Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

woensdag 1 december 2021

Genealogisch blog 587

 

Duitse dienstbode

Direct na de Eerste Wereldoorlog kwamen veel jonge Duitse vrouwen naar Nederland om in ons land te gaan werken als dienstbode. Duitsland had de Eerste Wereldoorlog verloren, het land lag in puin en er heerste armoede. Veel mannen waren tijdens de oorlog gesneuveld, waardoor er een groot vrouwenoverschot was. Voor veel jonge vrouwen redenen genoeg om naar Nederland te vertrekken. Daar was het goed, er was werk. In tal van Nederlandse gezinnen vonden de Duitse vrouwen emplooi als dienstbode of dienstmeisje.

Een tweede golf van jonge Duitse vrouwen kwam eind jaren ’20 en begin jaren ’30 naar Nederland. De werkeloosheid had in Duitsland hard om zich heen gegrepen. De inflatie was er torenhoog. Van vriendinnen en bekenden vernamen de vrouwen in brieven hoe goed het in Nederland was.

De (welgestelde) Nederlandse gezinnen ontvingen deze Duitse dienstboden met open armen. De Duitse vrouwen waren bereid hard te werken en lange dagen te maken, soms wel van ’s morgens 6.00 tot ’s avonds 22.00 uur. Konden de jonge vrouwen er eventueel ’s avonds op uit, dan werden ze beperkt in haar bewegingsvrijheid door allerlei organisaties, die zich in zetten voor het wel en wee van de Duitse vrouwen. Ongewenste zwangerschappen waren uit den boze.

Toen de nazi’s het in Duitsland voor het zeggen kregen, veranderde in Nederland de houding ten opzichte van de Duitse dienstboden. Die behoorden opeens tot de vijand, ondanks het feit, dat sommigen zich hadden laten nationaliseren of met een Hollandse man getrouwd waren. Ze werden, tot ver na de Tweede Wereldoorlog, gezien als verraadsters of spionnen.

Barbara Henkes

Historica Barbara Henkes heeft de lotgevallen van de Duitse dienstbodes indringend beschreven in haar proefschrift met de titel “Heimat in Holland, Duitse dienstmeisjes 1920-1950”, dat in boekvorm verscheen bij Uitgeverij De Geus.

Met de tweede golf Duitse dienstbodes kwam ook Ida Katzner naar Nederland, en in het bijzonder naar Amsterdam. Ida, wier roepnaam Else was, behoorde tot het gezin van spoorarbeider Friedrich Katzner en Auguste Opalka. Naast haar huishoudelijk werk in het gezin was moeder Auguste schoonmaakster op stations. Friedrich en Auguste kregen zeven kinderen. Else werd geboren in Osterode in het Ruhrgebied op 10 juli 1908. Na de lagere school moest Else gaan werken als kindermeisje en leerling-verkoopster in een schoenenzaak. Toen ze in Amsterdam als dienstmeisje werkte stuurde ze met enige regelmaat geld naar huis. Uit een bewaard gebleven brief valt op te maken, dat haar zus erg blij was toen ze haar een keer DM. 10,00 stuurde. Dat kon haar zus goed gebruiken.

In Amsterdam kreeg Else verkering met Nathan Swaab, wiens roepnaam Nico was. Toen Nico en Else te kennen gaven met elkaar te willen trouwen, moesten er nog enkele behoorlijke obstakels uit de weg geruimd worden. Het was in 1936 voor Duitse staatsburgers verboden met een buitenlander te trouwen, en al helemaal niet met een Jood. Gelukkig voor Nico en Else kreeg Nico van de Gemeente Amsterdam een neutraal uittreksel uit de Burgerlijke Stand. Daarop stond niet vermeld, dat Nico Joods was. Vervolgens kreeg Else vanuit Duitsland een zgn. Ehefähigkeits-Zeugnis, waarop vermeld stond, dat

“nach dem in Preussen geltende Rechte kein bekanntes Hindernis entgegensteht”.

Er kon getrouwd worden. Voor de voltrekking van hun huwelijk verschenen de 30-jarige Nico en de 28-jarige Else op 23 september 1936 voor de Amsterdamse ambtenaar van de Burgerlijke Stand. Het pasgetrouwde stel ging wonen in de IJsselstraat nr. 18 tweehoog. Op dat adres hebben ze gewoond tot half mei 1961, toen ze verhuisden naar de Sallandstraat in de hoofdstad.

Trouwfoto van Nathan Swaab en Ida Katzner

Nathan Swaab was de jongste van de zeven kinderen van Meijer Swaab en Raatje Gerritse. Vader Meijer was werkzaam als diamantslijper. Hij werd vermoord in Sobibor. Moeder Raatje was voor de oorlog al in oktober 1939 overleden. Zij werd op 17 oktober 1939 begraven op de Joodse Begraafplaats in Diemen.

Nathan werd geboren op 6 september 1906. Toen hij op moest voor de keuring voor militaire dienst, woonde hij nog bij zijn ouders in de Lepelstraat. Bij die keuring kwam vast te staan, dat hij een lengte had van 1.81 m. Verdere gegevens omtrent zijn signalement zijn destijds jammer genoeg niet genoteerd. Na de lagere school ging Nico verder leren op de MULO. In de avonduren volgde hij opleidingen voor boekhouden, Duits en steno.

