Naar Indië (2)
Mijn oom Frans Bosman (1926-2006),
de oudste broer van mijn moeder, werd op 8 november 1946 ingelijfd als gewoon
dienstplichtig militair van de lichting 1946 uit de gemeente Amersfoort onder
nummer 45 van het alfabetisch register. Dat was ruim een jaar eerder dan zijn
broer
Bertus.
Op dezelfde dag trad hij in werkelijke dienst tot eerste oefening bij de Ondersteuning
Compagnie (Ost. Comp.) van het 4
e Bataljon van het 14
e
Regiment Infanterie (4-14 RI) op de Tapijnkazerne in Maastricht. Hij bleef daar
gelegerd tot 24 mei 1947. Zijn registratienummer was 26.01.25.053. De
commandant van 4-14 RI was tot 27 november 1948 Res. Lt. Kol. G.G. Wolthuis.
Na aankomst op het station in
Maastricht werden Frans en de andere jongens, die moesten opkomen, in groepen
verzameld en vervolgens naar de Tapijnkazerne gebracht. Daar zetelde een
commissie van ontvangst, die de jongens indeelde in verschillende compagnieën.
Daarna vingen de officieren en de onderofficieren, van wie ze hun militaire
opleiding zouden krijgen, de mannen op. Na
een kort bezoek aan een dokter voorzag de foerier hen van kleding en schoeisel.
De volgende dag begon de opleiding.
Een belangrijk onderdeel van de opleiding van zeven maanden was de
oefening over de stormbaan, door de soldaten ook wel “het circus” genoemd. Op
de stormbaan werden de soldaten getraind diverse hindernissen te nemen in een
imitatie slagveld vol met rook- en stofwolken, ontploffende granaten,
mitrailleurvuur en hollende en kruipende manschappen. Belangrijk was, dat
tijdens de stormbaan het vuurwapen van een soldaat niet vuil werd, zodat hij
het te allen tijde kon gebruiken om zich te verdedigen.
Na het kerstverlof van 1946 werden de manschappen op specifieke taken
getraind, iedereen was specialist op een bepaald gebied. De jongens leerden in
grote en kleine groepen frontaal of over de flanken aanvallen uit te voeren en
zich te verdedigen. Verkenning en gevechtspatrouilles werden bij dag en bij
duisternis geoefend. In het Limburgse land volgden enkele grote oefeningen in
het zuiveren van kampongs met hinderlagen. Daarbij leerden de militairen omgaan
met de bajonet. Op 8 februari 1947 was Frans een geoefend soldaat. Het nummer
van zijn zakboekje was 060931.
De ondersteuningscompagnie, waartoe Frans behoorde, bestond de
specialisten die veel machtsvertoon aan de dag konden leggen. Deze manschappen
met carriers, PAG-stukken (pantser afweergeschut), zware mitrailleurs en
mortieren hadden een druk en intensief programma. Zij oefenden in
voertuigexercitie en het zo snel mogelijk in stelling brengen van de
verschillende stukken.
|
Frans Bosman, geheel
rechts, voor carrier de "Micky" bij Weliri in Ned. Indië
|
Nog tijdens zijn opleiding werd
Frans een aantal malen overgeplaatst naar een ander onderdeel. Als geoefend
soldaat werd hij op 22 januari 1947 overgeplaatst naar de 3e
Compagnie, IVe Bataljon van het 14e Regiment Infanterie.
Vanaf 1 maart 1947 maakte hij weer deel uit van de Ondersteuning Compagnie van
het IVe Bataljon van het 14e Regiment Infanterie. Hij had
nu de functie van helper bij de zware mitrailleur.
Ten gevolge van de ministeriële
beschikking van 17 maart 1947 (legerorder nr. 92) werd de naam van het 14
e
Regiment Infanterie gewijzigd in 6
e Regiment Infanterie. Frans maakte
nu deel uit van Ost. Comp. 4-6, die gelegerd bleef op de Tapijnkazerne in
Maastricht. De Ost. Comp. 4-6 had een totale omvang van 135 man. Frans kreeg
vervolgens de functie van brenschutter. Het IV
e Bataljon van het 6
e
Regiment Infanterie had de bijnaam “
De
Bokkenrijders”, werd kortweg ook wel “vierzes” genoemd.
Tijdens zijn verblijf op de Tapijnkazerne kreeg Frans twee maal licht
arrest opgelegd. Op 17 april 1947 strafte kapitein J.H. Becht hem
met twee dagen, omdat hij vuile etensblikken onder het bed van Frans had
gevonden. Een week later legde Becht Frans
vijf dagen licht arrest op, omdat hij 10 uur te laat was binnengekomen en
daardoor twee appels had gemist.
|
Straflijst Frans
Bosman
|
Op 20 en 21 mei 1947 volgde de
laatste grote oefening. Drie dagen later ging Frans met zgn. inschepingsverlof.
Vóór zijn vertrek naar Ned.-Indië kon hij negen dagen naar huis om van iedereen
afscheid te nemen. Gedurende het inschepingsverlof had hij ook de mogelijkheid
de banden met zijn trouwe kameraad, de herdershond Max, nog eens stevig aan te
halen.
Ter voorbereiding op zijn lange tijd van huis maakte Frans voor zichzelf
van een schrift met harde kaft een fotoalbum met afbeeldingen van zijn ouders,
zijn broers en zussen, zijn beide zwagers en zichzelf. Daarin ontbraken geen
foto’s van belangrijke gebeurtenissen in het gezin Bosman, zoals het 25-jarig
huwelijksfeest van zijn ouders, het huwelijk van zijn zus Rietje, de geboorte
van zijn eerste nichtje, maar ook van zijn laatste vakantie op Loosdrecht.
Later heeft Frans aan dit album foto’s toegevoegd die hijzelf in Indië maakte
of die collega’s van hem maakten. Daardoor ontstond een beeld van de plaatsen
waar hij gezeten heeft en wat hij leuk vond in Indië.
|
Schrift met foto's van Frans Bosman |
Op 2 juni 1947 moest Frans weer
op de kazerne zijn om de laatste voorbereidingen te treffen voordat ook voor
hem het grote avontuur in Ned.-Indië begon. Er deden tal van geruchten de ronde
over de datum van vertrek. De manschappen kregen tropenkleding aangemeten en
moesten hun wapens inleveren.
Van 3 t/m 5 juni was er in de
kazerne een retraite om de katholieke militairen geestelijk voor te bereiden op
hun moeilijke taak in Ned.-Indië. De sluitingsdag van de retraite eindigde met
een bidweg van de Sterre der Zee, een bijzondere gebeurtenis. Enkele jongens
baden voor en de anderen, compagnie na compagnie antwoordden om zo de
voorspraak van de Sterre der Zee, de H. Maagd Maria, af te smeken over hun tocht
naar Ned.-Indië. Kort voor hun vertrek kregen de mannen nog een feestavond
aangeboden in de Schouwburg van Maastricht, waarbij officiële toespraken
uiteraard niet ontbraken.
In de vroege ochtend van 20 juni 1947 begon de grote reis naar Ned.-Indië.
Over het doel van de missie zei Jan Bermont, destijds deel uitmakend van de 1e
Compagnie van 4-6 R.I., 60 jaar later tijdens de laatste reünie van de
Bokkenrijders:
"Wat
wij daar ginder moesten doen was voor velen van ons niet duidelijk. Ik geloof
dat ze het toen noemden, als expeditionaire macht voor pacificatie vrede
stichten.
Mooie woorden, waar wij toen nog nooit van
gehoord hadden of wisten wat het betekende. We deden daar onze plicht, ieder op
zijn eigen manier en keerden na een verblijf van 3 jaar met eigen ervaringen en
herinneringen terug naar ons Vaderland."
Onder grote belangstelling van de
burgerbevolking van Maastricht marcheerden de mannen van de Tapijnkazerne naar
het station, terwijl de Katholieke jongens het lied “Sterre der Zee” zongen. Om
08.50 en 10.05 uur vertrokken de treinen naar Rotterdam, nagewuifd door velen
die op het perron hadden weten te komen.
|
ms Sloterdijk
|
In Rotterdam lag ms. “Sloterdijk”
op de manschappen te wachten aan de Merwedekade. Een deel van de militairen,
die de Sloterdijk naar Indië moest vervoeren, was de vorige dag al aan boord
gegaan. In totaal werden er 1417 militairen aan boord verwacht.
Terwijl een militaire kapel
vrolijke marsmuziek speelde, gingen de soldaten aan boord. Er volgde een korte
inspectie. De regimentscommandant hield nog een afscheidstoespraak en onder het
spelen van het Wilhelmus kwam de Sloterdijk om 17.50 uur los van de kade, nagezwaaid
door talrijke familieleden. Er waren, de bemanning niet inbegrepen, 1417 man
aan boord; 694 man van 4-6 R.I en 661 man van 4-9 R.I., een KNIL-detachement
van 40 man, 17 man van de Staf Commanderend Officier Troepen (C.O.T.) incl.
medisch personeel en 6 zgn. Indiëvormers. De officieren en een aantal
onderofficieren sliepen in hutten. De overige manschappen sliepen op de
troependekken in vierhoog gestapelde bedden, die erg dicht tegen elkaar
stonden. Er was niet veel persoonlijke ruimte want het schip was overvol.
Toen de Sloterdijk volle zee bereikte zag de kapitein, door zeer dichte
mist, zich genoodzaakt de ankers uit te werpen. Nog vlakbij huis dobberde het
schip op de Noordzee rond tot de volgende dag 03.00 uur.
|
Aan boord van ms.
Sloterdijk
|
Tijdens de reis werden de
soldaten bezig gehouden met kerkdiensten, maaltijden, appels en inspectie,
corvee (vele kilo’s piepers jassen), brenles, gymnastiek, muziek, cabaret,
film, Indische Vorming en avondgebed.
Toen de Sloterdijk ter hoogte van
Tunis voer, stuurde Frans een kaart van het schip naar zijn jongste zusjes om
hen te laten weten, dat de temperatuur in de Middellandse Zee ruim boven de
30ºC. was. Terwijl de Sloterdijk verder door de Middellandse Zee voer, schreef
aalmoezenier P.Baeten op 26 juni 1947 een brief aan de ouders van de
katholieke soldaten. Hij schreef volledig te kunnen begrijpen wat het voor
ouders moest betekenen hun zoon twee jaar te moeten missen. De ouders zouden
tobben over zijn ontwikkeling, ze zouden zich zorgen maken over zijn gedrag in
zulke andere omstandigheden dan in Nederland. De aalmoezenier waardeerde deze
zorgen, maar hij had ook woorden van troost:
"Doch het enige antwoord, dat in staat is
u te troosten en u het volle vertrouwen te schenken te midden van uw zorgen,
vindt u in het licht van uw geloof. Ik weet, dat u dit antwoord van mij als
priester verwacht. Het is nu eenmaal onze plicht dat wij naar Indië gaan. Een
plicht ons opgelegd door onze wettige regering.
Haar gezag daartoe heeft zij ontvangen
van God. En daarom mogen wij kortweg zeggen: we gaan naar Indië omdat God het
van ons vraagt. Gods wil is het hoogste gebod en de uitvoering ervan stempelt
ons tot goede kinderen van onze Hemelse Vader. In het licht van uw geloof,
ouders, moet dit offer gebracht worden."
Anno 1947 kon een aalmoezenier
nog dergelijke woorden schrijven aan de ouders van de soldaten. Ook hij maakte natuurlijk
deel uit van het katholieke bolwerk (KVP), dat tegen alle internationale druk
in probeerde de Nederlandse belangen in Indië veilig te stellen. Zelfs God werd
erbij gehaald om het Nederlandse optreden in Indonesië te rechtvaardigen. Tegenwoordig
zou zo’n tekst slechts op hoongelach kunnen rekenen.
|
Handelaren in Port
Said
|
In de late namiddag van 29 juni
1947 voer de Sloterdijk de haven van Port Said binnen, waar zij acht uur bleef
liggen om water en voedsel in te nemen. De soldaten konden van handelaren op
bootjes allerhande artikelen kopen. De meeste soldaten kwamen toen voor het
eerst in aanraking met de cultuur van de Arabieren, voor wie in de
voorlichtingsbrochures gewaarschuwd was, want zij zouden ondeugdelijk waar
verkopen en de jongens oplichten.
De tocht ging verder door het
Suezkanaal naar de Golf van Aden. Op 1 juli 1947 passeerde de Sloterdijk de
Kreeftskeerkring in zuidelijke richting. Frans was nu in de tropen. Sommigen
genoten te veel van de felle zon. De mannen droegen vanaf toen niet meer hun
gewone uniform, maar het speciale tropenuniform. Nog in de Golf van Aden
belandde de Sloterdijk op 4 juli in een storm, die drie dagen aanhield. Golven
vlogen over het schip. Het was nauwelijks mogelijk op de dekken te lopen.
Honderden soldaten werden zeeziek.
Het verhaal gaat, dat Frans ook
ziek werd, omdat hij last had van een dichte keel. Zijn kameraden meenden, dat
hij last had van heimwee, maar dat was niet zo. Een Indische dokter aan boord
hielp Frans van zijn kwaal af door zijn keel te deppen met wattenstaafjes met
tinctuur. Na een paar dagen was Frans weer de oude. Ik ben geneigd te veronderstellen,
dat ook Frans last had van zeeziekte en later bij thuiskomst daarvan een kwaal
in zijn keel maakte.
Vanaf 7 juli 1947 was de Indische Oceaan weer kalm en knapten de zieken
op. Op 12 juli om 09.00 uur werd de haven van Sebang bereikt. Sebang ligt op
het eiland Pulau Weh ten Noorden van Sumatra, waar de mannen enkele uren van
boord konden. Velen zagen hier voor het eerst pisangs (bananen) en klappers
(kokosnoten).
|
Sebang
|
Vanaf 8 juli moesten de soldaten
twee kininetabletten per persoon per dag innemen tegen malaria. Dat gebeurde
onder toezicht van een officier. Twee dagen later werd iedereen ingeënt tegen
tyfus, voor sommigen aanleiding voor enkele dagen bedrust.
Aan
boord van de Sloterdijk verwachtte iedereen, dat de bestemming Makassar op
Celebes zou zijn. Op 12 juli 1947 kwam via de radio het bericht door, dat er
niet op Celebes gedebarkeerd zou worden, maar in Tandjok Priok, de haven van
Batavia.
In de Straat van Malakka
ontvingen de militairen op 14 juli 1947 met veel plezier de Neptunusdoop bij
het passeren van de Evenaar, even ten Zuiden van Singapore. Om 13.45 uur moest
iedereen in korte broek op het dek aantreden om na een ceremonie met veel zeewater
en zeep het Neptunusdiploma in ontvangst te nemen.
|
De Neptunusdoop
|
Op vrijdag 16 juli 1947
arriveerde de Sloterdijk in Tandjok Priok en konden de mannen om 10.30 uur van
boord voor een tussenstop van 12 dagen. Van elk bataljon bleven 25 man op het
schip achter om dat schoon te maken. Na
de ontscheping werden de soldaten met kleine legertrucs naar het tentenkamp
Tjideng Baroe gebracht om daar te acclimatiseren en te wennen aan de
malariadiscipline. De tocht daarheen betekende voor de manschappen de eerste
kennismaking met het land waar ze de volgende twee jaar zouden verblijven. In
Tjideng Baroe wachtten de kwartiermakers, die al eerder uit Nederland waren
vertrokken, de mannen op. Voor elke groep stonden in iedere tent acht
veldbedden klaar, voorzien van een klamboe. Het klimaat was draaglijk, maar de
nachten waren vrij koel. Rond een uur of tien in de morgen werd het zo warm,
dat de meesten rondliepen met ontbloot bovenlijf. Dat was toegestaan mits de
dienst het toeliet.
Vier dagen later werden de
manschappen van 4-6 RI direct ingezet. Onder bevel van luitenant kolonel Wolthuis, moesten ze in Batavia enkele
belangrijke posten, zoals de Europese wijk, de stations en andere openbare
gebouwen bewaken. Door de vele schendingen van de Overeenkomst van
Linggadjati
door de Indonesiërs was het onrustig op Java. De Nederlandse Regering besloot
daarop op 21 juli de Eerste Politionele Actie in gang te zetten, mede om plantages
en raffinaderijen veilig te stellen. De Nederlandse strijdkrachten bezetten
grote delen van Java en Sumatra. Toen het, onder druk van de internationale
gemeenschap, op 22 juli weer rustig was, keerden de soldaten terug in het
tentenkamp Tjideng Baroe. Er volgden nog enkele patrouilles, maar er was voor
de mannen ook gelegenheid in Batavia te gaan stappen.
Op 27 juli 1947 kregen Frans en
zijn kameraden de order zich gereed te maken voor inscheping naar Semarang op
Midden Java, waar ze verder zouden verblijven.
Tiel, 29 augustus 2017-08-28
Meer weten?
Lees: Paul
Welling, Ze spraken er niet over. Twee Amersfoortse broers in Nederlands-Indië.
Soest : Boekscout 2015. 156 blz. Index. ISBN 9789402219401. Prijs €
18,15. Te bestellen via boekscout.nl