Vaders wil is niet eeuwig wet
Als het aan de vader van Nicolaas
van Assendelft had gelegen, dan was zijn zoon Nicolaas (Claas), geboren in 1518, nooit
getrouwd. Vader Gerrit V van Assendelft (1487-1558) had voor zijn zoon een
carrière als geestelijke voor ogen. Hij dwong Nicolaas een opleiding tot
priester te volgen. Vanaf 1544 was Nicolaas achtereenvolgens proost van Arnhem,
vicaris in Haarlem en Delft en tenslotte tussen 1550 en 1551 pastoor van
Overschie. Het staat vast, dat Claas in naam al die benoemingen aannam en zich
ervoor liet betalen, maar dat anderen het dagelijkse werk uitvoerden, omdat
Claas het werk van geestelijke beneden zijn waardigheid vond en onmogelijk op
alle plaatsen tegelijk aanwezig kon zijn..
Dat de bedoelingen met zijn zoon
van vader Gerrit niet zuiver waren, bleek toen hij aan keizer Karel V
toestemming vroeg om volledig per testament over zijn goederen te kunnen beschikken
na zijn dood. Enige zoon Claas was geestelijke en zou dientengevolge geen opvolger
meer kunnen zijn aan wie zijn vader goederen kon nalaten. Op grond van de
verkregen toestemming maakte Gerrit V enige jaren later zijn testament op,
waarbij hij zijn geliefde neef Otto van Assendelft tot zijn erfgenaam benoemde
en niet zijn enige zoon.
Intussen had Gerrit V de
Assemburg, het kasteel in Assendelft waar hij woonde, dusdanig laten verbouwen
dat er geen aanwijsbare overblijfselen meer waren van vóór die tijd. Tegenwoordig is de Assemburg een jeugdherberg.
Kasteel Assemburg
|
Toen vader Gerrit V in 1558
stierf, kwamen veel van zijn bezittingen in handen kwamen van Otto van
Assendelft, de zoon van zijn broer Floris. Met een zekere wellust omschreef Gerrit
V al zijn bezittingen in zijn testament: de heerlijkheden Assendelft, Heemskerk
en Castricum, slot Assemburg, Slot Oud-Haarlem en slot Cronenburg en nog vele
kleinere leengoederen. Aan zijn broer Dirk liet Gerrit V veel goederen na in de
omgeving van Rotterdam en in de Alblasserwaard.
Hoewel Gerrit V zich, naar
verluidt, op zijn sterfbed met zijn zoon verzoende, blijft het de vraag of dat
werkelijk zo geweest is. In ieder geval herriep Gerrit V zijn testament niet
ten gunste van zijn zoon. Na het overlijden van zijn vader in 1558 was er Claas
alles aangelegen zijn (vermogens)positie te herstellen. Door zeer snel en
adequaat te handelen kreeg hij alle bezittingen van zijn vader in handen,
inclusief diens bezittingen in Kralingen. Claas beriep zich daarbij op het
feit, dat hij door zijn vader gedwongen was geestelijke te worden, hoewel hij
dat absoluut niet wilde. Kernpunt van zijn betoog was, dat zijn vader de
toestemming, om zijn bezittingen per testament te mogen verdelen, frauduleus
had verkregen.
Hoewel de kerkelijke molens wat
langzamer maalden, kreeg Claas op 20 oktober 1559 dispensatie van de deken van
St. Catharina in Utrecht. Daarmee was zijn wijding ongedaan gemaakt en was hij
ontslagen van de gelofte van kuisheid. De weg voor een huwelijk lag nu open.
Claas liet er wederom geen gras overgroeien. Op 9 juni 1560 werden de
huwelijkse voorwaarden gepasseerd tussen Nicolaas van Assendelft en jonkvrouw
Wilhelmina van Haeften (1533-1607), de oudste dochter van Walraven van Haeften
en Gerarda van Hoenselair. Wilhelmina had veel bezit in de Vijfherenlanden. Het
is aannemelijk, dat Claas Wilhelmina heeft leren kennen in de periode, dat hij
proost van Arnhem was, het ouderlijk huis van Wilhelmina lag toen in zijn
ambtsgebied.
Helaas voor Claas bleef zijn huwelijk
met Wilhelmina om onduidelijke redenen kinderloos, zodat hij zijn pas verkregen
rijkdom niet kon nalaten aan wettig nageslacht. Claas zelf had al vier
buitenechtelijke kinderen verwekt en Wilhelmina schonk vermoedelijk in haar
tweede huwelijk het leven aan een dochter.
Claas overleed op 13 november
1570 in Aken tijdens een kuur in de geneeskrachtige baden bij Burtscheid. Hij
logeerde toen in badinrichting De Gouden Molen. Op zijn sterfbed dicteerde hij
zijn testament. Omdat hijzelf geen wettelijk nageslacht had vermaakte hij zijn
bezittingen, volgens een eerdere overeenkomst met zijn neef Otto, aan diens
kleinzoon, de 10-jarige Floris van Assendelft, terwijl zijn echtgenote het
vruchtgebruik kreeg. Wilhelmina kon daardoor op kasteel Assemburg blijven
wonen. Dat Wilhelmina graag gezien was in de betere kringen blijk uit het feit,
dat Philips van Marnix van St. Aldegonde, de secretaris van prins Willem van
Oranje, na zijn ontslag uit de gevangenis Vredenburg in Utrecht bij Wilhelmina
kwam dineren.
Wilhelmina bleef wonen op kasteel
Assemburg tot 1578, toen de familie van haar overleden man Claas haar dwong het
kasteel te verlaten.
Kasteel Nijevelt
|
Kort daarna kocht Wilhelmina
kasteel Nijevelt in De Meern met alle daarbij behorende goederen uit de
failliete boedel van Steven van Rossum. Wilhelmina was toen al weer getrouwd
met Walraven III van Brederode. Het echtpaar liet Nijevelt in de daarop
volgende jaren drastisch verbouwen.
Walraven werd in 1547 in
Santpoort geboren als zoon van Reinoud IV van Brederode en Margaretha van
Deurne. Walraven was sinds 1586 Raadsheer bij het Hof van Holland. Hij was Heer
van Brederode, Vianen, Ameide, Noordeloos en Cloetinge.
Walraven III van
Brederode
|
Na hun huwelijk gingen Wilhelmina
en Walraven verder met hun bezit te vergroten. Ze verwierven eigendommen bij
Nieuw-Lekkerland, Amersfoort, Ammerzoden. De vicarie op het St. Jorisaltaar in
de Grote Kerk van ‘s Gravenhage verkochten ze aan Philips van Wauron. Wilhelmina
was toen al eigenaar van de heerlijkheid Charlois, in 1926 reden voor B&W
van Rotterdam om een straat naar haar te vernoemen: Van Haeftenstraat in de
wijk Hillesluis.
Volgens Sloet en van Veen, in hun
boek over de lenen in het Kwartier van Nijmegen, kregen Walraven en Wilhelmina
een dochter, Helena, die op 12 juli 1609 “bij makinge” van haar moeder beleend
werd met land en een hofstede in Ammerzoden. Andere auteurs wijzen erop, dat
het huwelijk van Walraven en Wilhelmina kinderloos bleef, omdat kasteel
Nijevelt na de dood van Wilhelmina overging naar haar nicht Theodora
van Haeften (1560-1625), die getrouwd was met Floris van Brederode.
Daardoor kwam Nijevelt definitief in handen van de familie Brederode. Of
Walraven en Wilhelmina nu wel of geen kinderen hadden zal wel nooit helemaal
duidelijk worden.
Wapens van Brederode
en Van Haeften
|
Wilhelmina, die ook goede
contacten had met haar neef Otto van Wijhe, overleed op 31 december 1607. Ze
werd op 19 januari 1608 in de Grote kerk van Vianen begraven. In 1614,
vermoedelijk op 1 december, overleed haar echtgenoot Walraven III van
Brederode. Na zijn dood werd zijn neef Walraven de volgende Heer van Brederode,
totdat deze weer werd opgevolgd door zijn neef Johan Wolfert, de zoon van Theodora
van Haeften en Floris van Brederode.
Tiel, 11 juli 2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten