Fataal treinongeluk
Als kleine jongen al
interesseerde ik me bovenmatig in treinen en spoorwegen. Ons land heb ik per
trein doorkruist van Noord naar Zuid en van West naar Oost. Ik kende alle modellen,
waarmee de NS reed. Speciale aandacht had ik altijd voor wissels en overgangen.
De dienstregeling van de NS was mij vertrouwd. Alles wat er over treinen te
lezen viel las ik. Ook in het buitenland heb ik in de loop der jaren vele
treinritten gemaakt. Ik heb goede herinneringen aan treinreizen in België, Engeland,
in Noorwegen met de Flåmbaan,
Frankrijk, in Italië, waar we tussen Rimini en Ravenna op een echte Italiaanse
ruzie tussen een paar medepassagiers werden getrakteerd, in Zwitserland met de
Bernina-expres en in Peru. Vooral de rit naar Machu Pichu en vandaar naar Cusco
heeft diepe indruk op mij gemaakt, vooral de zigzag-afdaling naar de stad.
Trein naar Machu
Pichu
|
Natuurlijk wilde ik als kleine
jongen mijn eigen trein hebben. Sinterklaas was zo goed die al snel voor me mee
te brengen, zo’n blikken met een locomotief die je met een sleuteltje moest
opwinden. De locomotief en de wagons stonden vreemd hoog op de wielen. Jammer
genoeg waren de rails zo zwak, dat ze vaak verbogen, wat tot ontsporingen
leidde. Toen ik een jaar of tien was begon ik te sparen voor een eigen elektrische
trein. Dat moest en zou een Märklin zijn, een veel beter merk dan Trix of
Fleischmann, was mijn overtuiging. Ik wist toen nog niets van gelijkstroom of
wisselstroom. Uren lang stond ik me te vergapen aan de modellen die uitgestald
stonden in de speelgoedwinkel van Pronk in de Amsterdamse Pretoriusstraat. In
mijn dromen bouwde ik de grootste en ingewikkeldste modelspoorbaan die er
bestond en zag ik de treinen over mijn baan rijden. Voor de bediening van
seinen en wissels had ik een enorme schakelkast. Dromen…
Speelgoedwinkel van
Pronk, Pretoriusstraat (foto: geheugenvanoost.nl)
|
Ik zal een jaar of tien,
misschien twaalf geweest zijn, toen ik bij Pronk mijn eerste, rechte rail van
Märklin kocht, die was goedkoper dan een gebogen rail. Het begin was er. Vol
trots liet ik iedereen mijn rail zien. In de daarop volgende jaren kwamen er
meer, niet alleen rechte, maar ook gebogen. Mijn eerste wagon was het
allersimpelste model, dat Märklin verkocht, maar toch. Er kwamen wissels. Voor een
verjaardag kreeg ik van mijn ouders een elektrische locomotief, een groen Duits
model, de groene E41 van de Deutsche Bundesbahn. Snel volgde een kleine
transformator, later aangevuld met een grote. Nu kon ik echt mijn trein laten
rijden. Ik ging huisjes bouwen van Faller en van Vollmer, die veel moderner van
uitstraling waren, om het geheel aan te kleden.
In de daarop volgende jaren gaf
ik mijn geld zo veel mogelijk uit aan “treintjes”, zoals dat heette. Toen ik
getrouwd was en er nog geen kinderen waren, was er in onze woning in Harderwijk
een kamer over, waar ik eindelijk mijn eigen modelbaan kon bouwen. Elke vrije minuut
werkte ik aan mijn spoor. Zo’n twee jaar lang. De baan was half klaar, toen er
een andere baan kwam en we naar Aalsmeer verhuisden. En korte tijd later naar
Kudelstaart. Daar had ik de hele zolder tot mijn beschikking. Op een nog
grotere tafel bouwde ik een nieuwe baan, die ook maar half af kwam, want de
zolder was voor andere doeleinden nodig.