Nico heeft verschillende werkkringen gehad. In 1925 stond hij geregistreerd als kantoorbediende bij een handel in lederwaren. Daarna werkte hij op kantoor van een ziekenfonds en vervolgens werd hij ten gevolge van de economische crisis werkeloos. In het kader van de werkverschaffing voor intellectuelen kreeg hij op 14 juli 1938 een aanstelling bij de Universiteit van Amsterdam. Bij de afdeling Statistisch Onderzoek werkte hij aanvankelijk als ponser en later als chef van de ponsers. Hij moest zijn werkzaamheden bij de UvA staken, omdat hij opgeroepen werd voor actieve dienst bij het leger.

Nadat Nico zijn militaire dienstplicht had vervuld, keerde hij weer terug naar de UvA., waar hij zijn werkzaamheden als chef van de ponsers weer oppakte. Maar inmiddels waren de Duitsers ons land binnengevallen. In 1941 werden de eerste beperkingen voor Joden van kracht. Dat ondervond Nico ook. Per 29 maart 1941 werd hem door de universiteit ontslag aangezegd, omdat hij Jood was.

Ontslag aangezegd

Gelukkig vond Nico weer gauw werk, dit keer als assistent-administrateur bij het Joods Onderwijsbureau in de Tulpstraat. Je zou kunnen zeggen, dat het Joods Onderwijsbureau het bestuursorgaan was van alle Joodse scholen in Amsterdam.

Hoewel Nico “gesperrt” was wegens zijn functie bij het Onderwijsbureau, ontkwam hij niet aan de voornemens van de nazi’s met de Joden. De nazi’s arresteerden hem in het voorjaar van 1943. Op 20 juni 1943 kwam hij aan in Westerbork waar hij verbleef in barak 60, terwijl echtgenote Else thuis in Amsterdam zat. Nico schreef vanuit Westerbork een zestal brieven aan zijn vrouw. Else heeft er toen alles aangedaan om haar man weer vrij te krijgen. Verzoeken aan de kampcommandant werden pas gehonoreerd, toen zij overtuigend kon bewijzen, dat ze arisch was. Ook moesten er documenten op tafel komen waaruit bleek, dat haar moeder arisch was. Uit Duitsland kwamen de documenten van haar moeder, maar een verklaring van de ambtenaar van de Burgerlijke Stand van Amsterdam, dat ze arisch was, bleek niet voldoende. Op 27 juli 1943 waren de vereiste documenten, zoals het Afstammingsbewijs van Ida Katzner, binnen bij de kampcommandant met weer een verzoek om Nico te ontslaan van gevangenhouding op grond van het feit dat hij letterlijk gemengd gehuwd was. Op 30 juli 1943 werd Nico ontslagen uit Westerbork en kon hij naar huis.

Afstammingsbewijs van Ida Katzner

Aan dit afstammingsbewijs vallen een paar dingen op. Allereerst de zinsnede:

“geheel noch gedeeltelijk van joodsche afstamming is”.

De woordkeuze maakt heel duidelijk hoe de Gemachtigde voor Afstammingsbewijzen erover dacht. De onderzochte persoon moest vooral niet Joods zijn. Wat verder opvalt is de ondertekening van het document. De handtekening was van Ludo ten Cate, die een van de oprichters was het Nederlandsch Verbond voor Sibbekunde, later de Centrale Dienst voor Sibbekunde, een dienst die Ten Cate vooral benutte om Joden op te sporen.

Toen Nico weer thuis was uit Westerbork, raakte Else al gauw in verwachting. Op 18 april 1944 werd hun enige zoon Nico Frederik geboren in Amsterdam. Doordat de kans op deportatie voor Nico en Else in het begin van de oorlog klein was, ze waren immers gemengd gehuwd wat uitstel van deportatie betekende, fungeerden ze min of meer als het centrale aanspreekpunt in de familie. Vanuit Westerbork kregen ze diverse brieven van familieleden, bijv. vier brieven van Nico’s twee jaar oudere zus Judith Swaab. Ook uit de trein naar het Oosten gegooide brieven bereikten hun. Van de familie Ossendrijver kregen ze zelfs een officiële adreswijziging om hen te laten weten, dat ze niet meer in de Rijnstraat woonden, maar vanaf 29 september 1943 in barak 60 in Westerbork..

Adreswijziging

Zijn gemengde huwelijk was voor Nico geen garantie, dat de nazi’s hem verder met rust zouden laten gedurende de rest van de oorlog. In 1944 stuurden de Duitsers hem naar Groote Keeten bij Callantsoog, waar hij moest meewerken aan de versterking van het noordelijk deel van de zgn. Atlantikwall. Vanuit Groote Keeten schreef Nico enkele brieven naar zijn geliefde Else.

Nico en Else overleefden beiden de oorlog. Nico overleed op 7 juli 1991. Wanneer Else stierf is mij niet bekend, maar dat moet na 1995 geweest zijn, want zij heeft verschillende bijdragen geleverd aan het boek “Heimat in Holland” van Barbara Henkes.

 

Tiel, 1 december 2021


 

 


 


 


 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten