Dichteres
Het oudste kind van Johan
Walraven de Cocq van Haeften (1722-1782) en Anna Ursulina van Lynden van
Hemmen (1728-1755) was dochter Margaretha (roepnaam Margriet), die op 14
januari 1751 in Utrecht werd geboren. Drie dagen later ontving de kleine
Margriet het doopsel in de Domkerk aldaar. Margriet groeide op in de adellijke
Gelderse kringen van haar ouders, die woonden in het Huis Wadenoijen. Over haar
opleiding is niets bekend, maar op latere leeftijd was ze in ieder geval het
Duits meester, want ze vertaalde uit die taal, en vermoedelijk het Frans.
Margriet van Haeften
Margriet was 19 jaar oud, toen ze
op 17 december 1769 ten overstaan van dominee B. Hoffman in de Hervormde Kerk
van Wadenoijen haar openbare belijdenis deed:
"van de Leere der Waarheid die naar
de Godzaligheid is; zoo als dezelve in de Hervormde Kerk geleerd word; tot
uitstekend genoegen van alle aanwezenden, en stoffe van blyde dankzeggingen
voor alle die Zions Heil beminnen; waar op Haar Hoog Wel Geboorene met alle
ruimte tot Lidmaat van de Christelyke hervormde Kerke is aangenomen".
Al voor haar huwelijk kwam
Margriet in contact met de Zwitserse filosoof, predikant en dichter Johann Caspar
Lavater (1741-1801), die zijn beroemdheid te danken had aan zijn geschriften over fysionomie, de toenmalige
wetenschap om van het gezicht de karaktereigenschappen van een mens af te
lezen. Tegenwoordig is fysionomie een pseudowetenschap. Margriet vertaalde in
1774 enkele werkjes van Lavater. Toen zij op 13 september 1774 in de kerk van
Wadenoijen, onder huwelijkse voorwaarden van 26 augustus 1774, de dag waarop ze
in ondertrouw gingen, in het huwelijk trad met baron Lucas Willem van Essen,
stuurde Lavater haar een huwelijksgedicht:
Schwester, die
mein Aug nie sahe,
Schwester, die
ich dann erblicke,
[...] Wenn wir, was wir glaubten sehen,
Himlisch wir vor
Christus stehen!
Het was in kringen van dichters
in de 18e eeuw gebruikelijk, dat men elkaar met “broeder en zuster”
aansprak. Margriet heeft Lavater tijdens haar leven nooit ontmoet. Door haar
huwelijk kon Margriet niet langer stiftsfreule
zijn van het nonnenklooster in Zennewijnen.
De echtelieden vestigde zich op
het familielandgoed van Lucas Willem: Kasteel Schaffelaar vlak buiten Barneveld,
dat Lucas Willem in 1767 in een ongekende stijl en luxe had laten herbouwen. De
tuin werd aangelegd door een leerling van de Franse tuinarchitect André le Nôtre.
Margriet werd Vrouwe van Schaffelaar.
Lucas Willem van Essen
Lucas Willem van Essen werd op 29
december 1739 geboren als enige zoon van
Carel van Essen tot Helbergen en Johanna Agatha Terrestein van Halewijn. Lucas
Willem was Heer van Helbergen en Schaffelaar en Heer van de hoge en vrije
heerlijkheid Abbenbroek en eigenaar van de bijbehorende landerijen. Hij was
ambtsjonker van Barneveld en Brummen en geadmitteerd in de Ridderschap van de
Veluwe. Na het overlijden van zijn moeder erfde hij in 1763 vier plantages in
Suriname, waar suiker en koffie werden verbouwd. Lucas Willem had een zeer
zwakke gezondheid. Het huwelijk tussen Margriet en Lucas Willem bleef kinderloos.
Om toch de naam “Van Essen” voort te laten bestaan adopteerden Lucas Willem en
Margriet in 1790 hun vierjarig neefje Hendrik Anthonie Zwier de Vos van
Steenwijck. Een jaar eerder hadden de beide echtelieden hun deel uit de erfenis
van baron Frans Goderd van Lynden, te weten een deel van de heerlijkheden
Blitterswijk en Wanssum in Limburg overgedragen aan Margriets broer Barthold de
Cocq van Haeften.
Landgoed Schaffelaar
Lucas Willem overleed, 51 jaar
oud, op 23 september 1791; hij werd vijf
dagen later in de Hervormde Kerk van Barneveld begraven. Uit liefde liet Margriet
in de kerk een monument voor haar overleden echtgenoot maken dat zijn graf
siert. Het monument is van wit marmer en gemaakt door beeldhouwer Anthonie Ziesenis
(1731-1801). Bij de uitvaart van Lucas Willem werd het heengaan van Margriet al
aangekondigd evenals de plaats waar zij begraven zou worden:
“Zyne huisvrouwe zal hier aan zyne zyde
rusten, met hem zal zy opstaan”
Na het overlijden van haar man
schreef Margriet in een brief aan haar vriend Johannes Florentius
Martinet (1729-1795):
“Bekommer u niet te veel over mij. Het
kan immers iemand, die zich aan God vasthoudt, alsof zij den onzienlijken zag,
niet kwalijk gaan. Bij dagen en nachten mijnen eeuwig onvergetelijken achter
aan te weenen, is al veeltijds mijne bezigheid. Ik heb onuitdrukkelijk veel, ik
heb alles verloren, behalve mijne hope op God en op zijne genade, en op het
eeuwig wederzien van het beste en liefste, dat ik immer had”
Margriet was erfgenaam van haar
man, het goed Helbergen ging in september 1792 over op Geertruyd Agnes van
Golsteyn, een verre verwant. Volgens het besloten testament van 3 mei 1775 van
Lucas Willem werd Margriet beleend met grote delen van de heerlijkheid Abbenbroek.
Het ontbrak haar niet aan financiële middelen.
Monument ter
nagedachtenis aan Lucas Willem van Essen
Terug naar Margriet. Ze schrapte
al snel “De Cocq” uit haar achternaam. Haar hele leven heeft ze zich bezig
gehouden met poëzie, religie en filosofie. In haar geloof neigde ze naar het
bevindelijk protestantisme, zoals bleek uit haar werk. Tot de bevindelijke
protestanten behoren de orthodox gereformeerden, die grote nadruk leggen op de
persoonlijke geloofservaring.
Margriet vormde op Kasteel Schaffelaar
een religieusliterair netwerk, waarvan behalve haar ‘mentor’, de Barneveldse
(later Arnhemse) predikant Ahasuerus van den
Berg (1733-1807), ook diens zuster Kornelia Sebilla (vertaalster), Petrus
Brouwer (geb. 1732), hoogleraar theologie, en haar plaatsgenoot, de dichter
Willem
Hendrik Sels (1741-1789) deel uitmaakten. Tot haar intimi behoorde ook de
dichter Hieronymus
van Alphen (1746-1803). Via Van den Berg leerde Margriet de dichteres Elisabeth Maria Post
(1755-1812) kennen en de Zutphense predikantnatuurkundige Martinet. Met hen
allen deelde Margriet de grote belangstelling voor de theoloog, dichter en
gelaatkundige Johann Caspar Lavater. De groep discussieerde over de vraag in
hoeverre je op het eerste gezicht een indruk van iemand kon krijgen. Een ander
belangrijk onderwerp van gesprek was de mate waarin de fysionomie kon leiden
tot zelfinzicht. Je kon door de gelaatkunde immers ook nagaan over welke
kwaliteiten jezelf beschikte. Margriet was overtuigd van Lavaters gelijk. Ze
vond het heerlijk om mensen te bekijken. De eerste indruk gaf een goede indruk
van mensen, was haar overtuiging. De
contacten in de letterkundige vriendenkring rond Margriet beperkten zich niet tot visites of correspondentie,
men stuurde elkaar ook gedichten toe om die van commentaar te laten voorzien.
Pagina uit Iets van
M--, silhouet van Margriet van Haeften gemaakt door Reinier Vinkles
In 1774 kreeg Margriet, op
instigatie van Van den Berg, het honorair lidmaatschap aangeboden van het
Haagse dichtgenootschap “Kunstliefde Spaart Geen Vlijt” (KSGV). Dat hield in
dat zij geld móest en gedichten mócht inbrengen. KSGV gaf het blad “Proeven van
poëtische mengelstoffen”, kortweg “Mengelstoffen”, uit. Margriet van Haeften
heeft ten minste drie gedichten ingezonden, waarvan er twee in de Mengelstoffen
geplaatst werden. Het derde gedicht, “Aan de engelen” getiteld, weigerde de
redactie te plaatsen, omdat de inhoud theologisch aanvechtbaar zou zijn.
Margriet eiste het gedicht terug: ze was bereid om dichttechnisch commentaar
ter harte te nemen, maar geen theologisch. Na dit conflict met KSGV begon ze
aan een eigen bundel: “Iets van M - -” (1780; het geweigerde gedicht is
opgenomen in de postuum verschenen tweede druk van 1796). Deze bundel heeft ze,
zoals we dat tegenwoordig noemen, in eigen beheer uitgegeven bij de Amsterdamse
uitgever Allert en toegestuurd aan vrienden. Een van de gedichten:
Aan het venster, bij Maneschijn.
Nacht en stil is 't, om mij heen
Al 't gewoel des daags
verdween;
Slechts de lieve maan beschijnt
Mij, door zorgen afgepijnd.
Duizend tranen zijn gestort,
Duizend zorgen afgekort
En, mij arme, die hier lij,
Is de middernacht zelf blij!
Zachtkens juich ik in mijn
deel,
Mij is alles evenveel.
Niets van 't geen het oog
bekoort
Is er, dat mijn ruste stoort.
Mag ik maar, vol zuiver vuur,
U, bewondren - o natuur!
Mag ik maar, ootmoedig stil,
Gaan, waar God mij leiden wil!
O wat wensch ik mij dan meer?
'k Heb dan al wat ik begeer,
En, zo 'k ooit, door onspoed
ween,
'k Zie dan, door dit leven
heen.
Een jaar later gaf zij, ook weer
in eigen beheer, een bundel stichtelijk proza uit met de titel “Eene handvol menschenvreugde”, grotendeels
navolgingen en vertalingen van het werk van de Duitse predikantdichter Christian Friedrich
Sintenis (1750-1820). Beide bundels kregen een gunstige bespreking in de Vaderlandsche
Letteroefeningen. Margriet had weliswaar een bescheiden literair talent,
maar ze was wel een typische representant van de literaire stroming in de
tweede helft van de 18e eeuw. Haar bundels waren goede voorbeelden
van het literaire leven op het platteland van die tijd.
Gedenkplaat ter
nagedachtenis aan Margriet van Haeften
Verteerd door verdriet over haar
gestorven echtgenoot overleed Margriet op 42-jarige leeftijd op 4 april 1793.
Zes dagen later werd ze in de Hervormde Kerk van Barneveld bijgezet. Voor haar
heeft haar adoptiefzoon, die haar en haar man nauwelijks gekend kan hebben, een
bescheiden monument in de kerk laten maken, slechts een gedenkplaat. Verschillende
dichters uit haar vriendenkring schreven ter gelegenheid van haar overlijden
een gedicht, zoals Adam
Simons (1770-1834):
Gelukkig hij, die,
vrij van zorgen,
Op ’t stille land
zijn daegen slijt,
En, met de vogels,
elken morgen
Een danklied aan
zijn vader wijdt.
Die weent bij ’t
leed der stervelingen,
Geen’ vijand in
zijn broeder schroomt,
Het landvolk bij
den ploeg doet zingen,
En ’s nachts van
hunne vreugde droomt.
Zoo sleet gij, o
Margriet! Uw dagen,
Te vroeg aan
Barneveld ontrukt,
Gelijk het koeltje
in zomerdaegen
Wanneer de hitte
’t roosje drukt.
In haar testament had Margriet
haar adoptief zoon Hendrik Anthonie Zwier de Vos van Steenwijck genaamd van
Essen tot haar enige erfgenaam benoemd. Hij moest daarvoor wel het wapen en de
naam Van Essen blijven voeren. Bij diens overlijden zou de nalatenschap
overgaan naar zijn oudste zoon of dochter. Aan haar broer Barthold (1755-1808)
en aan haar zussen Margaretha Reiniera Ursuline Philippina (1759-1796) en
Isabella Catharina (1762-1838) liet ze voor elk een legaat van fl. 30.000 na.
In 1796 verscheen een tweede druk
van haar bundel “Iets van M—“. Daarin werden ook gedichten van anderen
opgenomen, zoals het gedicht, dat Lavater schreef ter gelegenheid van het
huwelijk van Margriet met Lucas Willem van Essen.
Tiel, 04-04-2017
|
De Vos van Steenwijk, De adelijke afkomst houd zich niet aan 't testament...van Margriet de Croque van Haeften van Essen. Het voeren van hun geadopteerde oude West adelafkomst "Van Essen" en het heraldische wapen.
BeantwoordenVerwijderen