Rijk en machtig
In zijn boek “Transitie en Continuïteit” over de bezitsverhoudingen en de
plattelandseconomie in het westelijke deel
van het Gelderse rivierengebied tussen 1300 en 1570 noemde B.J.P. van
Bavel Walraven van Haeften een gefortuneerd en machtig heerschap. In 1464 was
er in de Tielerwaard een conflict ontstaan over de tiendplicht van raapzaad.
Walraven had alle tienden van het Kapittel van St. Marie uit Utrecht in Varik,
Haaften, Geldermalsen, Deil, Rumpt en Gellicum gepacht. Hij nam er geen
genoegen mee, dat de bewoners van de genoemde dorpen weigerden de tienden over
het verbouwde raapzaad aan hem te betalen en spande een juridische procedure
aan. Voor de Bank van Tuil kregen de bewoners gelijk, omdat:
“drie- off vierhondert jair lanck tot desen
daghe toe gheen raeptihiende gegheven hebben.”
Walraven ging echter met succes in hoger
beroep bij de hertogelijke rechter, die oordeelde, dat raapzaad wel degelijk
tiendbaar was:
“uytgescheyden,
beloken hoefsteden van vyer hont lants, off daerenbynnen.”
Alleen als tuinbouwgewas was raapzaad dus
niet tiendbaar. De bewoners van de Betuwse dorpen moesten dus betalen. In het
volgende jaar stond Walraven vanwege de raapzaadtienden weer voor het gerecht,
ditmaal bij de Bank van Deil. Hij klaagde toen niet de kleine boeren aan, maar
andere schildboortige personen uit zijn eigen sociale klasse, die ook weigerden
de tienden te betalen. Ook deze keer werd Walraven, die juridisch sterk
onderlegd was, in het gelijkgesteld.
Walraven van Haeften werd rond 1410 te Tuil
geboren als oudste zoon van Otto van
Haeften en Adelissa van Herwijnen. Otto was de vijfde Heer van Haaften uit de
familie van Haeften, die in de 15e eeuw tot de subtop van de schildboortigen
behoorde. De stamhouders zaten qua grondbezit vlak onder de absolute top ,
zoals de families van Weerdenburg (ca. 360 ha) en Pieck (ca. 240 ha).
Kasteel Frissestein |
Wanneer we het grondbezit en de
grondtransacties van Walraven eens onder de loep nemen, dan kunnen we niet
anders dan concluderen, dat hij inderdaad een gefortuneerd man was.
Walraven kocht in 1421 het slot Frissestein,
ook wel genoemd Huis te Herwijnen, van Margriet van Giessen, de weduwe van Dirk
van Herwijnen. Walraven gaf het vruchtgebruik van Frissestein met bijna 9 ha
grond daaromheen aan zijn vader. In 1467 had hij het kasteel weer zelf in
gebruik. De Fransen verwoestten het kasteel in 1672. In 1431 bemachtigde hij de
overige toebehoren bij het huis te Herwijnen en in 1424 verwierf hij door
overdracht van Johan van Culenborch Half die Rade Tiende te Herwijnen. Dezelfde
Johan van Culenborch verkocht Walraven in 1431 nog een stuk grond in Herwijnen,
genaamd de Meyskamp. In de jaren 1435/1436 kwamen daar nog enkele tienden bij,
een hofstad met ruim 5 ha land en de Tolwaard, die Walraven kocht van Johan van
Herwijnen Willemszoon. Margriet van Herwijnen deed in 1436 de halve smalle
tiende en de halve tiend in Herwijnen van de dijk tot de Marken over aan
Walraven. Vervolgens kocht hij in 1444 van Johan van Herwijnen de Engelenburg
te Herwijnen. In hetzelfde jaar vergrootte Walraven zijn bezit in Herwijnen verder
met de Roemde en een jaar later door transport van Otto van Vuren van Asperen
met de tiende de Poetkampen.
Restant van Kasteel
Goudenstein in Haaften
|
In 1467 werd Walraven eigenaar van het Huis
te Haaften (kasteel Goudenstein) met ruim 5 ha land, de Coelhof en 11 ha land
in de Molencamp, (tegenwoordig een tankstation langs de A15 bij Knooppunt
Deil). In hetzelfde jaar kreeg hij ook nog de Snoygrevenweerd te Rhenen in leen,
die hij overigens in 1451 weer verkocht om de heerlijkheid Heesselt te kunnen
aankopen.
De zakelijke belangen van Walraven lagen
niet alleen bij grondtransacties. Zo verkregen Walraven en zijn broer Arnt op 5
juli 1444 van Johan die Joede de helft van de gruit van Zaltbommel voor het
brouwen van bier. Hertog Arnold van Gelre stemde in met deze transactie. Ook in
1444 en in 1467 werd Walraven beleend met de wind in Herwijnen, met daarbij de
bepaling, dat, wanneer iemand uit het dorp elders zijn graan liet malen,
Walraven automatisch de helft van de opbrengst kreeg. In 1473 erfde hij de
bezittingen van zijn broer Arnt, die toen overleed en geen mannelijke
nakomelingen achterliet. De belangen van
Walraven brachten hem ertoe om een verdrag over het schoonhouden van de rivier
de Linge, die toen nog geen dode rivier was, mede te ondertekenen. De rivier
moest bevaarbaar blijven.
Het zat Walraven zakelijk echter niet altijd
mee. Op 20 juni 1433
getuigden Claes van Tuyl, de pastoor van Herwijnen, Arnt Rinck, priester en
vicaris te Herwijnen, Herman van Spiegel van Herwijnen, Peter Sterck, Otto
Jacobssoen, Peter Smoutriem en Jan, bastaard van Culemborg, dat Walraven van
Haeften in de nacht van Sint Ponciaensdag 1432 brandschade had geleden aan
gewassen, vee, bouwhuis, hooibergen, wagens, ploeg, huisraad en gereedschap ter
waarde van 835 Arnhemse guldens.
Walraven volgde, na diens dood in 1430, zijn
vader Otto op als zesde Heer van Haaften. Daarnaast was hij Heer van Hellu
(Hellouw), dat hij erfde van zijn oom Wouter van Haeften. Door zijn huwelijk
met Hendrica van Varick of Ganderick, de erfdochter van Allard van Varick en Sophia van Aller van Stoutenburch, werd Walraven ook
Heer van Varick.
Wapens Van Haeften
en Van Varick
|
Toen hij zijn positie in Herwijnen en
omgeving behoorlijk had versterkt, sloeg Walraven zijn vleugels verder uit.
Hertog Arnold van Gelre stelde hem in 1436 aan als drost/ambtman van Buren en
Beusichem. Buren en Beusichem kenden in die tijd een eigen rechtssysteem, dat
was gebaseerd op het landrecht van 1383, dat heer Alart van Buren de stad had
verleend, en op het poort- of stadsrecht uit 1395. Het Burense poort- en
stadsrecht vertoonde grote overeenkomst met het poort- en stadsrecht van
Culemborg uit 1318.
Het is mogelijk, dat Walraven van Haeften
niet door de hertog van Gelre was aangesteld als drost van Buren, maar door
Johan van Culemborg, zoals het Nieuw Nederland Biografisch Woordenboek stelde.
Buren was in de tweede helft van de 15e eeuw met succes bezig zich
los te maken van de Heren van Culemborg en de hertog van Gelre.
In het aanstellingsjaar als drost van Buren en Beusichem maakte Walraven
deel uit van een commissie van scheidsrechters, die de graaf van Gelre in het
leven riep nadat de abt van de toenmalige abdij Mariënweerd bij de graaf de
misstand onder de aandacht had gebracht, dat pandnemers van de abdij weigerden
hun pand in te laten lossen, terwijl toch oorkondelijk was vastgelegd dat dit altijd
mogelijk was. Walraven behoorde met zijn broer Arnt tegelijk ook tot de
aangeklaagden. De commissie van scheidsrechters gaf de abdij gelijk, waardoor
deze veel in pand gegeven bezit in de daarop volgende jaren weer volledig in
eigendom kreeg. In zijn beginjaren als drost liet Walraven zich in zijn oordeel
blijkbaar nog sterk leiden door juridische argumenten, ook al gingen die in
tegen zijn eigen belang. In 1441 was hij betrokken bij een twist tussen Driel
en de andere dorpen in de Bommelerwaard. Walraven was, evenals zijn broer Arnt,
één van de edele getuigen, toen de hertog de burgers van Tiel een
schadeloosstelling beloofde voor de hulp die zij hem verleend hadden tegen de
weerspannige burgers van Driel. Walraven en zijn broers Willem, Arnt, Gijsbert
en Otto werkten mee aan de uitvoering van het vonnis tegen Driel.
Tijdens de vasten van 1438 waren de dijken van de Waal weer een keer
doorgebroken. Voor drossaard Walraven was het heel gewoon, dat hij met zijn
mensen en met alle Betuwenaren meehielp om de schade aan de dijken te
herstellen. Aanvankelijk deden ze dat door de breuken in de dijken met kleine
dijken of kaden te stoppen. De heemraden echter besloten een nieuwe dijk aan te
leggen tussen Tiel en Ooy, en zo geschiedde.
Als drost van Buren stond Walraven van Haeften op goede voet met hertog
Arnold van Gelre. In april 1446 was Walraven getuige, toen hertog Arnold
erkende 10420 Rijnsche guldens schuldig te zijn aan zijn raad Gerard heer to
Culemborg, Weerde en Ewijck , van wie Walraven zelf eerder ook geld had
geleend. De hertog gaf hiervoor het ambtmanschap van slot, stad, land,
heerlijkheid en ambt van Buren en Beusichem tot onderpand aan Gerard van Culemborg.
Voor Walraven betekende dat het einde van zijn functie als drost van Buren.
Zegel van Walraven
van Haeften
|
De Burenaren waren hem trouwens toch al zat, gegeven het feit, dat zij
tegen hem in opstand kwamen, zijn huis bestormden, hem de toegang tot de stad
ontzegden en hem met hulp van die van Nijmegen uiteindelijk verdreven. Walraven
gaf zich over op voorwaarde van een vrije aftocht. Op 21 mei 1448 beloofden de
steden en de ridderschap van Nijmegen, dat Walraven in geen enkele functie in
het Land van Buren mocht terugkeren. Wel kreeg hij van de nieuwe ambtman een
vergoeding van 7500 Rijnse Guldens, hetgeen doet vermoeden, dat Walraven het
ambtmanschap had gepacht. Door belangrijke functies van de Landsman te pachten
verwierven de schildboortigen zich grote macht en rijkdom.
Nu hij geen drost van Buren meer was, moest Walraven andere activiteiten
zoeken om zijn tijd mee door te komen. In 1447 nam hij de functie van Raad van Zaltbommel op
zich, terwijl hij al Raad (=adviseur) van hertog Arnold van Gelre was. Voor de
hertog trad hij na 1446 op als gezant bij diens onderhandelingen met de hertog
van Brabant. In hetzelfde jaar was hij samen met Jan van Schonauwen schepen van
Tuil. In 1461 was Walraven, die haar hofmeester was, getuige voor Maria van
Bourgondië, toen die uitspraak deed in een geschil tussen haar zoon en hertog
Arnold van Gelre en diens vrouw Catharina, de dochter van Maria van Bourgondië.
In 1452 behoorde Walraven tot de Noordnederlandse edelen, die deelnemen aan de
strijd van Philips van Bourgondië tegen de Gentenaren, die verslagen werden bij
Rupelmonde. Kennelijk was het voor Walraven voordelig de zijde van de
Bourgondiërs te kiezen. Dat Walraven een gevecht niet schuwde bleek in 1467, toen
hij voor Jolenta, de weduwe van Reinoud van Brederode, de stad Vianen veroverde.
Hertog Arnold van Gelre was in een felle strijd verwikkeld om de macht
in het Gelderse met de Bourgondische Karel de Stoute. Op 'saterdach na Sint
Alexisdag 1461’ zegelde
Walraven als
'onse havemeister' een
oorkonde van hertog Arnold van Gelre, waarin stond:
“dat heer Walraven van Haeften, heer Goirt
van Wylack en heer athys van Eyl sementlick opten herenhuse (te Venlo) waeren
om der zwoenen will, ten selven mael gehat ende doen geschinct 3 quart maelvysien”.
Karel de Stoute strafte alle Gelderse schildboortigen met
verbeurdverklaring van hun goederen, toen hij Gelre veroverd had. Toen Karel de
Stoute echter in 1472 de strijd weer verloren had van hertog Arnold en de hertog
van Kleef en afstand deed van zijn rechten op de verbeurdverklaarde goederen
van de schildboortigen, behoorde Walraven tot degenen voor wie de hertog dat
deed op 28 december. Ook met de latere hertog van Gelre, Adolf, was Walraven
bevriend; hij was met Otto van Bylandt één van de getrouwen van de hertog, toen
deze een verbond van vriendschap sloot met bisschop Roprecht van Keulen.
Natuurlijk was Walraven ook ridder. Vanaf 1458 staat hij te boek als
Ridder van Herwijnen, ter gelegenheid waarvan hij nog een paar stukken tiend in
bezit kreeg van Johan van Herwijnen en diens vrouw Fije Spaens. Hij kwam nog
voor op de Ridderceduul van Nijmegen in 1460 en 1468, evenals zijn broer Otto.
Wanneer Walraven met Hendricka van Varick in het huwelijk trad is niet
bekend. Vermeld is, dat het huwelijk van Walraven en Hendricka plaats vond na
het overlijden van een broer van Walraven. Dat moet dan na het overlijden van
Nicolaes (Claes) van Haeften in 1438 geweest zijn. Als Vrouwe van Varick was
Hendricka natuurlijk niet onbemiddeld. In 1473 verwierf ze 13 ha land op de Langemaat
in Ophemert, die ze naliet aan haar zoon Johan Walravenszn.
Walraven en Hendricka kregen 6 kinderen. Dochter Johanna werd religieuze
in Zaltbommel. Beatrix, die vóór 1478 overlijdt, trouwde op 21 oktober 1468 met
Johan Johansz van Rossem, Heer van Rossem, Lathem en Zoelen. Uit het huwelijk
wordt één dochter, Meralda, geboren. Zoon Philips, die overleed vóór 1486, trad
in het huwelijk met Griet Ernstendochter van Ewick. Griet was vóór haar
huwelijk met Philips al twee keer getrouwd geweest en trad na zijn dood nog
twee keer in het huwelijk. De derde dochter van Walraven en Hendricka werd
geboren in Haaften in 1435, zij overleed op 31 oktober 1504, 69 jaar oud. Deze
Elisabeth trouwde vier keer. Toen ze 21 jaar was trad ze met Johan Gerritsz van
Broeckhuijsen in het huwelijk. Vier jaar later, in 1460, vond het huwelijk met
Adolf van Egmond plaats. Na 10 jaar eindigde ook dit huwelijk. De volgende
echtgenoot was Gerrit van Vlodorp, die in 1480 overleed. Tenslotte trouwde
Elisabeth, toen ze 61 jaar oud was, met Willem van Aeswijn. De vierde dochter
van Walraven en Hendricka is genaamd naar haar moeder. Dochter Hendrica, ook
wel Henriëtte genoemd, kwam omstreeks 1438 in Haaften ter wereld. Zij trouwde
in 1466 in Detmold in Duitsland met Hendrik van Ranst. Dit echtpaar, dat 5
kinderen kreeg, drukte vooral zijn stempel op het geestelijke leven in Boxtel.
Het zesde kind van Walraven en Hendricka was Johan Walravenszn, die
ongeveer in 1440 in Haaften op Kasteel Goudenstein geboren werd. Deze Johan
erfde veel van zijn vader en moeder, omdat zijn oudere broer Philips al
overleden was. Johan was de volgende Heer van Haaften, Hellouw en Herwijnen. In
1478 trad Johan, die toen 38 jaar oud was, in Herwijnen in het huwelijk met
Diderica van Immerseel van Lyre.
Graf Walraven van Haeften,
Grote Kerk Zaltbommel
|
Hendricka van Varick overleefde haar man Walraven 4 jaar. Hij overleed
in 1478 en was toen ongeveer 68 jaar oud. Hij werd begraven in de Grote Kerk van
Zaltbommel. Hendricka blies haar laatste ademtocht uit op eenenzestigjarige
leeftijd in 1482.
Gegeven zijn vele bezittingen is de conclusie gerechtvaardigd, dat
Walraven een zeer gefortuneerd man was. Door zijn huwelijk met Hendricka van
Varick wist hij zijn bezittingen nog fors uit te breiden. Hij kende slechts
weinig tegenslag. Hij was ook een machtig man, die, nadat hij verdreven was als
drost van Buren, een fijne neus had voor welke partij hij moest kiezen in de
strijd om de zeggenschap in Gelre.
Tiel, 10-04-2017
In uw blog
BeantwoordenVerwijderen> http://genealogischblogpaulwelling.blogspot.nl/2017/04/genealogisch-blog-180.html maakt U melding van een verklaring van Claes van Tuyl en Arnt Rinck op 20 juni 1433. Ik ben bezig met genealogisch onderzoek en zou graag weten waar ik dit document kan inzien. Kunt U mij aan die informatie helpen Mijn hartelijke dank, J.B. (Hans) Opschoor
Het betreffende document is afkomstig uit het Archief van de Graven en Hertogen van Gelre bij het Gelders Archief.
VerwijderenPaul Welling
In mijn kwartierstaat krijg ik inmiddels te maken met een Peter Walravensz van Haaften welke met Dinge Jansdr was gehuwd en die, na haar overlijden, met een Judith Willemsdr in het huwelijk tradt. Het echtpaar Peter walravensz en Dinge Jansdr zijn directe voorouders van mij en leefden in, of in de omgeving van, Rossum. Is er een link met deze Peter Walravensz en de - in het artikel vermelde - Walraven van Haeften?
BeantwoordenVerwijderenIn mijn stambomen komen de genoemde personen niet voor. Er zal dan ook geen link zijn met Walraven van Haeften.
BeantwoordenVerwijderen