Nominatie
Van de week las ik in de krant,
dat de Radboud Universiteit, Erfgoed Gelderland, Historische Herberg Arnhem en
de Provincie Gelderland gezamenlijk de verkiezing organiseren van de Grootste
Gelderlander Aller Tijden. Een geweldig initiatief. Tot 1 oktober van dit jaar
kan iedereen zijn of haar grootste Gelderlander aller tijden voordragen. Een
deskundige jury stelt uit alle personen die zijn voorgedragen een uiteindelijke
lijst van 20 namen samen. Daarna is het aan het publiek te bepalen wie
uiteindelijk de grootste Gelderlander aller tijden wordt. Op 16 november a.s.
zal de commissaris van de Koning, Clemens Cornielje,
uit eindelijk bekend maken wie gekozen is tot de grootste Gelderlander aller
tijden.
Verkiezing Grootste
Gelderlander Aller Tijden
|
Ik heb Rudolph
de Cocq
voorgedragen voor de verkiezing van de Grootste Gelderlander Aller Tijden. Mijn
motivatie voor de nominatie van Rudolph de Cocq, die ik opgestuurd heb naar de
organiserende instanties geef ik hier onder integraal weer.
Motivatie voor de verkiezing van Rudolph de Cocq tot grootste Gelderlander aller tijden
Op 2 augustus 1265 ruilde graaf
Otto van Gelre de lenen Waerdenburg, Meteren, Neerijnen en Opijnen met Ridder
Rudolph de Cocq (ca. 1215-1283) tegen
diens bezittingen, ca. 450 morgen tussen Beesd en Leerdam en tussen Lek en
Linge, en hij kocht diens kasteel (castrum) te Rhenoy. Rudolf de Cocq mocht van
de graaf in Hien op de berg een waard bouwen, een houten kasteel (met extra
geld van de graaf). Daaraan ontleent het huidige Waardenburg zijn naam. De vier
volwassen zonen van Rudolph de Cocq, Rudolf, Hendrik, Gijsbert en Willem, ondertekenden
de leenakte mede.
De ruil met Rudolf de Cock was
een meesterzet van de Gelderse graaf, aangezien hij daarmee een sterke
westwaardse expansie wist te bewerkstelligen en zijn territorium zo aan die
zijde heeft afgebakend. Weliswaar had de graaf toen nog geen controle over
Culemborg, Buren en Mariënweerd, maar hij grendelde dit gebied zo wel af voor
eventuele Hollandse expansie. Hierdoor verloor Mariënweerd veel strategisch
belang voor Holland. Zo verkreeg het graafschap Gelre, de latere provincie
Gelderland, in de West Betuwe zijn huidige vorm.
Deze Rudolph de Cocq staat in de
annalen ook bekend als le Coquin, hetgeen de Franse uitdrukking is voor de
schelm of boef, maar ook: diegene, die stad en land verlaat. En dit laatste
klopt aardig, want deze Coquin was niemand anders dan Raoul de Châtillon. Een
niet-erfgerechtigde zoon uit het Noord-Franse grafelijke geslacht Châtillon-sur
Marne. Zijn ouders waren heersers in de omgeving van Reims en dit gebied
behoorde, net als Vlaanderen en de Nederlandse Betuwe tot de invloedssfeer van
het Bourgondische rijk.
Raoul de Châtillon had als
vermoedelijk jongere broer slechts de keuze tussen een kerkelijke carrière of
elders zijn heil te zoeken en daar te huwen met een adellijke jonge dame met
een erfgoed. Dit laatste deed Raoul, hij trok vanuit zijn ouderlijke graafschap
naar de Betuwe en huwde hier een dochter uit gegoede huize, Aleid van Ochten en
IJzendoorn.
Naar goed Frans gebruik, hing hij
de naam van vestiging achter die van zijn eigenlijke naam, die was verbasterd van
le coquin tot “De Cocq”. Hiermee ontstond de Nederlandse lijn uit een van
origine Frans geslacht, namelijk de Cocq van Waerdenburg. Direct of indirect
zijn uit dit geslacht ongeveer 100 Nederlandse en Belgische families
voortgekomen, waarbij lang niet alle een adellijke titel dragen.
In de loop der jaren werd vaak de
voorste (eigenlijk hoofd-) naam weggelaten en bleef er een enkelvoudige naam
over, die met de originele naam ogenschijnlijk geen enkele verbinding meer had.
Zo treft men hier bijvoorbeeld de families De Cocq van Bruchem, (De Cocq) van
Delwijnen, (De Cocq) van Kerkwyck, (De Cocq) van Haeften, (De Cocq) van
Neerijnen, (De Cocq) van Opijnen en (De Cocq) van Hemert aan. Uit deze families
kwamen weer nieuwe geslachten voort, die nog wel een vorm van het
oorspronkelijke Châtillonwapen droegen, maar geen enkele naamsverwantschap meer
lieten herkennen, zoals bijv. het geslacht Van Haeften.
Binnen de Nederlandse heraldiek
is deze Châtillon-familie uniek, er is geen andere wapenfamilie in deze vorm en
zeker niet van deze omvang bekend. Opmerkelijk is, dat men binnen deze
wapenfamilie een keur aan oude plaatsnamen in en rond de Betuwe tegenkomt met
een afgeleid stadswapen en dat de wapens van veel van de genoemde families naar
het Châtillonwapen zijn te herleiden.
De oorspronkelijke tekst van de
oorkonde van de grondruil tussen Rudolph de Cocq en graaf Otto van Gelre
luidde:
"Otte greve van Gelren heeft
aen den lande van Gelre geworven Nymegen ende Bomel ende Wageningen tot steden
gesticht etc. ende bi rade ende consent vrou Philip van Simpol gewisselt die
hove, als Hier, Nederynen ende Opinen mit allen hoeren toebehoeren, mitten hogen
ende legen gerechten, sommige heerlicheit ende concicien uytgescheiden, teghen
heren Rudolph de Cock, ritter, ende heeft hem die verlijdt in enen erfleen ende
hem georloft te tymmeren opten berch tot Hier, dat nu Weerdenberch heit.
Hiertegen had greef Otto voers,
dat huys tot Rynoey mitter hoger ende leger heerlicheit ende mit sinen
erfenissen, streckende uyt der Lingen in de Lecken etc.
Hier waren over als Rudolph, abt
van sunte Marienweerde, Rycolt van Ochten, Gerert van Batenburch, Wilhem van
Hernen, Wilhem van Bronckhorst, Otte van Sulen, Johan van Groesbeek, Wilem van
Tyglen, Ude van Haeften, ritteren, ende Johan van Cuke, knape, int jaer ons
Heeren MCCLXV feria post Petri ad vincula mense Augusti. Hierna starf greef
Otto voers, int jaer ons Heeren MCCLXXI opten Dienden dach in Januario ende tot
Nyencloester begraven"
De oorkonde wordt bewaard in het
Gelders Archief in Arnhem
Samenvatting
Rudolph de Cocq heeft een
bepalende bijdrage geleverd aan de vorm van de huidige provincie Gelderland.
Hij was stamvader van een groot aantal families, zijn nazaten behoren heden ten
dage nog steeds tot die families. Rudolph de Cocq bracht het Châtillonwapen mee
uit Frankrijk naar de Betuwe. Het Châtillonwapen en alle afleidingen daarvan
wordt tegenwoordig nog door tal van families gevoerd, waarvan Rudolph de Cocq
stamvader was. Het Châtillonwapen is tevens terug te vinden in de wapens van
tal van plaatsen in de Betuwe, zoals bijv. Neerijnen en Ophemert.
Daarom verdient Rudolph de Cocq
de titel Grootste Gelderlander Aller Tijden.
Afbeeldingen
Van Rudolph de Cocq zelf bestaan
geen afbeeldingen. Ik voeg wel twee afbeeldingen met gegevens over hem uit 18e
en 19e eeuwse stambomen van het geslacht Van Haeften toe. De eerste
afbeelding is afkomstig van de familiestamboom die altijd in Haus Erprath in
Xanten heeft gehangen en eigendom is van de Duitse tak van de familie.
De tweede afbeelding is afkomstig
uit een stamboom van de familie Van Haeften, die Laurentia Clara Elisabeth van
Haeften (1747-1819) gemaakt heeft. Deze stamboom bevindt zich in het Noord
Hollands Archief te Haarlem.
Afbeelding 1
Afbeelding 2
Tiel 13 juli 2018
Geen opmerkingen:
Een reactie posten