Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

vrijdag 9 oktober 2020

Genealogisch blog 478

Bouwsteen en toetssteen (478)

Op 15 juni van dit jaar behaalde Henri Jean Joseph Vermeulen (geb. 1936) aan de Rijksuniversiteit van Groningen de graad van doctor op het proefschrift met de titel “Bouwsteen en toetssteen, een overweging van de bronnen en methoden van de genealogie geconcentreerd rond het Gelderse geslacht De Cock”. Vermeulen begint zijn proefschrift met te vermelden wat de lezer ervan kan verwachten:

“In dit boek wordt een exemplarische analyse gegeven van de bronnen en methoden die bij genealogisch onderzoek naar laatmiddeleeuwse adellijke geslachten van nut kunnen zijn. Door de gedegen analyses van de bronnen en de doordachte toepassingen van de methoden kunnen de mogelijkheden en onmogelijkheden van deze combinatie in kaart worden gebracht. Dit heeft uiteraard voor de structuur van het boek gevolgen gehad, waarvan de lezer zich bij de het lezen bewust moet zijn.”

Onderzocht Vermeulen aanvankelijk alleen het Gelderse geslacht De Cocq in de Tieler- en Bommelerwaard in de periode van 1250 tot 1500, later breidt hij zijn onderzoek uit naar meer vooraanstaande adellijke families. Tot zijn genoegen bleken zijn onderzoeksmethoden ook toepasbaar op die families uit de late Middeleeuwen. Hij noemt zijn onderzoek een handleiding voor het opzetten van genealogisch onderzoek. Zijn basismateriaal vormen de primaire bronnen, maar daarnaast heeft hij gebruik gemaakt van de toepassing van getuigenissen, vernoemingen, bewapeningen en rangorden, en het patri- en matrilineair familieonderzoek.


Zegel van Rudolph de Cocq uit 1265, Nat. Archief


 
Volgens Vermeulen is er over de herkomst van de familie De Cocq weinig bekend. Hij constateert, dat er in 1250 sprake was van ene Gijsbert de Cocq van Hemert en in 1258 van een Gijsbert de Cocq. In 1265 verscheen ridder (milites) Rudolph de Cocq opeens ten tonele. Rudolph ruilde en verkocht zijn dagelijkse en hoge heerlijkheid van het huis te Rhenoij, die hij in leen had van de graaf van Gelre, en zijn allodiale (vrij van leenrecht) goederen tussen Beesd en Leerdam en tussen Lek en Linge met/aan Otto II, de graaf van Gelre. De zonen Rudolph II, Hendrik, Gijsbert en Willem waren getuigen van deze transactie tussen hun vader en de graaf. Daarmee voorkwam de graaf, dat de zonen van Rudolph later op de beslissing van hun vader konden terugkomen, want als getuigen stemden ze in met de handelswijze van hun vader.

Bij de transacties tussen Rudolph de Cocq en de graaf van Gelre waren ook tal van andere hogere en lagere adellijke personen getuigen. Een van hen was ene Otto (Udo) van Haaften (Havech). Wie deze Otto was maakt Vermeulen overigens niet duidelijk, net zomin als diens relatie tot de latere Van Haaftens.

In de acte van 1265 werden Rudolph de Cocq en zijn zonen voor het eerst genoemd. Over de voorouders van Rudolph zegt Vermeulen:

“De prille generaties zijn in de nevelen van de vroege middeleeuwen verborgen. Over deze generaties is niet veel gepubliceerd en bij wat er met twee voorbeelden is neergeschreven kunnen de nodige vraagtekens worden gezet. Het geschrevene lijkt vooral aan de fantasie te zijn ontsproten.”

Daarmee rekent Vermeulen voor eens en altijd af met de gedachte, dat de familie De Cocq, en de later daaruit ontstane families zouden zijn voortgekomen uit het Franse geslacht Châtillon. Er is daarvoor geen enkel bewijs. Ook de verklaringen van de achternaam “De Cock”, die de ronde doen, verwijst Vermeulen naar het rijk van de 19e-eeuwse fantasie.

