een marinehaven
een drijvende kazerne voor matrozen. Vanaf 30 april 1828 was Klaas weer in
actieve dienst op het fregat ZM Euridice.
De Euricice in
dok in Hellevoetsluis in 1806
|
Klaas bleef echter problemen
houden met zijn gezondheid, want van 2
tot 15 augustus 1828 lag hij in het hospitaal in Brielle. Op 1 januari 1829
verliet Klaas de actieve dienst weer en kwam hij terecht op wachtschip ZM
Amstel te Hellevoetsluis. Zijn slechte gezondheid en andere lichamelijke kwalen
ten gevolge van zijn verwondingen tijdens de militaire acties waren voor Klaas
aanleiding om een verzoek in te dienen tot ontslag uit de Marine. Zijn verzoek
werd op 5 mei 1829 ingewilligd, maar hij kreeg geen pensioen toegekend. Daarop
richtte Klaas zich vergeefs per brief tot de Minister van Marine om na zijn
ontslag uit de zeedienst enige onderstand (financiële ondersteuning) te
verkrijgen. Hij schreef:
“Excellentie, mijne droevige en
hopeloze toestand is licht te beseffen, in de bloey mijner jaren, voor mijn
leven onbekwaam, dus in een woord gezegd voor dit leven ongelukkig in ZM dienst
geworden, vermeen ik gegronde aanspraak te hebben op de christelijke en
welbekende menslievende gevoelens van Uwe Excellentie voor een fatsoenlijk en
welbekend menskind wiens vader een oud zeeofficier is geweest met de rang van
Kolonel ter zee heeft bekleed, en met het eereteken van Doggersbank “Zoutman
zeegevierende Actie” begunsigd is geworden, wiens familie als de heer N. Warin,
Hoofd van Vreeland hier in Amstels stad aanzienlijke posten bekleeden, dewelke
zijn fortuyn in ZM zeedienst had verhoopt te maken als nu alle zijne inzichten verloren
acht, voordracht in hoogvermogende influentie bij onze geëerbiedigde Koning
voor een kwekeling die zijn gezonde leden voor land en kroon voor altoos opgeofferd heeft. En alsnu
hopende is op die weder vergelding die Uwe Excellenties macht en autoriteit hem
voor deszelfs leven kan daar stellen en vergunnen.”
Voor Klaas was vast komen te
staan, dat door zijn zwakke gezondheid en zijn verwondingen een nieuwe baan op
zee geen optie meer was. Het verblijf in Indië was hem daarentegen wel goed
bevallen. Daarom meldde hij zich als soldaat aan bij het KNIL
voor een periode van zes jaar. Op 27 oktober 1829 stapte hij het Koloniaal
Werfdepot in Harderwijk binnen, dat het legeronderdeel was dat in Nederland
rekruten aanwierf en voorbereidde op de dienst bij het leger in de koloniën. De
volksmond noemde de kazerne in Harderwijk “het riool van Europa”.
Volgens het militaire stamboek
was Klaas in 1829 even lang als in 1821, zij het dat zijn lengte op een wat
andere manier werd genoteerd. Zijn gezicht was ovaal en zijn voorhoofd, neus en
mond waren middelmatig (wat dat ook zijn moge), zijn kin was rond. Hij had
blauwe ogen en blond haar en blonde wenkbrauwen. Als specifiek kenmerk van
Klaas kwam in het stamboek te staan, dat hij op zijn borst en zijn armen
geprikt was.
Kaart van Batavia
uit 1888
|
Ruim een maand nadat hij zijn
intrek in Harderwijk had genomen, vertrok Klaas met het schip “Anna Catharina”
van Texel naar Batavia, waar hij op 30 maart 1830 aankwam. Klaas zal het
aanvankelijk in Indië naar zijn zin gehad hebben. Maar gedurende zijn eerste
jaar daar liet zijn gezondheid hem gaande weg in de steek, voor de zoveelste
keer. Op 31 maart 1831 blies hij zijn laatste adem uit in Weltevreden, een
voorstad van Batavia. Hij was toen nog maar 28 jaar oud.
Tiel, 9 december 2019
Geen opmerkingen:
Een reactie posten