Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

donderdag 30 maart 2017

Genealogisch blog 174



Alleen over 

Sara Welling-Fransman zat na de oorlog vaak eenzaam op haar stoel bij het raam te wachten, verteerd door verdriet. Alleen haar vriendin Netje Swaab, die ze al kende vanaf haar 13e jaar, had ze nog. Alle anderen waren in de oorlog omgekomen. Netje kwam bij haar, wanneer haar man Eduard met hun beide zonen vakantie aan het vieren was, uitgelaten als hij was dat hij de oorlog had overleefd, of wanneer hij voor zaken op reis was. Eduard en Sara waren de dans ontsprongen dankzij alle moeite die Eduard daarvoor had gedaan.

Sara Fransman

Sara Fransman

Sara was een nakomeling in het traditioneel Joodse gezin van pakhuisknecht Lammert Fransman (1866-1929) en Jetje Polak (1866-1941), die in 1890 in Amsterdam waren getrouwd. Sara werd geboren op 5 augustus 1907, ook in Amsterdam, als het tiende kind van Lammert en Jetje. Zij werd door haar ouders erg verwend, omdat ze de jongste dochter was en erg welkom. Het gezin Fransman woonde in de Joodse Houttuinen, voor de oorlog een gezellig drukke straat.

Sara Fransman

 Sara als bruid

Na haar schooltijd ging Sara als lingerienaaister werken in het atelier van de firma De Vries & Van Buuren, samen met haar vriendin Netje Swaab. Via haar leerde Sara de wat verlegen Eduard Welling kennen, een neef van Netje. Op 2 augustus 1933, haar vader was toen al overleden evenals twee broertjes, trouwden Sara en Eduard op het Amsterdamse stadhuis en in de Hoogduitse Synagoge. Het paar heeft korte tijd op de Albert Cuypstraat gewoond. Hun volgende adres was Valeriusstraat 107 3 hoog. Daar trok de moeder van Sara voor enkele jaren bij hen in. Zij overleed in 1941. In december 1933 overleed Sara’s broer Abraham. Een tamelijk onbezorgde tijd volgde daarna voor Sara en Eduard met uitstapjes naar strand en bossen, vaak samen met Sara’s broer Alexander en diens vrouw Jetty Abraham.

Sara Fransman
Hebreeuwse Huwelijksakte van Sara Fransman en Eduard Welling

Toen brak de oorlog uit, waarin de beide zoons van Sara en Eduard geboren werden. Ze hadden negen jaar op hun eerste moeten wachten. Eduard wist allen met succes uit de handen van de Duitsers te houden, maar voor de familie van Sara was de oorlog een ronduit rampzalige tijd. In januari 1940 overleed haar oudste zus Mietje (geb. 1890). Die liet man (geb. 1890) en drie kinderen na. Haar man, Jacob Kokernoot van 1890, en twee van haar kinderen (geb. in 1915 en 1922) werden in Auschwitz vergast. Haar 30-jarige zoon Abraham vond zijn einde in 1943 in Sobibor, evenals de tweede vrouw van Jacob, borduurster Anna Swaab van 1913.

Sara’s zus Maria (geb. 1894) werd met het 11e transport van 11 mei 1943 van Westerbork naar Sobibor afgevoerd en drie dagen later vermoord. Haar man ging ook met dat transport naar Sobibor, maar werd geselecteerd om in de moerassen rond Dorohucza turf te steken en bezweek op 30 november 1943. Hun jongste dochter Jetje (geb. 1927) maakte eveneens deel uit van het 11e transport naar Sobibor. Beide andere kinderen, dochter Rebecca (geb. 1918) en zoon Lehman (geb. 1920) kwamen om in Auschwitz.
Alexander (geb. 1896, wiens roepnaam Sander was), de tweede broer van Sara, was koopman; met bretels stond hij ‘s zondags op de markt op Uilenburg. Hij trouwde in 1922 met de 26-jarige Jeanette Abraham. Het stel woonde in de Valkenburgerstraat. Sander werd in 1943 in Auschwitz vergast. Datzelfde lot viel Jeanette in 1944 ten deel. Hun zoon Leman (geb. 1924) was al in 1942 vermoord in Auschwitz.



                                                              Alexander Fransman 

De volgende broer van Sara was Joseph, die in 1901 werd geboren. Ook hij was koopman  op de zondagsmarkt van Uilenburg. Joseph was in 1922 getrouwd met zijn nicht Lena Fransman (geb. 1902). Joseph en Lena kregen in 1923 hun zoon Lehman, die in 1942 werd vergast in Auschwitz. Joseph en Lena vertrokken beide met het eerste transport van 2 maart 1943 naar Sobibor.
De jongste broer van Sara was Jacob, die in 1903 geboren werd. Hij woonde, na zijn huwelijk met Schoontje Sloog in 1931, in de Jan Lievensstraat op nummer 44 3 hoog.  De laatste jaren van haar leven woonde de moeder van Jacob bij hen in. In 1932 kwam dochter Jetty ter wereld. Sinds 1931 was Jacob als perser  werkzaam bij de textielfabriek Hollandia-Kattenburg in Amsterdam. Op woensdag 11 november 1942, omstreeks 16.30 uur, deed de Sicherheitspolizei onder leiding van Willy Lages een inval in de Hollandia-fabrieken. Alle uitgangen werden afgezet en de 367 joodse medewerkers van het bedrijf werden ‘s avonds weggevoerd. Het hele gezin van Jacob werd kwam in Auschwitz terecht, Jacob stierf daar in 1943, Schoontje en Jetty waren al in 1942 omgekomen.



                                                                  Textielfabriek Hollandia op Kattenburg



Zittend bij het raam zat Sara na de oorlog te wachten op de terugkeer van haar familie. Maar er kwam niemand terug! Ze was helemaal alleen over. Niemand had ze meer van haar familie. Als er contact was met een overlevende uit een concentratie kamp, vroeg ze altijd: 


“Ken je die?, heb je die misschien gezien?” 


Het antwoord was altijd nee. En de wond van het eindeloze verdriet werd dan weer wreed open getrokken. Terwijl Eduard ging genieten van de vrijheid en er met zijn jongens op uit ging, bleef Sara eenzaam en alleen in haar stoel voor het raam zitten wachten. Kapot van verdriet. Haar verdriet was zo groot, dat ze geenszins bij machte was het onder woorden te brengen. Regelmatig kwam vriendin Netje langs, die zich verantwoordelijk voelde voor de opvoeding van de zonen van Sara en Eduard. Netje bleef vaak enkele dagen slapen. Met Eduard had Sara geen echt contact meer, wie er ook over de vloer kwam. Ze sliepen niet meer samen en gingen ook niet meer met elkaar uit, terwijl ze dat voor de oorlog toch zo vaak deden. Veel tijd besteedde Sara aan het bereiden van eten voor haar jongens, Hen mocht het aan niets ontbreken. Vaak kookte ze naar oude Joodse recepten. Maar noch Sara noch Eduard hadden iets op met het Joodse geloof, met geen enkel geloof trouwens. Toch hield Sara, mogelijk om haar pijn te verzachten met herinneringen aan vroeger, wat oude Joodse tradities in ere zoals een schoon wit tafelkleed aan de vooravond van de sabbat en matzes eten met Pesach. Zo was ze het gewend vroeger thuis.

Toen ze overleed in 1989, vier jaar na Eduard, kwam er een einde aan het verdriet van Sara.



Tiel, 30-03-2017