Katholiek van oudsher
Ik ken de generaties van mijn
ouders en mijn grootouders van vaderszijde als vrome katholieken, die elke
zondag keurig gekleed naar de kerk gingen. Meestal gingen ze naar de gezongen
hoogmis, bij voorkeur nuchter, want dan konden ze ter communie gaan. Hun leven
was doorspekt met allerlei regeltjes, voorschriften en tradities van de Rooms
Katholieke Kerk. Uiteraard heb ik daar zelf in mijn jonge jaren ook het nodige
van meegekregen.
Voor zover ik het mij nog herinner,
volgt hier een overzicht van het kerkelijke jaar. Het
kerkelijke jaar loopt niet gelijk met het kalenderjaar en begint met de
adventstijd van 4 weken. Als je geluk had, maakten je ouders een adventskrans
met vier kaarsen. Elke week voor Kerstmis werd een extra kaars aangestoken. Met
de Kerst brandden dan alle kaarsen. Het Kerstfeest was het toppunt van het
kerkelijke leven. Op Eerste Kerstdag midden in de nacht naar de kerk voor een
gezongen nachtmis met drie heren. De nachtmis bestond uit drie delen. De
misdienaartjes in rode togen. De jongens en de mannen in het koor zongen mooier
dan ooit, je kreeg er kippenvel van. Tijdens het derde deel van de nachtmis kon
het kerkvolk meezingen met de kerstliedjes.
Thuis zongen de kinderen als
engeltjes de kerstliedjes na het feestelijke ontbijt, vaak met de eerste
mandarijnen. Jezus was op de wereld gekomen met Kerstmis. Vol bewondering keken
de kinderen naar het stalletje met het kindje Jezus. Vader stak in de kerstboom
de kaarsjes aan. Een emmer zand of water stond onder de mooi versierde boom. Dan
Driekoningen. De drie wijzen uit het oosten die Jezus kwamen bezoeken in de
stal in Bethlehem. Niet echt een groot feest, maar de kerstboom en het
kerststalletje bleven staan tot en met Driekoningen. De kerstvakantie duurde
altijd tot na Driekoningen.
Begin februari haalden katholieke
kinderen in de kerk de Blasiuszegen, opdat er geen visgraatje in hun keeltjes
bleven steken. De priester hield twee kaarsen kruislings tegen je keel en
prevelde een onverstaanbaar gebed. Katholieken liepen het risico in een
visgraatje te stikken, omdat ze elke vrijdag verplicht vis aten, bij voorkeur
gebakken in boterjus. De H. Blasius zou ervoor zorgen, dat je niet stikte.
Al gauw was het dan alweer Aswoensdag.
In het Zuiden van het land hadden ze met carnaval een paar dagen goed gek
gedaan. Op Aswoensdag ging je ’s morgens vroeg naar de kerk om een askruisje te
halen. Als teken van onderdanigheid liet je dat de hele dag op je voorhoofd
zitten. Volgde de lange vasten, minder eten, geen snoep en wanneer je toch iets
kreeg dan moest dat in je vastentrommeltje tot na Pasen. De vasten was tijd
voor inkeer in voorbereiding op Pasen. Op Palmzondag de optocht met de
palmpasenstokken door de buurt. Ook Witte Donderdag was even feest, want Jezus
hield het laatste avondmaal met zijn leerlingen. Gauw nog biechten om met een
schone ziel de volgende dagen in te gaan. Dan een dag vol rouw, Goede Vrijdag.
’s Middags naar de kerk om de Kruisweg te bidden. Je voelde haast zelf het
lijden van de Heer. Precies om 15.00 uur moesten de gelovigen in stilte staan voor
de afbeelding van het sterven van Christus.
Als misdienaar help
ik een bruidje
|
Maar een paar dagen later stond
hij op uit de dood, het grote wonder. Alle reden voor feest. De kerk jubelde
tijdens de Paaswake, de Heer was verrezen. Het koor zong weer prachtig en het
licht van de grote paaskaars werd onder de gelovigen verdeeld. Ieder hield zijn
eigen, pas gekochte kaars in de hand. Thuis een heerlijk ontbijt, dan eieren
zoeken. In de daarop volgende weken Hemelvaart, Pinksteren en Maria Hemelvaart,
vreugdevolle dagen, waarin de kerk een centrale plaats innam. Maar ook vaak
mooi weer om lekker buiten te zijn. Maria Hemelvaart was de dag van de
bruidjes, jonge meisjes, die in bruidsjurkjes en met blauwe linten in de hand
in processie door de kerk trokken.
