Blanes en onze taal
Voordat ik aan het schrijven van een Genealogisch blog toekom, ben ik meestal een à twee dagen bezig met voorbereiding. De voorbereiding bestaat uit de keuze van het onderwerp, mijn eigen gegevens nalopen en die aanvullen met nieuwe gegevens, die ik gevonden heb op het Internet. Een steeds belangrijker onderdeel van de voorbereiding vormt het nagaan of ik al eens een keer geschreven heb over het gekozen onderwerp. Je moet jezelf niet gaan herhalen, en de kans daarop is bij het aantal Genealogische blogs dat ik al geschreven heb redelijk goot. Zo ook deze keer. Van twee blogs, waarmee ik in de voorbereidende fase zat, bleek, dat ik over het onderwerp waarover ik wilde verhalen al geschreven had.
Een nieuw onderwerp kiezen blijkt steeds moeilijker. Zelfs als ik dat gevonden heb, blijkt, zoals nu, dat ik over het gekozen onderwerp al iets verteld heb. In dit Genealogisch blog wil ik het hebben over de invloed die de naam “Blanes’ op onze taal heeft gehad.
Paardenspel
In Genealogisch blog 315 van 3 september 2018 vertelde ik, dat onze taal aan Blanes (ook Blanus en Blanis komen als schrijfwijze voor) de uitdrukking “Vegen met de spons van Blanes“ heeft over gehouden. De uitdrukking is waarschijnlijk afkomstig van Joseph Blanes (1824-1902) die in 1861 met zijn circustent op de kermis op de Amsterdamse Botermarkt (tegenwoordig Rembrandtplein) naast de tent van zijn Haagse concurrent Kas stond. De concurrentie tussen die twee was een strijd op leven en dood. Kas, rondreizend met koorddansers en acrobaten, trachtte met luide trompetmuziek de aanbevelingen van Blanes om vooral in zijn tent naar zijn paardenspel te komen kijken te verzieken. Kas verloor de strijd en moest zijn tent voor het einde van de kermis sluiten. Blanus straalde van vreugde en trots en sprak het volk toe, terwijl hij een grote, natte rijtuigspons, waarmee hij zijn paarden schoonmaakte, vol water met beide handen uitkneep. Het water spatte alle kanten op. Blanus sprak triomfantelijk tot het toegestroomde volk:
“Geacht publiek,
Let op alstublieft, dit is de zuivere beeltenis van de positie van ’t geval. Zóó geweldig als ’t nou uit deze spons uitloopt, zóó loopt ’t mijn circus in”.
Blanus hield de uitgeknepen spons omhoog en vervolgde:
“D’r is geen druppeltje meer in, zóó is ’t nou bij mijn buurman de Hagenaar, hij is op de flacon. God is rechtvaardig.”
Het joelende Amsterdamse publiek begreep onmiddellijk wat Blanus met zijn gebaar bedoelde en jaren lang bleef “vegen met de spons van Blanus” een gevleugeld woord in de hoofdstad.
In 1923 betwijfelde Henri Polak de historische waarheid van dit verhaal. Hij meende, dat het verhaal ontsproten was aan de fantasie van het Amsterdamse volk. Feit is, dat de joodse Amsterdammers de uitdrukking “Vegen met de spons van Blanes” ook in andere verbanden gebruiken, bijv. om aan te geven, dat iemand geen geld had.
Beroemd is ook een uitspraak van Mozes Blanes (1787-1865). Hij stond met zijn circustent op de Nieuwmarkt in Amsterdam. Als boniseur (bonisseur) stond hij voor zijn tent om het langslopende publiek te enthousiasmeren een kaartje te kopen voor de voorstelling die op het punt stond te beginnen. Met luide stem riep hij:
“Van binne mot je komme”.
Of ook wel:
“Wat jelui nou gezien hebt is nog niks. Van binne mot je weze”.
Met deze woorden werd het publiek de tent ingelokt om te bekijken wat het circus te bieden had. De joodse Amsterdammers gebruikten de uitdrukking “Van binne mot je komme” later vooral om duidelijk te maken, dat iemand zijn emoties goed wist te beheersen., terwijl hij vanbinnen misschien wel kookte.
Paardenspel bij Circuis Blanus
Met zijn paardenspul deed Mozes Blanes in 1827 Amsterdam voor het eerst aan. In zijn tent bood hij het Amsterdamse publiek veel vermaak voor weinig geld. Boniseur Blanes was tot ver over de Botermarkt te horen vlak voordat de voorstelling ging beginnen:
“Nooit nergens of nievers gezien! Deze heer is de sterkste rijder, die je ooit zult gevonde hebbe. Hij heeft de eer gehad om voor de keizer der Russe te mannevrere. En deze jonge juffrouw is ook nooit of te nimmer overtroffe geworde en dat jongetje – opzij schobbejak – twee jaren oud, doet toeren en maneuvres daar ’n mens verstomd van zal staan. Kom maar binne, meheere en dames. D’r is al ’n gedistelleerd gezelschap binne. Naar binne! Naar binne! Allo, allo, allo, De muziek geeft de laatste waarschouwing.”
Voor boeren van het platteland, die speciaal voor de kermis naar Amsterdam gekomen waren ging een nieuwe wereld open. Voor een mooie plaats in de tent moesten ze tien stuivers betalen, maar voor een duppie mochten ze de show staand bewonderen. De beroemde ruiters van Blanes galoppeerden door de piste, Russische, Italiaanse, Spaanse en Turkse paarden deden het zand en zaagsel in de piste opstuiven. Op een wit paard danste en sprong een juffrouw die niet eens kousen aan had, de boeren van het platteland wisten niet wat ze zagen. De boeren wachtten met spanning op de vertoning van ‘meseu Blanus’. Rijdend op het paard trok hij zijn tenue uit. In soldatenkostuum reed hij zijn rondjes verder en schoot af en toe met een geweer om het publiek angst aan te jagen. Gezeten op het paard trok hij ook het soldatenpak uit en schijnbaar naakt reed hij verder rond in de piste.
Blanes op de kermis
Mozes Blanes kreeg naar mate hij ouder werd meer weerzin in het rondtrekken van kermis naar kermis. Samen met zijn partner Lion Dassie kocht hij in 1850 de schouwburg “Leerzaam Vermaak” in de Elandsstraat. Het werd geen succes, al in het tweede winterseizoen moesten ze de deuren sluiten en werd de schouwburg weer verkocht. In 1853 viel het gebouw ten prooi aan de slopershamer.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog kreeg de uitspraak van Blanes “Van binne mot je komme” een heel speciale betekenis. Veel Amsterdamse joodse gevangenen in de concentratiekampen moesten van de Duitsers verplicht brieven naar het thuisfront sturen om te laten weten, dat het ze goed ging. De gevangenen noteerden braaf wat hen gedicteerd werd, maar voegden vaak aan hun teksten het woordje “Blanus” toe. Dat ene woordje stond in feite voor de uitdrukking “Van binne mot je komme” waarmee de gevangenen wilden aangeven, dat de werkelijkheid van het kamp heel anders was dan ze moesten opschrijven. De Duitse censuur wist zich geen raad met het woordje “Blanes” en liet dat daarom in de brieven staan. De censuur begreep werkelijk niet wat met “Blanes” bedoeld werd. Het thuisfront daarentegen snapte precies hoe het er werkelijk aan toeging in de kampen.
Tiel, 3 januari 2024
Geen opmerkingen:
Een reactie posten