Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

dinsdag 31 januari 2017

Genealogisch blog 150



Het was niet uit liefde

Het huwelijk van Reinier van Haeften (1646-1733) en Adriana Maria de Cock van Delwijnen (1653-1709) is een mooi voorbeeld van huwelijkscalculatie, zo is C.O.A. Schimmelpenninck van der Oije (*1943) van mening in het boek “Adel en Ridderschap in Gelderland” van uitgeverij W Books. De vader van Adriana, Adriaan de Cock van Delwijnen (1620-1689), en Reinier van Haeften zelf waren in Ophemert en omgeving de grootste bezitters van land. Daar Adriana bovendien erfdochter was, was voor Reiner een huwelijk met haar erg aantrekkelijk. Haar broer Johan de Cock van Delwijnen had bovendien geen kinderen, daardoor zouden de kinderen van Adriana en Reinier van hun oom erven.
Reinier van Haeften werd op 24 april 1646 geboren als zoon van Walraven van Haeften (1600-1657) en Fransina van Cockengen. Hij is dezelfde dag gedoopt zijn in de Grote kerk van Breda. Hoewel mr. W.J. Baron d'Ablaing van Giessenburg in zijn boek “De Ridderschap van het Kwartier Nijmegen” aangaf, dat Reinier in Ophemert geboren zou zijn, kan dat niet juist zijn. De ouders van Reinier woonden in de periode van 1643-1650 in Breda, waar vader Walraven als kapitein in Staatse Dienst in garnizoen lag bij de Infanterie. 

Reinier van Haeften
Doopinschrijving Reinier van Haeften 24-06-1646, Grote Kerk Breda
Walraven en Fransina kregen vijf kinderen. Hun beider eerste twee kinderen, zoon Johan (1644-1673) en dochter Albertina (1645-1665), stierven op betrekkelijk jonge leeftijd. Daardoor werd Reinier erfgenaam.
Toen Reinier nog maar 13 jaar oud was, overleed zijn vader. Volgens diens testament erfde de nog onmondige Reinier diens bezittingen in Ophemert en Zennewijnen, terwijl sinds 1659 Quirijn de Cock van Delwijnen als zijn momber (voogd) was aangesteld. Vanaf dat moment was Reinier Heer van Ophemert en Zennewijnen. Pas in 1672 legde hij zelf de eed op het leen af.
Reinier ging rechten studeren aan de Hogeschool (Universiteit) van Utrecht. Zijn wapen is terug te vinden in het wapenboek van de Utrechtse studenten. Uit de studietijd van Reinier of kort daarna is het volgende verhaal afkomstig:

Op 2 april 1670 omstreeks zes uur ‘s avonds maakte Reindert van Haeften, evenals Turck een Gelders edelman, een wandeling in de Maliebaan samen met Turck, enkele andere heren en drie dames. Van Haeften, die met de dames voorop liep, werd opeens van achteren door Turck aangevallen, wat hem dwong zijn degen te trekken om zich te verdedigen. Tot drie keer toe werden de vechtenden door omstanders gescheiden. De geschetste omstandigheden - de aanwezigheid van enkele dames, geen enkele aanwijzing voor een uitdaging - vallen moeilijk te rijmen met een vooraf door beide partijen overeengekomen duel. Integendeel, Van Haeften lijkt nolens volens in het gevecht te zijn betrokken. Hij ging trouwens vrijuit in deze zaak.
De hondsbrutale Turck werd wel veroordeeld in een voor juristen uitermate interessant proces.

Reinier van Haeften
Huwelijksinschrijving Reinier van Haeften en Adriana Maria de Cock van Delwijnen, NH-kerk Wadenoijen