Mijn tweede
spoorbaan
|
Door mijn vele genealogische
onderzoeken ben in erachter gekomen, dat de liefde voor treinen en spoorwegen in mijn genen zit. Mijn moeder werkte voor haar huwelijk op kantoor bij NS in
Utrecht. Haar vader had daar ook gewerkt voordat hij met zijn tuinderij begon.
De vader van de moeder van mijn vader, mijn overgrootvader dus, was wachter op
Seinpost 46 aan de Liendertseweg in Amersfoort. Nog andere familieleden van
mijn oma werkte als wachter bij het spoor. In de familie Welling kwamen in het
verleden bijna alle denkbare functies voor, die men bij het spoor kon
uitoefenen, alleen geen machinist. Wel seinwachters, een conducteur, werkers
aan de baan, een ingenieur op de Centrale Werkplaats in Tilburg en een paar
mensen die op kantoor van de spoorwegen werkten, zoals Hendrik Johannes Dirk
Welling (1876-1958), die er in 1934 zijn 40-jarig jubileum vierde.
Spoorwegovergang
Hamseweg, Amersfoort
|
Anthonius Welling (1809-1882)
werkte aanvankelijk als bleker en wever in de Amersfoortse textielindustrie,
maar toen die uit de stad verdween, stapte hij over naar het spoor. Hij werd
bewaker van de spoorweg overgang aan de Hamseweg, een baan die hij deelde met
zijn vrouw Agnes Smink (1811-1879). Anthonius en Agnes waren in 1846 getrouwd.
Na de geboorte van een levenloos kind, kregen zijn in 1850 en 1854 twee zoons,
Anthonius, die op 3-jarige leeftijd overleed, en Marinus, die 84 jaar oud werd.
Rond 15 juni 1879 ging de Amersfoortsche
Courant er prat op, dat er sedert de in gebruikneming van de Centraalspoorweg
tussen Utrecht en Kampen in 1863, dus in een periode van zestien jaar, geen
ongeluk met dodelijke afloop op dat traject in Amersfoort had plaats gevonden.
Centraalspoorbaan
Utrecht-Kampen
|
Hoe anders pakte dat uit op
zaterdagavond 21 juni 1879 zo rond de klok van 21.45 uur. Toen werd op zo’n 600
meter van het station Agnes Smink, de “veeljarige
wachteres aan den Hamsche overweg” door de centraaltrein vanuit Utrecht
overreden en gedood. De Amersfoortsche Courant van maandag 24 juni schreef er
het volgende over:
“Het lijk was verschrikkelijk verminkt,
het hoofd van het lichaam gescheiden; de armen en beenen waren vermorzeld,
kortom de misvorming was van dien aard, dat bijna geen menschelijk ligchaam uit
de overblijfselen kon worden herkend.”
De krant veronderstelde, dat de “brave en oppassende vrouw” dacht nog vóór de aankomst
van de trein de overweg te kunnen oversteken. Maar de trein was al te dicht bij
en verpletterde haar, zoals de krant had beschreven. Stationschef Van Asperen
was als eerste ter plekke en verzamelde de lichaamsdelen van de overledene. De
lichaamsdelen werden voorlopig neergelegd in de stal van de heer J.C. Botter.
De krant prees de hulpvaardigheid van beide heren.
De wijze van verslaglegging doet
nog steeds huiveren, maar kennelijk was het destijds de normaalste zaak om de
gruwelijkste details van een ongeluk weer te geven. Tegenwoordig denken we daar
gelukkig wat anders over.
Dankbetuiging na
overlijden van Agnes Smink
|
Zoon Marinus deed op daags daarop
aangifte van het overlijden van Agnes. Op 27 juni, zeer waarschijnlijk de dag
van de begrafenis, stond in de Amersfoortsche Courant een innige betuiging van
erkentelijkheid voor geboden hulp en deelneming van echtgenoot Anthonius en
zoon Martinus.
Tiel, 25 augustus 2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten