De tuin van Kasteel Ophemert
De huidige tuin rond Kasteel Ophemert is aangelegd in
1865-1866 in een glooiende Engelse landschapsstijl met een groot grasveld met solitaire bomen. Achterin
de tuin aan de oostzijde bevindt zich een zwembad, met bijbehorende kleedruimte,
alsmede een houten machinekamer. In de tuin komen 86 hogere plantensoorten
voor, die tot de Nederlandse flora behoren. Één plant in de tuin is beschermd
in het kader van de Natuurbeschermingswet, t.w. de Gewone vogelmelk
(Ornithogalum umbellatum). In de tuin komen verder 12 soorten stinsenplanten
voor, zoals o.a. Vingerhelmbloem, Adderworstel, Kleine maagdenpalm, Maarts viooltje,
Winteraconiet, Smal longkruit, Oosterse sterhyacint, Sneeuwklokje, Wilde
hyacint en Alpenbes. Daarnaast groeien in de tuin verschillende bol- en
knolgewassen, zoals o.a. Oosterse anemoon, Keizerskroon, Glanzend sneeuwklokje,
Langbladige druifhyacint en Putschkinia.
De Engelse
landschapstuin
|
Tussen de moestuin en het kasteel treft men nog een
geometrische siertuin aan met geschoren taxushagen (links op de foto). De
kamers en kabinetten in deze tuin zijn in enkele gevallen van elkaar gescheiden
door een beukenhaag en zijn op Engelse wijze met voornamelijk vaste planten en
rozen ingericht. Deze siertuin lieten Eric Mackay (1870-1921) en zijn vrouw barones Maria Bertha Johanna
Christina van Dedem (1871-1932) in 1910 aanleggen. Het ontwerp is
van een Engelse landschapsarchitect.
Het beplantingsplan
|
Na de verwoesting van het kasteel door de Fransen in
Rampjaar 1672 lieten Reinier van Haeften (1646-1733) en zijn vrouw Adriana Maria de
Cock van Delwijnen (1653-1709) niet alleen het huis herstellen en vergroten,
zij besteedden in de laatste twee decennia van de 17e eeuw ook veel
aandacht aan de aanleg van een geometrische tuin in Franse stijl, mode in die
tijd.
Het kasteel en de directe omgeving beslaan slechts
een kwart van het grote rechthoekige perceel van 5 ha. Vanuit het huis had men
aan de achterkant uitzicht op een geschulpte vijver omringd door geschoren
taxusbomen. Daar achter lag een in vieren gedeelde boomgaard met ook weer een
vijver in Lodewijk XIVe stijl. Aan de zuidzijde van het terrein bevonden zich
een parterretuin met een beeld in het midden, een boomgaard, die diagonaal in
vieren gedeeld was, en nog een vierkante tuin met een fontein middenin.
De noord en zuidzijde van het gehele terrein werden
afgesloten door lanen met bomen, die publiekelijk toegankelijk waren. Alleen de
bewoners van het kasteel maakten gebruik van de tuinen.
Geometrische tuinen 17e eeuw, foto Nationaal
Archief
|
De toelichtende tekst op
de plattegrond van de geometrische tuinen luidt als volgt:
Plan of aftekening van
het Adelijk Huijs, Koetshuijs, gragte, Zingels, Moestuijn, Sterre Bosse
Tot Ophemert staande en
gelegen.
Verklaringe der letteren A: B: C:
A: Verbeelt de grontslag
van het Adelijk Huijs
B: De Binne Plaats met
in de grontslag twee Toorentjens
C: De binne Brug na den
buijte Plaats
D: De Buijte Plaats muur
E: De Buijte Plaats
F: den opstant van het
Koetshuijs en Stallinge
G: gront van een nieuw
gebouw, lang 38 voet, diep 36 voet Rijnland
H: Stenen Brug door de
gragt naar Buijte
Den Rode gestippelde
linen bij den Lettere L verbeelt staan hekkens als bij de Letter K is
afgebeelt.
De rode gestippelde
Linie op den Zingel soude gevoeglijk een wandelpat konne gemaakt worde soo als
bij de Lettere M is gebeelt.
In 1855 schreef de pas nieuw aangetreden tuinman J.
Wernke over de geometrische tuinen aan de toenmalige
eigenaar van het kasteel baron Aeneas Mackay (1806-1876) het volgende:
“Wat
de toestand op Ued buiten betreft, alles is agterlijk en vele artikele mankere,
dog de tuinknegs hebben de bloemen wel opgepast en ik hopen met des heren Zegen
alles aan te wende zoveel my doenlijk is het alles in orde te brengen”.
Mackay erfde het kasteel van zijn vader Barthold
Mackay (1773-1854), die het op zijn beurt geërfd had van zijn nicht Marguerite
Anne van Haeften (1782-1844). Aeneas Mackay woonde en werkte als politicus in
’s Gravenhage en gebruikte het kasteel alleen als buitenverblijf voor de
weekeinden. Wernke, die voorheen werkte in Haarlem
liet er geen twijfel over bestaan: de tuinen verkeerden in slechte staat. Over
zijn voorganger had hij geen goed woord over. Zo liet hij op 3 april 1855 zijn
constatering volgen door de opmerking:
“Als
U eens buiten komt hoop ik eens nader met U te mogen spreken. Slegt heb U
vorigen tuinman het hier laten leggen”.
Om de situatie te verbeteren kwam Wernke meteen met het voorstel om twee nieuwe perzikbomen
te planten en een vak aan te leggen met 19 doorbloeiende Franse stamrozen. De
moestuin begon inmiddels ook weer op te leveren en de zwanen zwommen weer in de
gracht.
De bevindingen van Wernke zullen voor Aeneas Mackay aanleiding geweest zijn de geometrische tuinen
te vervangen, waarbij enkele structuurelementen gehandhaafd bleven. Er werd een
schuur gebouwd, een kas, die later voorzien werd van verwarming, en enkele
broeibakken.
Tot 1965 veranderde de structuur van de tuin niet
wezenlijk. In dat jaar diende Baron Hugh William Mackay (1937-2013) bij de toen nog bestaande Gemeente
Ophemert (thans Neerijnen) een verzoek in voor de bouw van een zwembad en
kleedruimte met douche en toilet. De gemeente gaf alleen toestemming voor de
bouw van het zwembad. De bouw van de bijbehorende voorzieningen wees de gemeente
af, omdat die door hun vorm niet pasten in het landschap. Daarop diende Mackay een bouwaanvraag in voor alleen een
installatieruime. De Gemeente Ophemert liet weten daar geen bezwaar tegen te hebben,
hoewel de bouw formeel in strijd was met het vigerende bestemmingsplan
Ophemert. Daarom stelde de gemeente bij de toestemmingsverlening als
voorwaarde, dat:
“het
gebouwtje door een passende beplanting moet worden gemarkeerd, op een wijze dat
het geheel niet opvalt in de kasteeltuin”.
Zwembad
en installatieruimte werden conform de plannen gerealiseerd.
Afgewezen ontwerp
kleedruimte
|
Toen Baron Mackay een jaar later met een nieuw plan kwam voor de
bouw van een kleedruimte met douche en toilet,
kreeg hij wel toestemming om te bouwen. Wel echter gold de bepaling dat
de gebouwtjes, evenals de machinekamer, door een passende beplanting aan het
oog moesten worden onttrokken. Om onbekende redenen is de bouw echter niet doorgegaan.
Een derde aanvraag om kleedruimtes te mogen bouwen
dateerde van 2 april 1968. De Gelderse Welstandscommissie vond de verscheidenheid in bouwhoogten niet
gewenst en
“ook getuigde
het plan van fl. 35.000 in zijn opzet van pretentieusheid”.
Winter 2010, Zwembad,
kleedruimte en machinekamer
|
Na wijziging en vereenvoudiging (vermoedelijk
conform het plan van 1966) keurde de Gemeente Ophemert het plan op 2 juli 1968 eindelijk goed met
vervallenverklaring van de vorige vergunning. Aannemer fa. Gebr. De Jongh te Ophemert bouwde de huidige kleedruimte.
Tiel,
30-07-2016
Meer weten? Lees:
Paul Welling, Kasteel Ophemert, Heerlijkheid
in de Betuwe, Uitgeverij De Vorl, 2012, € 15,00 excl. verzendkosten, te
bestellen bij pawelling@upcmail.nl