Op 18 juli 1675 trad Reinier in de NH-kerk van Wadenoijen, uiteraard onder voorwaarden die later nog verbeterd werden, in het huwelijk met de toen 22-jarige Adriana Maria (Adriana) de Cock van Delwijnen, geboren in Eck en Wiel als dochter van Adriaan, Heer van Wadenoijen, en Anna van Gendt. Het huwelijk had voor de familie van Haeften tot gevolg dat de naam “De Cock” weer in de familie kwam. De eerste die weer als achternaam “de Cocq van Haeften” gebruikte was kleinzoon Johan Walraven (1722-1782).
Tijdens het Rampjaar 1672,  toen Reinier op last van de Gedeputeerden van het Kwartier van Nijmegen Spaanse hulptroepen moest geleiden van Gorinchem naar Arnhem, was Kasteel Ophemert zwaar beschadigd door Franse soldaten, met name de voorvleugels. Reinier en Adriana lieten het kasteel in 1676 grondig restaureren. Na de restauratie had het kasteel de vorm zoals we die heden ten dage nog kennen. Na de restauratie van het kasteel namen Reinier en Adriana ook de tuin grondig onderhanden. Er werd een geometrische tuin in Franse stijl aangelegd. In latere jaren hebben Reinier en Adriana nog het nodige laten vertimmeren aan het kasteel om hun woongenot verder te vergroten.
Dat Reinier niet altijd instemde met de geleverde werkzaamheden, blijkt uit de processen die hij voerde tegen Cornelis van Mourick, één van zijn opdrachtnemers. Uiteindelijk kreeg Van Mourick in 1700 toch zijn geld. Het is opvallend, dat Reinier in de documenten die bewaard zijn gebleven van de restauratie en vertimmeringen constant “Heer van Wadenoijen” werd genoemd. Adriana erfde pas in 1689 het Huis Wadenoijen van haar vader, waardoor zij Vrouwe van Wadenoijen werd en het goed toegevoegd werd aan het bezit van de familie van Haeften. Hun jongste zoon Barthold (1692-1772) was in feite binnen de familie Van Haeften de eerste Heer van Wadenoijen. Het is niet uit te sluiten, dat vader Reinier zich ook “Heer van Wadenoijen” liet noemen, trots als hij was, dat het goed Wadenoijen aan het bezit van de familie Van Haeften was toegevoegd.

Huis Wadenoijen
Huis Wadenoijen

Reinier was zakenman. Zijn hele leven is hij bezig geweest zijn bezit te vergroten. In 1700 maakte hij aanspraak op de roerende en onroerende goederen van zijn zus Hendrica na de dood van haar man Adolf van Balveren in 1698. Aanvankelijk pachtte hij gronden van de Utrechtse Paulus Abdij in Ophemert, maar in 1720 kocht hij die allemaal evenals de tienden en tijnsen. Door zijn huwelijk kwam hij ook in het bezit van boerderij  ’t Klaphek met meer dan 31 morgen land in Randwijk. Tussendoor kocht hij in en rond Ophemert en elders verschillende stukken grond. In 1707 verwierf hij het goed De Neerstad in Dreumel en in hetzelfde jaar kocht hij van Zeger van Steenhuis het voetveer Zennewijnen-Dreumel. Voor zijn grondtransacties leende Reinier fl. 15.000 van zijn zwager Johan de Cock van Delwijnen.  Na diens dood erfde Reiniers zoon Walraven de vordering op zijn vader.
In 1687 was Reinier de eerste die door Ds. Dinant ingeschreven werd in het lidmatenregister van de St. Maartenskerk in Ophemert, waar zijn vrouw uiteraard ook kerkte. Reinier verwekte bij Adriana vijf kinderen, twee dochters en drie zonen.
Naast zijn bezigheden om het familiebezit sterk in omvang te doen toenemen was Reinier ook op bestuurlijk vlak actief. In 1670 werd hij geadmitteerd in de Ridderschap van Nijmegen. Vanuit de Ridderschap was hij gecommitteerde bij de Lands- en Kwartiervergaderingen van Gelre. Hij was lid van de Admiraliteiten van de Maas en van Friesland. In beide college werd hij vanaf 1702 raad. Van de Tielerwaard was hij dijkgraaf en heemraad. Hij is ook nog een tijd lid geweest van de schepenbank van Zaltbommel.
Om een idee te krijgen van de enorme rijkdom van Reinier en Adriana helpt het vast te stellen wat zij  hun drie nog in leven zijnde kinderen nalieten. Adriana Maria de Cocq van Delwijnen liet na haar dood in 1709 de volgende goederen na aan haar kinderen:

Aan Walraven van Haeften:
Een obligatie ten laste van het Kwartier van Nijmegen ten comptoire van Bommel [Zaltbommel] van 3800 gulden; een obligatie ten laste van idem van 400 gulden; op de provincie Utrecht een capitael ad 875 gulden; op de erve Jacob Evertse een capitael van 300 guldens: rente winnende tegen vijf ten honderd; in contant geld 900 guldens van het vercogte goet te Meteren; in Overbetuwe tot Driel een bouwhof, groot 13 mergen; vier mergen bouwlandt int Steenderse blok en twee mergen Elsen bos tot Ophemert int blok d’Auwelingh gelegen. Drie mergen weylandt in de muijse campe te Zennewijnen gelegen. Vier en een halve mergen weijland op Ommeren gelegen.
Aan Barthold van Haeften:
Een obligatie ten laste van het Kwartier van Nijmegen , ten comptoire van Bommel, groot in capitael 2500 gulden. Een obligatie ten laste van den heer van Wickraet, in capitael 3000 gulden. Een bouwing ten deele op Est, ten deele onder Ophemert gelegen “den Cardenheuvel” genaempt, groot ongeveer 26 mergen, en vermits sigh daer onder eenig leen bevindt, soo is de waardije daervan aan de heer Ambtman Walraven van Haeften goetgedaen. Vier en een halve mergen weijlant op Lienden gelegen. Drie mergen uijterweert op Waemel gelegen. Een en een halve mergen weijlant op Ingen gelegen. Veertien hont weijlant op Zoele gelegen.
Aan Adriana Margriet van Haeften
Een obligatie tot lasten van het Kwartier van Nijmegen ten comptoire van Tiel, groot in capitael 6000 gulden. Een bouwhof, genaamd "t Klaphek" te Randwijck in Overbetuwe gelegen, groot veertich mergen, belast met tijns van negen gulden jaerlyxs aen de Pastorije aldaer. Een tijns aldaer, jaerlyxs twee gulden, 10 stuivers, gaende uijt een stuck lands “de Hunningen” genaemt. Drie mergen weijlant tot Ommeren gelegen, “den Biesecamp” genaemt”.
Maar de drie erfden niet alleen van hun moeder, maar ook van hun oom en hun vader. Walraven was voor 1/3 deel erfgename van zijn moeders broer, volgens diens testament van 31 januari 1724. Hij erfde onder meer de hofstad te Delwijnen. Tevens erfde Walraven voor fl. 35.000 aan obligaties, waaronder een obligatie van fl. 15.000 die zijn vader Reinier aan Johan de Cock van Delwijnen schuldig was. Hij erfde van zijn ouders en grootouders fl. 50.000 aan obligaties en meer dan 130 ha land, waaronder de Heerlijkheid Ophemert en Zennewijnen.
Adriana Margriet was ook voor 1/3 deel erfgename van oom Johan de Cock van Delwijnen, evenals haar broer Barthold. Deze erfde van hem o.a. de korenmolen te Kapel Avezaath en een zilveren servies. Hij erfde van zijn ouders en grootouders fl. 50.000 aan obligaties en meer dan 130 ha land. Na het kinderloos overlijden van zijn broer en zus kwam de totale nalatenschap van hun ouders met de Heerlijkheid Ophemert en Zennewijnen aan Barthold. Het ging om fl. 118.000 en 290 ha. grond!
Het erfdeel van ouders en grootouders van Reiniers zoon Johan verviel na diens dood aan zijn broers en zus. De conclusie kan niet anders zijn dan dat Adriana Margriet, Walraven en met name Barthold zeer vermogende lieden waren.

Reinier van Haeften
Alliantiewapen Van Haeften-De Cock van Delwijnen op het graf van Reinier en Adriana (detail)

Na hun dood in resp. 1709 en 1733 werden Adriana en Reinier niet begraven in de grafkelder van de familie Van Haeften naast de St. Maartenskerk in Ophemert. Zij kregen gezamenlijk een prominent graf in het koor van de kerk. Onder het alliantiewapen op hun graf is te lezen:

"Den Hooghwelgeboren heer Reinhart van Haeften, heere van Ophemert en Sennewijnen Dijckgraaf van de Hooge Schouwe in den Tielreweert extraordinaris gedeputeerde des quartiers van Nimwegen. De HoogwWelgebore Vrouwe Adriana Maria de Cock van Delwijnen, Vrouwe van Ophemert en Sennewijnen Den 12 October 1709”


Reinier van Haeften
Rouwbord ter ere van Reinier van Haeften
Aan de rechter zijde van het schip van de St. Maartenkerk, voor de ingang naar het koor hangt een rouwbord ter ere van Reinier van Haeften, die jurisdictie had over de vicariën van de beide kerken (St. Maarten en St. Lambertus, na 1682 gesloopt) in Ophemert. Aan de andere zijde van de ingang naar het koor hangt een rouwbord ter ere van Reiniers zoon Walraven.

Tiel, 31-01-2017