Op de katholieke school leerden
de kinderen de Tien Geboden en de catechismus van buiten, het dreunde door de
klassen. Op school leerde je ook de betekenis van de kerkelijke hoogtijdagen en
werd je voorbereid op je eerste H. Communie. Er werd je verteld, dat je nuchter
moest zijn om Jezus te ontvangen. Voor het eerst moest je biechten. In een
donker hok tegen de priester vertellen welke zonden je had begaan. Hij gaf je
de absolutie, je was weer in het reine met God na het bidden van een paar
weesgegroetjes. Maar, o wee, als je niet regelmatig ging biechten, dan kwam je
na de dood in het vagevuur terecht, als je zonden niet al te groot waren. Had
je heel veel kwaad gedaan, dan was je verloren en wachtte je de hel, je was
geen kind van God meer. Je hele aardse leven was slechts een voorbode van een
leven in hemelse gelukzaligheid bij God na je dood.
De katholieke zuil had zijn eigen
instellingen op alle gebieden van het leven: scholen, internaten, omroep,
kranten en tijdschriften, sportverenigingen, de welpen en kabouters en voor de
wat grotere jongens de verkenners of, zoals voor de oorlog, de Jonge
Wachters en voor de grotere meisjes de gidsen. Veel katholieke middelbare
scholen hadden een zgn. Mariacongregatie voor de speciale verering van de
Moeder Gods. Het was de trots van een katholiek gezin de oudste zoon voor
priester te laten studeren aan het seminarie, of eigenlijk nog beter voor
missiepater, een heeroom. Voor de missie moesten de gelovigen veel over hebben:
oude kranten en zilverpapier. Vaak ook werd er tijdens de H. Mis gecollecteerd
voor de missie, want die arme zwartjes in Afrika moesten vooral leren welke
geneugten er aan het katholieke geloof waren verbonden. Werden ze meteen
beschaafd. Kon er geen zoon priester worden, dan in ieder geval wel misdienaar
of koorknaap. Vaders waren vaak collectant.
Het kerkelijke huwelijk was voor
katholieken vele malen belangrijker dan trouwen voor de wet. Dat deed je omdat
het moest, sinds Napoleon dat had bepaald. Trouwen in de kerk was toch de
mooiste dag uit je leven, zeker voor de bruid. Voor haar speciaal was na de
plechtige inzegening de gelegenheid ingeruimd in de Mariakapel tot de H. Maagd
te bidden voor een rijke kinderschaar, terwijl het Ave Maria werd gezongen. De
bruid moest ervan doordrongen zijn, dat haar taak het was een grote
kinderschaar voort te brengen, alleen daarvoor mocht ze intiem met haar man
zijn. Verder was seks zonde.
Huwelijksinzegening
in 1953
|
Natuurlijk raakte een katholiek
ook wel eens verliefd op een niet-katholiek, zoals mijn tante. Als er sprake
was van een serieuze relatie, dan werd van de niet-katholiek geëist, dat hij of
zij zich zou bekeren tot het ware katholieke geloof, voordat er sprake kon zijn
van een huwelijk. Soms betekende die eis het einde van de verkering, maar vaak
ook niet. Het kwam ook wel eens voor, dat een jong stel nog voor het huwelijk
een kind had verwekt. Dan moest er op stel en sprong getrouwd worden, liefst
nog voordat zichtbaar was, dat de vrouw in verwachting was, want de schande van
een geboorte voor het huwelijk kon de familie niet verdragen.
Spannende tijden waren de
verkiezing van een nieuwe paus na het overlijden van de vorige. Gekluisterd aan
de radio luisterden de gelovigen naar verslagen van de KRO van het conclaaf uit
Rome. Was de rook nou werkelijk wit? Als het “Habemus papam” klonk, juichte men
niet alleen op het St. Pietersplein, maar ook in de huiskamers. De volgende
zondag smeekten de gelovigen de zegen van de Heer af voor de nieuwe paus. Daarna
was het gespannen afwachten of de paus een Nederlander tot kardinaal zou
benoemen en wie hij als nieuwe bisschop aanstelde.
Om na te gaan of met name de
familie Welling van oudsher katholiek was ben ik nog eens in de geschiedenis
van de familie gedoken. Dan vallen toch een paar dingen op. De tot nu toe oudst bekende acte in
Amersfoort met vermelding van de naam Welling dateert van 1702. In dat jaar
trouwen op 24 september , jongeman uit
Amersfoort, en Aertjen Anthonisz (Hoenderbeek), jonge dochter van Amersfoort,
met elkaar in de Nederduits Gereformeerde Gemeente van Amersfoort. Uit de
vermelde gegevens van Joost Jacobsen kunnen een paar dingen opgemaakt worden.
