Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

maandag 30 juli 2018

Genealogisch blog 306


Nonnen

In zijn dissertatie “De kloosterpoort als sluitpost?, adellijke vrouwen langs Maas en Rijn tussen huwelijk en convent, 1200-1600” (Leeuwarden, 1994) noemde Dr. E.M.F. Koch slechts drie vrouwen uit de familie Van Haeften, die hun leven in een klooster doorbrachten. Toch bracht de familie Van Haeften aanzienlijk meer vrouwelijke kloosterlingen voort. In mijn stamboom van de familie kom ik tot een aantal van 24. Dat Koch maar tot drie nonnen uit de familie Van Haeften komt heeft alles te maken met de beperkingen, die hij zich bij zijn onderzoek heeft opgelegd. Koch heeft slechts het kloosterleven van adellijke vrouwen in de (late) Middeleeuwen in 11 kloosters langs Rijn en Maas onderzocht. Het grotere aantal waartoe ik kom is te verklaren uit het feit, dat vrouwen uit de familie Van Haeften ook intraden in kloosters, die niet vielen in het onderzoeksgebied van Koch. Bovendien tel ik ook de vrouwen mee, die buiten de door Koch onderzochte periode het klooster ingingen.

Vrouwenkloosters langs Rijn en Maas
Vrouwenkloosters langs Rijn en Maas

Koch noemde uit de familie Van Haeften de volgende drie monialen (slotzusters), die alle drie ingetreden (zouden) zijn in klooster Gravendaal, dat ook bekend is onder de naam Nieuwklooster. Dit klooster lag aan de Niers in de buurt van de Duitse stad Goch in Rheinland Westfalen.  Agnes van Haeften, van wie Koch zelf aangeeft, dat het twijfelachtig is of zij in het klooster gezeten heeft, kan volgens mij alleen maar de dochter zijn van Gijsbert van Haeften (1413-1484??) en Ermgard van Cuijck van Meteren. Het kan zo zijn geweest, dat genoemde Agnes in haar jeugd enige tijd in het klooster heeft doorgebracht, is uitgetreden en volgens in het huwelijk is getreden. Van dames met een dergelijke levenswandel was weinig in de kloosterarchieven terug te vinden, zo gaf Koch aan.
De tweede die Koch noemde was Elisabeth, de dochter van Otto van Haeften (1411-1494) en Jutta Pieck (1509). Zij komt ook in mijn stamboom voor. Als derde noemde Koch Johanna van Haeften. Daar ik het moet doen met de gegevens, die Koch op het Internet heeft gepubliceerd, is het voor mij niet mogelijk deze Johanna nader te identificeren.

Klooster Gravendaal of Nieuwklooster (Rijksmuseum)
Klooster Gravendaal of Nieuwklooster (Rijksmuseum)

Het klooster, waar genoemde vrouwen woonden, behoorde tot de kloosters van de cisterciënzer zusters. De cisterciënzers en cisterciënzerinnen zijn in 1098 voortgekomen uit de benedictijnen en de benedictinessen, omdat abt Robert van Molesme vond, dat de benedictijnen de Regel van Benedictus over contemplatie en eenvoudige arbeid niet op de juiste manier naleefden. Hij begon in Citeaux een nieuwe orde met enkele medestanders. Er waren ook kloosters voor cisterciënzerinnen in Ter Hunnepe bij Deventer, Roermond, Noordwijk en Eppinghoven aan de Rijn. Tot de cisterciënzerinnen traden (in willekeurige volgorde) toe (1) Anna van Haeften (Eppinghoven), die de dochter was van Willem van Haeften en Heijle Velradt ook genaamd Menter, en die overleed in 1603; (2) Aleida Henrica van Haeften (Ter Hunnepe), die leefde van 1633 tot 1670, zij genoot tijdens haar verblijf in Ter Hunnepe een prebende (vergoeding) van fl. 150,-, zij was de dochter van Dirck van Haeften (1592-1654) en Everharda van Heeckeren (1600-1673); (3) Johanna van Haeften (Ter Hunnepe), zij was de dochter van Walraven van Haeften (1410-1478)  en  Hendrica van Varick (1421-1482), (4) Geertruijd van Haeften (Roermond), dochter van Nicolaas van Haeften (1339-1377) en Johanna de Cock van Opijnen (1350->1377), Geertruijd overleed op 9 september 1396 in de Munsterabdij; (5) Alijt van Haeften, die in 1506 overleed, zij trad in 1441 in bij de cisterciënzerinnen in abdij Leeuwenhorst in Noordwijk en legde haar geloften af in 1445, zij was de dochter van Gijsbert van Haeften (1395-1445) en Clementia van Oosterwijk, binnen de kloostergemeenschap vervulde zij tot 1481de functie van kosteres en daarna tot 1490 de functie van vinaria (wijnvrouw); (6) in hetzelfde klooster was Aleid van Haeften (1441-1507) ingetreden, zij was een dochter van Otto van Haeften en Jutta Pieck, bij haar past de opmerking, dat persoonsverwisseling met de hiervoor genoemde Alijt niet geheel is uit te sluiten.

Cisterciënzerin in koorgewaad
Cisterciënzerin in koorgewaad

De cisterciënzerinnen vormden een afscheiding van de benedictinessen, zoals gezegd. De benedictinessen zelf hielden zich strikt aan de regel van St. Benedictus, zij legden net als de nonnen bij andere ordes een gelofte van persoonlijke armoede af, waardoor haar nalatenschappen aan het klooster ten goede kwamen, en van gehoorzaamheid en kuisheid maar veronachtzaamden het “ora et labora” niet. Tot deze orde traden toe (1) Maria van Haeften (Rijnsburg) de dochter van Johan van Haeften en Diedericka van Immerseel van Lyre, zij oefende binnen de kloostergemeenschap de rol van penningmeester uit; (2) Jeanne een andere dochter van Gijsbert van Haeften en Clementia van Oosterwijk behoorde tot dezelfde kloostergemeenschap; evenals (3) Margaretha van Haeften (1537-1592), de dochter van Walraven van Haeften en Gerarda van Hoenselaer, het was de taak van Margaretha het zilverwerk van het klooster te beheren, in 1588 liet ze, samen met haar ongehuwde zus Maria, haar testament opmaken, zij overleed in Rijnsburg maar werd in Haaften begraven; dicht bij huis blijven deed Judith (4), de dochter van Beernt van Haeften (1614->1660) en Sara van Groesbeek (>1658), zij ging deel uit maken van de kloostergemeenschap van de benedictinessen in Utrecht, waar ze geboren was en woonde, maar voordat ze kon toetreden moest ze eerst haar aandeel in een huis aan de Tweede West Agterstraat verkopen aan haar broer en zus en aan haar zwager.

Benedictinessen in Rijnsburg
Benedictinessen in Rijnsburg

Iets minder aantrekkingskracht op de adellijke dames uit de familie Van Haeften hadden de ordes van de contemplatieve dominicanessen, die leefden onder clausure, d.w.z. dat ze geen contact met de buitenwereld mochten hebben, en de norbertinessen, die zich niet alleen met contemplatie bezig hielden maar ook met zielzorg en onderwijs.
Bij de dominicanessen in Wijk bij Duurstede traden in (in willekeurige volgorde) (1) Theodora van Haeften, de dochter van Otto van Haeften (1475-1537) en Margriet de Vos van Steenwijk (1475-1554); (2) Elisabeth van Haeften, een dochter uit het eerste huwelijk van Willem van Haeften (1592); en (3) Anna, die een dochter was van Otto van Haeften (1561-1605) en Gouborch van Dashorst (1580-1622) en die overleed in 1604.

Norbertines in koorgewaad
Norbertines in koorgewaad

Tot de norbertinessen behoorden (1) de in 1439 overleden Mechteld van Haeften, dochter van Arnt van Haeften en Elisabeth de Voogd, zij zat in het Maria Magdalena klooster in Nijmegen en (2) Johanna van Haeften, de in 1651 gedoopte dochter van Gerard van Haeften (1608-1658) en Judith Elisabeth van Baerl (1648) en die woonde in het klooster in Bedburg bij Kleef.
Ik ga hieronder verder met de kloosterlingen, die intraden bij andere orden. Een andere dochter van Walraven van Haeften en Gerarda van Hoenselaer, die het klooster in ging, was Johanna van Haeften die op 22 oktober 1587 overleed. Zij werd een seculiere kanonikesse in het Belgische Bergen.

Voormalig Agnietenklooster in Elburg
Voormalig Agnietenklooster in Elburg

Een bijzondere non was Otte van Haeften, ook een dochter van de al eerder genoemde Otto van Haeften en Margriet de Vos van Steenwijk. Otte trad in in het Agnietenklooster in Elburg. In 1562 zorgde zij voor een hoop ophef in het klooster en in haar familie. Ze was een relatie begonnen met een priester, raakte van hem zwanger en baarde een kind. Een groot schandaal. Otte werd uit het klooster gezet, wat het schandaal alleen maar nog groter maakte. Otte’s broer Willem wilde er alles aan doen om de schande voor de familie beperkt te houden. Daarom verzocht hij het Hof in Arnhem te willen bemiddelen om zijn zus weer in de kloostergemeenschap opgenomen te krijgen. Daarop verzocht het Hof, om nog meer schandalen te voorkomen, die van Elburg dringend Otte weer in het klooster op te nemen dan wel ervoor te zorgen, dat ze in een andere kloostergemeenschap terecht kon. Uit de archieven komt niet duidelijk naar voren voor welke oplossing die van Elburg destijds hebben gekozen, maar de rust keerde weer
Hendrica van Haeften, eveneens dochter van Johan van Haeften en Diedericka van Immerseel van Lyre, bleef eveneens dicht bij huis en trad in in het Maria Magdelena Klooster in Zaltbommel. Meer is over haar niet bekend.
Elisabeth van Haeften overleed op 18 oktober 1610 als begijn in het St. Nicolaasklooster in Utrecht. Bij haar overlijden was ze nog niet “gekleed”, waaruit duidelijk wordt dat ze haar professie (afleggen van drie geloften) nog niet had gedaan. Dat leidt weer tot de conclusie, dat deze dochter van Dirk van Haeften (1548-1605) en Jacomina van der Aa (1627) op jonge leeftijd moet zijn gestorven.
Wanneer we de bovenstaande lijst nader beschouwen, dan kunnen we opmerken, dat dames uit de familie Van Haeften niet alleen vóór de reformatie in het klooster gingen, maar ook erna. Zij, en hoogwaarschijnlijk ook hun familie, bleven het oude katholieke geloof trouw, terwijl andere familieleden overstapten naar de reformatie. Een vergelijkbare tweedeling in de familie Van Haeften als er was tussen de aanhangers van Oranje en de Spaansgezinden.

Wapen van Anthoni van Haeften
Wapen van Anthoni van Haeften

Resten nog drie nonnen uit het bijzonder vrome gezin van Anthoni van Haeften (1557-1645) en zijn beide echtgenotes Johanna van Mynden (1580)  en Anna Jacoba van der Meer (1562-1629). Anthoni was in Utrecht zijdenlakenkoper, daarnaast hield hij zich bezig met het beheer van kerkelijke goederen. In 1585 was hij huismeester  van het Twaalf Apostelengasthuis in de stad, twee jaar later werd hij kanunnik in het kapittel van de Oud Munster Kerk, weer vier jaar later was hij huismeester van het St. Sebastiaans of Heilich Cruysgasthuis, dat na zijn dood een flinke som gelds uit zijn nalatenschap zou krijgen, en tenslotte werd hij in 1616 voor twee jaar superintendent (toezichthouder) van de Armennoodhulp in de stad.
Het huwelijk tussen Anthoni en Johanna van Mynden werd  's morgens tussen 06.00 en 07.00 uur voltrokken door Cornelis van der Gun, de dikke pastoor en deken, in de kapel van St. Bregitta in de Buurkerk in Utrecht. Korte tijd later echter kerkte het echtpaar in de Pieterskerk, omdat in de Buurkerk geuzenpreken werden gehouden. In 1580 werd hun dochter Josina geboren. Josina was 29 jaar oud toen ze op 4 augustus 1609 haar kloostergeloften aflegde in het Blijdenbergsklooster van de Victorinnen in Mechelen. Tegelijk met Josina trad haar halfzuster Elisabeth van 1586 in in hetzelfde klooster, gevolgd door haar andere halfzuster Johanna, die bijna een maand later haar intrede deed.

Klooster Blijdenberg in Mechelen
Klooster Blijdenberg in Mechelen

Daarmee was de bijdrage aan de in standhouding van het katholieke geloof vanuit het gezin van Anthoni van Haeften nog niet gedaan. De jongste broer van de drie zusters, Jacobus van Haeften werd in 1610 novice bij de benedictijnen in de abdij van Afflichem. Over hem schreef ik al in Genealogisch blog 31 in maart 2016. Vader Anthoni werd na zijn overlijden in 1645 in de Domkerk begraven.
Blijft nog onbeantwoord de vraag welke motieven al die adellijke dames hadden om zich van de wereld af te keren en zich ondergeschikt te maken van de regels van de verschillende ordes. Koch gaf daarop antwoord. In de vroege Middeleeuwen ontstond bij veel adellijke vrouwen een afkeer van de weelde en rijkdom die ze van huis uit kenden. Een innige religiositeit deed hen besluiten in armoede te leven in navolging van Jezus Christus. Later kwam daar afkeer bij van de levenswijze van hun vaders en broers, die alleen maar uit waren op macht en rijkdom en het met de seksuele moraal niet al te nauw namen. Het klooster ingaan betekende voor de vrouwen kansen op opleiding. Ze hoefden geen angst te hebben tegen hun wil uitgehuwelijkt te worden.
Koch benadrukte, dat deze motieven voor min of meer volwassen vrouwen golden. Hoewel vrijwel alle ordes een minimum leeftijd(15-17 jr.) hadden waarop jonge dames in het klooster konden treden, kwamen in de kloosters ook meisjes van zeer jonge leeftijd als non voor. Koch liet weten, dat meisjes van 4-6 jaar al in het klooster zaten.
Het is uitgesloten, dat kinderen op zulke jonge leeftijden al vrijwillig en bewust voor het kloosterleven gekozen zouden kunnen hebben. Deze jonge meisjes zaten in het klooster op instignatie van hun ouders. Er was een vrouwenoverschot destijds, maar er waren belangrijkere andere oorzaken. Het verging de adel slecht in de late Middeleeuwen. Het onderhoud van hun kastelen was niet meer op te brengen, de onderlinge twisten en de strijd voor de vrijheid van de Lage Landen kostten handenvol geld. Door hun dochters al op jonge leeftijd in het klooster te doen konden ze dure bruisschatten en huwelijkslasten vermijden.
Koch vermeldde nog, dat veel van die hele jonge nonnen vaak niet lang in het klooster bleven. Daardoor zijn van velen van hen bijv. de sterfdata niet bekend. Na enkele jaren traden de nog jonge vrouwen uit en huwden alsnog, zoals bijv. Wilhelmina van Haeften, de dochter van Otto van Haeften (1485-1556) en Walburg van Cuyck van Meteren (1505->1556). Zij trad in bij de Augustinessen in het Caeciliaklooster in Leiden, trad na enige tijd weer uit en trouwde in 1582 met Berthout van Mechelen. Al na zeven jaar overleed Wilhelmina, waarna Berthout nog twee keer in het huwelijk trad.

Tiel, 30 juli 2018

Meer weten?
Lees: De kloosterpoort als sluitpost?, Adellijke vrouwen langs Maas en Rijn tussen huwelijk en convent, 1200-1600, dr. E.M.F. Koch, Uitgeverij Eisma bv., Leeuwarden, 1994