De herinnering van de koster in Brielle
Eind 1941 begin 1942 was Eduard
Welling (1908-1985) erachter gekomen, dat zijn overgrootvader van moederszijde,
Anthonie Wery (1821-1886), in Brielle was overleden en daar ook werd begraven
op het katholieke deel van de algemene begraafplaats. Eduard
had dat vermoedelijk vernomen van zijn oom Joseph Swaab met wie hij veel samenwerkte,
omdat die ook bezig was met een afstammingsonderzoek. Beiden wilden de Duitse
autoriteiten duidelijke maken, dat ze niet voor deportatie naar een concentratiekamp
in aanmerking kwamen, omdat ze nauwelijks Joods bloed hadden
Toen Eduard bijna zeker wist, dat
zijn overgrootvader in Brielle was begraven, stuurde hij een verzoek om
gegevens naar de pastoor van de RK. Kerk van het stadje. Hij schreef:
“Onder aanbieding van mijn excuses, dat
ik u voor een persoonlijke aangelegenheid moet lastig vallen, vraag ik hierdoor
beleefd uw aandacht voor het volgende:
Ten behoeve van mijn onderzoek naar mijn
afstamming, moet ik kunnen bewijzen, dat mijn overgrootvader Anthonie Wery van
arische afstamming was.
Genoemde A. Wery werd in 1822 in Lyon,
uit RK ouders geboren, doch het is, doordat er geen postverbinding met het
onbezette deel van Frankrijk is, mij helaas niet mogelijk binnen de gestelde
termijn een doopbewijs te verkrijgen.
Het is mij evenwel bekend, dat hij in uw
gemeente is overleden en tevens de H. Sacramenten heeft ontvangen en op de RK
begraafplaats werd begraven. Dit sterfgeval heeft vermoedelijk tusschen 1880 en
1890 plaats gevonden en verzoek ik u thans beleefd, mij een uittreksel in
triplo uit het register overlijden uwer gemeente te willen doen toekomen en
zoomogelijk, indien dit ten uwent bekend is, dat genoemde A. Wery inderdaad tot
het RK Kerkgenootschap heeft behoord.”
Aantekening op de
brief aan Eduard Welling
|
H. Th. H. Heijink, sinds 1945
pastoor van Brielle, stuurde de brief van Eduard per kerende post terug met
daarop de opmerking van koster Joh. van den Voorde, dat, volgens het Grafboek
der begraafplaats Brielle, Anthonie Wery op 22 juli 1886 in graf nr. 91 van de
begraafplaats begraven werd. Volledigheidshalve stuurde Eduard ook een brief
naar de Gemeente Brielle met het verzoek te bevestigen, dat zijn overgrootvader aldaar begraven werd. ‘Spoedshalve’
stuurde de gemeentesecretaris de gevraagde akte van overlijden op met de mededeling,
dat niet terug te vinden was waar Anthonie Wery begraven was.
Eduard Welling
|
Tevens stuurde Eduard een brief
aan de Centrale
Dienst Sibbekunde met het verzoek om ‘clementie’ wat betreft de gestelde
termijn waarin hij zijn bewijsvoering over zijn niet-joodse afkomst rond moest
zijn. Inmiddels had Jurriaan van Toll, de voorzitter van het Nederlandsch Verbond
voor Sibbekunde Eduard geadviseerd om contact op te nemen met de genealoog J.S. Willems-Le Clercq in
Brussel, die mogelijk wel uit Lyon de benodigde documenten zou kunnen laten komen.
Dus schreef Eduard die direct op 11
februari 1942. Uit de daarop volgende briefwisseling blijkt echter, dat Eduard
zelf eerder aan de vereiste documenten uit Lyon kwam dan Willems-Le Clercq.
Op 14 februari 1942 ontving Eduard
een brief van de pastoor uit Brielle waarin deze mededeelde de koster van het
Protestantse kerkgenootschap, t.w. Joh. van den Voorde, te hebben gesproken,
die veel wist te vertellen over het gemeentelijke kerkhof. De mededeling van de
pastoor, dat Anthonie Wery circusdirecteur was geweest, trickerde het geheugen
van de koster. De pastoor schreef:
“Hij was nog een jongen, toen een
directeur van een apen- en hondentheater, staande op de Kaai in Brielle kwam te
overlijden. Hij weet zeker, dat de overledene op het katholieke gedeelte van
het Gemeentekerkhof kerkelijk begraven is. Later heeft hij nog vaak de stenen
plaat gezien boven het graf.”
De volgende dag beantwoordde
Eduard de brief van de pastoor. Hij schreef:
“De bijzonderheden, door de koster J
.v.d. Voorde medegedeeld, als het feit, dat wijlen de heer Wery eigenaar was
van een honden- en apentheater, alsmede het feit, dat het graf destijds was
opgesierd met een ronde doos met bloemen, blijken volgens oudere familieleden
van mij inderdaad juist te zijn. De heer v.d. Voorde blijkt over een bijzonder
geheugen te beschikken."
Van oudere familieleden (zijn oom
Joseph Swaab o.a.) had hij de bevestiging gekregen over het werk van zijn
overgrootvader en over details van het graf. Hij zou per kerende post een
betreffende verklaring ter tekening naar de koster sturen. Hoewel hij enige
dagen uitstel voor de bewijsvoering had verkregen, hoopte hij nu toch zijn
bewijsvoering tijdig te kunnen afronden. Hij eindigde zijn brief aan de pastoor
met:
“Alhoewel
het bedrag niet in overeenstemming is met de waarde van den dienst die u mij
heeft bewezen (een menschenleven is immers niet in geldswaarde uit te drukken)
zou het mij hoogst aangenaam zijn, indien u ingesloten zilverbon van mij voor
uw offerbus of armen zoudt willen accepteeren.”
Deze passage toont aan, dat
Eduard zich heel goed bewust was wat hem wachtte, wanneer hij zijn
bewijsvoering niet rond kreeg.
Op 18 februari 1942 stuurde
Eduard de geboorteakte van zijn overgrootvader en de verklaring van de koster
in Brielle naar de CDS. Hij ging ervan uit, zo schreef hij, dat de CDS het met
hem eens zou zijn, dat zijn overgrootvader katholiek was, omdat hij kerkelijk
begraven was op het katholieke deel van de gemeentelijke begraafplaats in
Brielle, zoals de koster had verklaard. Hij bevestigde, dat langs verschillende
wegen in Lyon om het doopbewijs van Anthonie Wery was gevraagd wat zijn oom
tijdens, een persoonlijk onderhoud met de CDS, al had laten weten. Hij dankte
de CDS voor het verkregen uitstel voor het leveren van dit bewijs.
Doopakte van
Anthonie Wery
|
Een maand later kon Eduard eindelijk
een kopie van het doopbewijs van zijn overgrootvader opsturen. Voor hem was
daarmee het bewijs geleverd van de arische afstamming van zijn overgrootvader
en dus van hemzelf. Korte tijd later kreeg hij de bevestiging.
Tiel, 10 augustus 2017
Heel mooi verhaal. Ben er blij mee. Bedankt.
BeantwoordenVerwijderenGroetjes, Jules