De vader van Joost was Jacob Welling. Jacob woonde blijkbaar ook al in
Amersfoort, omdat Joost in het Huwelijksboek van de Nederduits Gereformeerde Gemeente
omschreven werd als jongeman uit Amersfoort. In het Archief Eemland bevindt
zich een andere acte, waarmee op 2 december 1667 aan Jacob Caspersz Wellingh,
afkomstig uit Warendorp, het burgerrecht werd verleend. Jacob Caspersz Wellingh
was bombazijnwerker, wever van linnen stoffen met een katoenen inslag. Ook het
beroep van Jacob Caspersz maakt aannemelijk, dat hij de vader was van Joost
Jacobsen, later kwamen in de familie vele wevers voor. Jacob Caspersz trad op 6
december 1667 in het huwelijk met de weduwe Geertje Joosten in de Nederduits
Gereformeerde Gemeente van Amersfoort. In diezelfde kerk trouwden in 1804
Jacobus Wilhelmus Welling (1766-1821) met Wilhelmina Craan (1767-1825), de
Nederduits Gereformeerd was gedoopt
Over de vrouw van Joost, Aertjen, is niet meer bekend, dan dat zij ook
uit Amersfoort kwam. Het is waarschijnlijk, dat ten tijde van hun huwelijk
alleen Aertjen lid was van de Nederduits Gereformeerde Gemeente in Amersfoort.
Joost was vrijwel zeker katholiek, daar hij en Aertjen hun enige zoon Jacobus
later katholiek lieten dopen. In augustus 1709 overleed Joost. Hij werd
begraven in of bij de St. Joriskerk, een reformatorische kerk.
Kerk 't Zand
|
De enige zoon van Joost Jacobsen
en Aertjen Anthonisz (Hoenderbeek) heette Jacobus. Hij trouwde Jacobus op 3 mei
1729 met Alijda Dirix. Het huwelijk werd voltrokken in de katholieke kerk St.
Franciscus Xaverius, ook wel ’t Zand genaamd. De kerk ’t Zand speelde in de verdere
geschiedenis van de familie Welling haast een net zo belangrijke rol als de parochiekerk
Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming, ofwel kortweg de Kromme Elleboog. In beide
kerken vonden veel doopplechtigheden, huwelijken en uitvaarten plaats. Jacobus
kreeg 10 kinderen, die allen gedoopt werden in ’t Zand. Opvallend is, dat vijf
van de kinderen in of bij de St. Joriskerk, de laatste in 1805, en één en een
paar kleinkinderen in of bij de OLV Kerk werden begraven.
Dat verschillende Wellingen begraven werden
in de St. Joris- en de OLV-Kerk behoeft geen verbazing te wekken.
Pas in 1818 werd de eerste katholieke begraafplaats in Amersfoort in gebruik
genomen aan de Utrechtseweg, buiten het
stadscentrum. En pas in 1831 kwam er een verbod op het begraven in de St.
Joriskerk. Na 1787 was begraven in of bij de OLV-Kerk niet meer mogelijk, omdat de kerk,
die toen dienst deed als opslagplaats voor munitie, ingestort was door
ontploffing van de opgeslagen munitie. Het was in de 18e eeuw
gebruikelijk, dat katholieken gebruik maakten van de diensten van de
reformatorische kerken, wanneer er geen eigen kerk in de buurt was of de eigen
kerk bepaalde diensten niet aanbod.
Lieve
Vrouwenkerkhof, Amersfoort
|
De conclusie kan vooralsnog geen
andere zijn dan dat de Wellingen van oudsher katholiek waren. In de
Amersfoortse kerkboeken komen geen dopen voor van leden van de familie in
reformatorische kerken, al benutten ze die kerken wel voor diensten die hun
eigen katholieke kerken niet boden, zoals begraven in de 18e eeuw.
Zeker is ook, dat zowel Joost Jacobsen
Welling als zijn achterkleinzoon Jacobus Wilhelmus Welling een gemengd huwelijk
aangegaan zijn, maar wel hun kinderen katholiek hebben opgevoed. Voor beiden
was het blijkbaar verstandig in de Nederduits Gereformeerde Gemeente in
Amersfoort in het huwelijk te treden.
Tiel, 27-04-2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten