Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

zondag 29 januari 2017

Genealogisch blog 149



Strijder van de Cleresie 

In mijn Genealogisch blog 31 schreef ik over de geestelijken in mijn stambomen. In dat blog vertelde ik in het kort iets over Alardus Bernardus (Alardus) van Haeften (1660-1729). In dit blog wil ik het uitvoerig hebben over deze katholieke en oudkatholieke priester.

Alardus was één van de tien kinderen van de Utrechtse wijnkoper Beernt van Haeften. Zijn moeder was Cornelia van Leeuwen, zo verklaarden Gerardus van Reumst, Floris de Reder en apotheker Johannes Spoor in 1688 voor de Utrechtse notaris Herman van Woudenbergh. Beernt van Haeften was eerder getrouwd met Maria van Herwijnen en Sara van Groesbeek. Na de Latijnse school in Utrecht gevolgd te hebben, vertrok Alardus op 26 oktober 1676 naar Rome om daar aan het St. Urbanuscollege te gaan studeren. Daar beloofde hij onder ede onderdanigheid en gehoorzaamheid aan de H. Stoel.

Alardus van Haeften

Johannes van Neercassel

Na een studie van bijna negen jaar verwierf Alardus begin 1685 de doctorstitel en mocht hij de doctorshoed dragen. Daarna keerde hij op 22 juni van dat jaar terug naar Nederland waar hij door apostolisch vicaris en aartsbisschop van Utrecht Johannes van Neercassel (1625-1686) tot priester werd gewijd. Er bestonden in die tijd in Nederland geen andere bisdommen dan het aartsbisdom Utrecht. De rest van het land was een bisdom in wording. Voor de katholieke kerk was Nederland na de reformatie een missiegebied. Van Neercassel was aanhanger van het door de Jezuïeten fel bestreden Jansenisme. De Jezuïeten waren toen op het toppunt van hun macht binnen de katholieke kerk. Na zijn wijding was Alarduus vier jaar lang kapelaan in Rotterdam

Daarna werd Alardus aangesteld als vierde pastoor van de parochie Maasland en Maassluis. Velen in de parochie vroegen zich toen al af of Alardus, die zich eveneens aangetrokken voelde tot de ideeën van het Jansenisme, wel rechtzinnig in de leer zou zijn en Rome wel zou gehoorzamen. Twee en een half jaar later schreef Alardus een brief aan zijn bisschop. Hij ondervond bij zijn werk in de parochie veel schade en hinder van een pater Jezuïet in zijn buurt. Hij schreef:


“Maar, één zaak bedroeft mij zeer, mij, die van den vrede houdt en de rust, die zoo noodig zijn voor een missionaris. Want deze worden gestoord door een pater Jesuit Norbertus Aerts, missionaris te Schipluiden. Zonder dat hij ook in ’t minst door mij gehinderd of lastig gevallen werd, vermeet hij zich onrechtmatig zich te mengen in mijn herderlijk gezag: Niet alleen waagt hij het zonder gewetensbezwaar in mijn zoo kleine jurisdictie de Paaschbiecht af te nemen van mijn parochianen, doch ook dient hij in het centrum van mijn parochie alle sakramenten toe, niettegenstaande de concordaten van den H. Stoel en de dekreten der H. Congregatie van Uwe Eminenties, waardoor aan alle reguliere missionarissen en Jesuiten elke uitoefening van herderlijke of parochiale bediening wordt verboden in plaatsen, die van hun missie gescheiden en aan andere priesters toegewezen zijn.”

Door de hindert en last van Van Aerts (1639-1707) ontving Alardus veel minder geld van zijn parochianen. Hij vreesde niet meer in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Hij vroeg van de bisschop Van Aerts te laten stoppen zich in de jurisdictie van Alardus te mengen en hem in het vreedzame bezit te laten van de aan hem toevertrouwde parochianen. Alardus voelde zich weliswaar steeds meer aangetrokken door het gedachtegoed van het Jansenisme, maar uit de brief aan de bisschop blijkt, dat hij zich nog wel hield aan de concordaten van de Paus.

Alardus van Haeften

Paus Clemens XI

In 1699 benoemde de volgende apostolisch vicaris, Petrus Codde (1648-1710) die een vurig aanhanger was van het Jansenisme, Alardus tot tiende pastoor van Leeuwarden en aartspriester van Friesland. In Friesland werd reikhalzend naar hem uitgekeken. In 1702 werd Codde door Paus Clemens XI als apostolisch vicaris geschorst, omdat hij als Jansenist van de officiële leer van de kerk zou afwijken. Clemens XI beschouwde het Jansenisme als ketterij.

De  opvolger van Codde was Theodorus De Cock (1650-1720). De Cock noemde Alardus een “roekeloos strijder voor de aanmatiging van de cleresie”, liet hem aanvankelijk begaan, maar ging hem meer en meer voorbij en vertrouwde tenslotte het aartspriesterschap aan pastoor B. Fock toe. Alardus wierp zich op als voorman van de Jansenisten in Friesland en verbrak daarmee zijn onder ede afgelegde belofte van gehoorzaamheid. Een scheuring leek aanstaande.

In 1704 ontving Alardus een namens de Paus geschreven brief van Kardinaal Antonio Barberini, de voorzitter van de H. Vergadering der Voortplanting des Geloofs, waarin hij werd vermaand de Jansenisten de rug toe te keren en te gehoorzamen aan apostolische (Pauselijke) besluiten. Als hij dat deed, dan zou hij weer volwaardig lid van de katholieke kerk kunnen zijn.

In december van hetzelfde jaar stuurde Alardus een zgn. Zendbrief aan de Jezuïet Ignatius Engenra. In dit 12-pagina’s tellende werk verdedigde Alardus zijn opstelling aan de hand van talrijke Bijbelteksten en uitspraken van het Concilie. De uitlatingen van Engenra waren  hem duidelijk in het verkeerde keelgat geschoten. In 1705 stuurde Alardus een tweede zendbrief aan Engenra.

Alardus van Haeften

De eerste zendbrief
Toen Engenra de tweede zendbrief van Alardus niet snel genoeg beantwoordde, schreef hij vol ongeduld een derde die hij als volgt begon:

“Ick heb U.E. nu overvloedig tijd gegeven, om een bequaam antwoord tot voldoening van mijn tweede Zendbrief op de stellen, en ik heb ‘er ook al lang genoeg nae gewagt, maar heb tot nog toe niet anders als een voddig briefje bekomen, ’t welk U.E. met grote haest, en met nog grooter onbeschaemtheid, my nae ’t ontvangen van mijn Zendbrief heeft t’huys gezonden, en ick my uwent halven schaemen zou hier te laeten invloejen, vermits het niet anders behelst, als maer een onwetende versmaeding, de welke zonder eenig bewijs eindelijk hier op uytdraeit, dat mijn brief geen antwoord waardig is.”
Duidelijke taal van een gegriefd iemand.
Alardus maakte in 1712 gebruik van de geboden opening door Kardinaal Barbarini en begon onderhandelingen met nuntius Vincenso Santini (1676-1728). Toen Santini erop stond, dat Alardus hun overeenkomst zou tekenen ten overstaan van een kloostergeestelijke, brak Alardus de besprekingen per direct af en keerde de katholieke kerk definitief de rug toe.
Eind 1718 of begin 1719 verliet Alardus Leeuwarden en vestigde zich in Vianen als emeritus pastoor. Af en toe verrichtte hij nog herderlijke taken in Vianen. Maar na enkele maanden verliet hij Vianen ook weer en trok naar Utrecht, waar hij in de “Hoek” verbleef. In 1727 schreef Alardus de brochure “Regtmatige verdediging van Alardus van Haeften Pr. T egen de lasterlyke en leugenagtige betigtingen van T. Backhusius P. ingelast in zyn Latyns boekje Responsio Apologetica”, waarin hij zich verweerde tegen de leugens, verkeerde uitleg en laster in het boekje van Tileman Backhusius (1687-1779). Hoewel aanvankelijk zelf Jansenist, trok Backhusius na 1724 fel van leer tegen de Jansenisten. Ook Alardus van Haeften kreeg op onsmakelijke wijze een lading beledigingen over zich uitgestort door Backhusius. Alardus schreef zijn verdediging voornamelijk

“om myn goeden naem en faem, die door de pen van een vinnige lasteraer geschonden word te verdedigen.”
Toen in 1723 het Utrechtse kapittel zelf een opvolger koos van de eerder door Rome de laan uitgestuurde Codde, omdat die aanhanger was van het Jansenisme, was een schisma tussen Rome en de Oud-Bisschoppelijke Clerezie (later Oudkatholieke Kerk) een feit.
Alardus van Haeften overleed in Utrecht op 5 november 1729.

Tiel, 29-01-2017
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten