Oud-Rosenburg
Twee jaar nadat ze aan de macht waren gekomen, kondigde de nazi’s in Neurenberg in 1935 hun beruchte rassenwetten af. De Wet Bescherming Genetische Gezondheid bood de nazi’s de mogelijkheid hun euthanasieprogramma te ontwikkelen. Volgens deze wet moesten geesteszieken en zwakzinnigen worden gesteriliseerd. Dat ging meestal zo onprofessioneel, dat vooral veel vrouwen daaraan stierven. In 1939 gingen de nazi’s in Duitsland over op euthanasie op zgn. onvolwaardige levens. Zo’n 200.000 psychiatrische patiĆ«nten vonden de dood in Duitsland in de daarop volgende jaren.
Kasteel Hartheim |
Onder meer in Kasteel Hartheim bij Mauthausen in Oostenrijk experimenteerden de nazi’s in het begin van de oorlog met het vergassen van grote aantallen psychiatrische patiĆ«nten. Maar niet alleen met psychiatrische patiĆ«nten, ook ten minste 108 Amsterdammers, die naar Mauthausen waren afgevoerd na de razzia’s in Amsterdam op 22 en 23 februari 1941 (aanleiding tot de Februaristaking) werden, onder het mom van recreatieverlof, in Kasteel Hartheim als proefkonijnen vergast. Toen die vergassingen succesvol bleken te zijn, kon het massale uitroeien van Joden, Sinti, Roma en vele anderen in de vernietigingskampen van start gaan.
In Nederland is het euthanasieprogramma van de nazi’s nooit zo stringent uitgevoerd. In Nederland is vooral de deportatie van psychiatrische patiĆ«nten uit Het Apeldoornsche Bos in januari 1943 bekend geworden. Toen werden 1200 patiĆ«nten en 50 personeelsleden rechtstreeks naar Auschwitz afgevoerd.
Veel minder bekend is, dat uit de Ramaer-kliniek en de kliniek Oud Rosenburg in Loosduinen en uit de Haagse Stichting Bloemendaal niet alleen Joods psychiatrische patiƫnte zijn weggevoerd, maar ook Joden die daar ondergedoken zaten. Deze ondergedoken Joden waren veelal uit Duitsland gevlucht en vonden in de klinieken voorlopig een veilig onderdak.
De eerste grote deportatie van psychiatrische patiĆ«nten in Nederland vond plaats op Oudejaarsdag 1942 en stond onder leiding van de fanatieke Jodenjager Franz Fischer (1901-1989), die beter bekend is als een van de “Drie van Breda”. Er werden toen 97 personen, patiĆ«nten en onderduikers, via station Den Haag Staats Spoor, tegenwoordig Den Haag CS, op de trein naar Westerbork gezet, waar zij op 2 januari 1943 arriveerden. Later hebben de nazi’s nog enkele kleine en een grote razzia uitgevoerd in de genoemde klinieken.
Mannenpaviljoen Oud-Rosenburg, foto: collectie Parnassia Groep
Een van de personen, die op Oudejaarsdag 1942 uit Oud Rosenburg werd weggevoerd was Mozes van Biene, geboren in Rotterdam op 28 juni 1877.
De ouders van Mozes waren Eleazer van Biene en Jet Monasch. Mozes had als beroep koopman in manufacturen. Hij was 22 jaar oud, toen hij in Rotterdam in het huwelijk trad met de toen 21-jarige Rosetta Walvis. Bij die plechtigheid waren Cornelis Boot, Frans van Es, Cornelis Veenland en Abraham Zwart de getuigen. Mozes en Rosetta werden de ouders van zes kinderen, vier dochters en twee zonen. Geen van de kinderen heeft het einde van de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Ze kwamen om Auschwitz en Sobibor en ergens in Midden Europa.
Rosetta Walvis was een dochter van Hartog Walvis (1853-1926) en Duifje Teeboom (1842-1920). Rosetta had twee oudere broers en een jongere. Haar twee oudere broers waren bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog al gestorven. Haar jongere broer werd vergast in Auschwitz. Rosetta en Mozes woonden ten tijde van de oorlog in de Herderinnestraat in ’s Gravenhage. Zij woonden met hun gezin op nummer 15a.
Zoals reeds opgemerkt was Mozes van Biene een van de 97 personen, die op 31 december 1942 door Fischer c.s werden gearresteerd in Oud Rosenburg. Waarom Mozes in de kliniek verbleef is niet helemaal duidelijk. Zat hij er als patiĆ«nt of als onderduiker? Met zekerheid weet ik daarover niets, maar ik wil proberen een antwoord op die vraag te geven aan de hand van de brochure “De patiĆ«nten en Joodse onderduikers bij de Stichting Rosenburg (klinieken Oud-Rosenburg en Ramaer-kliniek) en bij de Stichting Bloemendaal tijdens de Tweede Wereldoorlog”, die de Parnassia Groep heeft uitgegeven in december 2017 ter gelegenheid van de onthulling van een monument ter nagedachtenis aan de patiĆ«nten en de onderduikers.
Brochure van de Parnassia Groep (detail)
In de brochure stellen de
schrijvers, dat de onderduikers in de klinieken meestal uit Duitsland gevluchte
Joden waren. Zij hadden geen Nederlandse achternamen. De psychiatrische
patiĆ«nten waren bewoners van ’s Gravenhage met geestelijke problemen. Het lijkt
zeer aannemelijk, echter, dat Mozes ook een van de onderduikers in
Oud-Rosenburg is geweest. De kaart bij de Joodse Raad van echtgenote Rosetta
wijst in die richting. Deze kaart vermeldt, dat Rosetta zelf, volgens brief
2612, ondergedoken is geweest, dat de Duitsers haar gevonden hebben en haar
gevangen hebben gezet in het Oranje Hotel in Scheveningen. Het lijkt er sterk
op, dat Rosetta en Mozes allebei ondergedoken waren, maar beiden op een andere
plek.
Kaart bij Joodse Raad van Rosetta van Biene-Walvis |
Mozes van Biene heeft tot 31 december 1942 in de kliniek doorgebracht. Nadat de nazi’s hem in de kraag hadden gevat, werd hij naar Westerbork gestuurd, waar hij 2 januari 1943 aankwam en direct ‘opgeborgen’ werd in barak 68, die bekend stond als de strafbarak. Volgens zijn kaart bij de Joodse Raad is hij op 13 januari 1943 in Zwolle geweest.
Op 18 januari 1943 moest Mozes op transport naar Auschwitz, waar hij drie dagen later werd vermoord.
Rosetta Walvis heeft het verblijf in de Scheveningse gevangenis overleefd. De jaren na de oorlog moeten voor haar verschrikkelijk zijn geweest. Haar echtgenoot werd in het vernietigingskamp vermoord net als haar kinderen. Rosetta overleed in ’s Gravenhage op 30 november 1950 ’s morgens om 6.00 uur. Ze werd 72 jaar.
Tiel, 9 november 2021
Geen opmerkingen:
Een reactie posten