Wapen van de familie Van Haeften bij Kasteel Ophemert

Rudolph de Cocq en zijn zonen behoorden tot de lagere adel, omdat zij in de documenten “milites” werden genoemd. Zouden ze behoord hebben tot de hoge adel, dan zouden ze zeker “nobiles” genoemd zijn.  Alleen de bisschop van Keulen heeft zoon Rudolph II de Cocq op 21 juli 1301 een keer zijn ministeriaal genoemd. De familie De Cocq behoorde tot de vrije lagere edelen. Het is, volgens Vermeulen, mogelijk, dat de vroegste vertegenwoordigers van de familie De Cocq als niet-edele vrijen afkomstig zouden zijn uit het Franse graafschap Blois. Misschien gebruikte de familie De Cocq als herinnering aan hun afstamming het wapen van de graven van Blois uit het huis Châtillon. Vermeulen komt tot de slotsom, dat binnen de familie De Cocq getuigen bij huwelijksvoorwaarden, magescheiden, testamenten, e.d. altijd familie van elkaar waren. Echte bewijzen van de relatie tussen de familie De Cocq en de Franse familie Van Blois van Châtillon ontbreken echter.

Wapen van Blois van Châtillon

Hoewel Vermeulen heel duidelijk stelt, dat er geen enkel bewijs is, dat de familie De Cocq zou afstammen van het Franse geslacht Châtillon, blijft hij toch hinken op twee gedachten door een aantal malen de mogelijkheid van afstamming van de familie de Cocq van de familie Van Blois van Châtillon open te houden.

Toch behoorde Rudolph later tot de milites en had hij door zijn bezit een machtige positie, waarvan de graaf van Gelre bij de ruil en aankoop van 1265 graag gebruik maakte door zijn eigen gebied door de transactie af te grendelden voor Arkelse of Hollandse expansie.

Uiteraard was ik zeer benieuwd naar wat Vermeulen te zeggen heeft over de verbinding van het geslacht van Haeften met de familie De Cocq. Naar aanleiding van het wapen van de familie Van Haeften merkt Vermeulen op, dat, als de familie Van Haeften ook tot de familie De Cocq zou behoren, de barensteel van drie hangers in het schildhoofd in het wapen van de familie Van Haeften vermoedelijk een evolutionaire (van blijvende aard) aanpassing is van het wapen van de familie De Cocq. Vervolgens komt Vermeulen tot de conclusie, dat de stamvader van de familie Van Haeften een jongere broer zou zijn van de stamvader van de familie De Cocq. Met andere woorden: Rudolf de Cocq zou de oudere broer zijn van de hiervoor genoemde Otto (Udo) van Haaften (Havech).

Het is spijtig, dat Vermeulen deze aanname niet verder onderbouwt, terwijl hij elders in zijn dissertatie gewag maakt van vier takken die uit de familie De Cock zijn ontstaan, t.w. De Cock van Waardenburg, De Cock van Hemert, Van Tuil en Van Haaften en later de families De Cock van Neerijnen, De Cock van Opijnen, De Cock van IJzendoorn etc.

Het is overigens opvallend, dat Vermeulen in zijn boek het vele malen heeft over de familie Van Haaften. Hij maakt geen gebruik van de gebruikelijke schrijfwijze van de naam., nl. Van Haeften. Slechts een paar keer gebruikt hij de naam Van Haeften, en dan vooral bij de bespreking van de voorwaarden voor het huwelijk van Willem van Haeften van IJzendoorn met Adriana de Cock van Neerijnen.

In zijn boek speelt Vermeulen even met de gedachte, dat de stamvader van de familie Van Haeften de zoon van Rudolph de Cocq zou zijn, t.w. Rudolph II de Cocq. Daarmee zou de familie Van Haeften de oudste tak zijn, die ontsproten is aan de familie De Cocq. Jammer genoeg werkt Vermeulen ook deze gedachte niet verder uit. Terwijl hij beweert de genealogie van de familie De Cocq van meet af aan op te bouwen, gaat Vermeulen duidelijk de mist in als het gaat om de verbinding van de familie Van Haeften met de familie De Cocq.

Het blijft dan ook verhuld in de nevels van de late Middeleeuwen hoe de eerste generaties van de familie Van Haeften er precies hebben uitgezien. Iedere genealoog die zich met de familie Van Haeften bezighoudt moet het dan ook verder doen met zijn eigen aannames over de vroegste generaties van de familie Van Haeften.

 

Tiel, 9 oktober 2020

 

Meer weten:

Lees: Bouwsteen en toetssteen, Een overweging van de bronnen en methoden van de genealogie gecentreerd rond het Gelderse geslacht De Cock, aan te vragen bij requestacopy@rug.nl

 

================================================================


 

 

 

1 opmerking:

  1. Graag zou ik in contact willen komen met de heer Vermeulen. Heeft u (of wellicht iemand anders) misschien een idee hoe ik dat voor elkaar kan krijgen? Bij voorbaat dank.

    BeantwoordenVerwijderen