Geestelijken
Aan de vooravond van mijn
middelbare schoolcarrière op het Ignatiuscollege in Amsterdam vroegen de paters
aan mijn ouders op te geven hoe vaak per week ik van plan was ’s morgens voor
school naar de kerk te komen. Ik durfde het wel aan om drie maal op te geven.
Ik zou op het IG mijn loopbaan als misdienaar kunnen vervolgen. Op de lagere
school had ik al ontdekt, dat het lang niet zo saai was actief, en leuk
verkleed aan het toneelstukje mee te doen dat op het altaar werd opgevoerd dan
er van grote afstand naar moeten kijken. Dan duurde zo’n mis in mijn
kinderlijke verbeelding soms uren. Bij de nonnen op het Linnaeushof in Amsterdam
had ik fonetisch geleerd welke Latijnse teksten ik als misdienaar moest oplepelen.
Ik had een grote voorkeur voor rouw- en trouwdiensten. Dan kwam de koster van
de H.H. Martelaren van Gorcumkerk naar de St. Lidwinaschool om misdienaars op
te trommelen. Ik wilde dat heel graag doen altijd, geen les en het leverde
meestal wel een gulden of een knaak op.
Als misdienaar bij de doop van mijn zusje, 1958 |
Ik gaf dus een vervolg aan mijn
loopbaan als misdienaar op het IG. Drie maal per week vertrok ik om 07:00 uur
van huis en fietste door weer en wind naar de Hobbemakade, want om 7:30 uur
moest ik dienen. Afhankelijk van je indeling verschoof dat soms een half uur.
Het liefst diende ik bij een pater van wie ik wist, dat hij zijn dagelijkse
plicht in minder kan een kwartier afraffelde. Dan was er nog veel tijd voor
aanvang van de school. Had ik pech, dan moest ik dienen bij een pater, die voor
zijn mis zo veel tijd nam, dat ik moest vrezen te laat te komen voor het eerste
lesuur.
Na de mis kon je in de aula,
onder het genot van werkelijk heerlijke thee, je ontbijt nuttigen en nog wat
huiswerk nakijken, nadat je je eerst gemeld had bij de surveillerende, aankomende
pater van dienst, die noteerde, dat je ter kerke was gegaan. Daarmee hielden de
Jezuïeten bij of je nakwam wat je schriftelijk beloofd had. Ze waren zo slim,
die Jezuïeten!
Hoogtepunten van het
misdienaar-zijn waren de grote kerkelijke feestdagen. Dan werd een stuk
opgevoerd waarvoor mensen uit heel Amsterdam graag naar de grote kapel aan de
Hobbemakade kwamen. Ze moesten zich daarvoor aanmelden. Voor zulke diensten
oefenden niet alleen het koor onder leiding van Bernard Huijbers om, zoals mijn broer zei, Onze Lieve Heer van het kruis te zingen, maar ook wij
misdienaars. We oefenden in het plechtig lopen en ernstig kijken. Ik was na die
nachtdienst altijd blij als mijn vader opmerkte, dat het zo’n mooie dienst was
geweest.
Ondanks mijn deelname aan die
mooie missen, beklijfde het geloof bij mij niet. Toen ik al in de hogere
klassen zat, schreef ik in de schoolkrant De Harpoen, dat wij jongeren met de
Rooms Katholieke Kerk in onze maag zaten. Mij persoonlijk zegt de kerk ook niet
veel, schreef ik, maar dat was toen nog niet voldoende reden om de kerk de rug
toe te keren. Enkele jaren later deed ik dat met het grootste gemak. Ik wilde
niets meer te maken hebben met dat dogmatische instituut, dat geen enkel begrip
had voor de dagelijkse noden van de mens. Ik liet me zelfs formeel
uitschrijven.
De kerk had in mij jeugd, net als
vele eeuwen daarvoor, van die vastgelegde dan wel mondeling overeengekomen
afspraken met de gelovigen, die zwaar op het geweten drukten, wanneer ze niet
werden nagekomen. Als ik ziek was had mijn moeder de verplichting vóór een bepaalde
tijd naar het IG bellen, dat ik die dag niet zou komen dienen. Dan kon het
rooster nog aangepast worden.
Zo’n afspraak was in vroeger
eeuwen, dat er uit elk gezin één kind geestelijke moest worden. Man of vrouw
maakte niet uit, kloosterorden waren er voor beide seksen in overvloed. Vanaf
de vroege middeleeuwen tot ver in de 17e eeuw is de familie Van
Haeften die afspraak trouw nagekomen. Uit elke tak van de familie werden mensen
naar het klooster gestuurd, vooral vrouwen. Populaire klooster waren onder meer
Wijk bij Duurstede, Rijnsburg, Noordwijk, Zaltbommel en Mechelen. Onder al die
vrouwelijke kloosterlingen viel vooral Aleid van Haeften op, die leefde tot
1507. Zij trad in in het klooster van de Cisterciënzerinnen in Noordwijk. In
1445 deed zij haar geloften. Binnen de kloostergemeenschap vervulde zij eerst
de functie van koster van 1480 tot 1481, daarna was zij van 1486 tot 1490
‘Zuster Vinaris’. Ze beheerde de voorraad wijn van de zusters. Nee, jij vandaag
niet, je hebt gisteren al zo veel gehad.
De mannen moesten het omvangrijke
familiebezit beheren en verdedigen tegen vreemde indringers. Die konden vaak
ook niet gemist worden als militair of rechter. Voelden ze zich wel tot het
geestelijke leven aangetrokken dan vervulden ze het ambt van kanunnik of vicaris.
Anthoni van Haeften (1557-1645) en zijn vrouw Anna Jacoba van der Meer
(1563-1629) leverden voor de kerk een topprestatie. Lakenkoopman Anthoni
vervulde binnen de Utrechtse geestelijke gemeenschap tal van nuttige functies
als kanunnik van de Oud Munsterkerk en huismeester van het Heilich Cruijsgasthuis,
dat hij na zijn dood nog verraste met een legaat van fl. 800,00.
De drie dochters van Anthoni en
Anna, Josina, Johanna en Elisabeth, deden hun intrede bij de zusters
Victorinnen, die in het Blijdenbergklooster in Mechelen woonden.
Ook hun zoon Jacob (1589-1648)
voelde zich sterk tot het kloosterleven aangetrokken. Hij trad in 1610 als
novice in bij de Benedictijner Abdij van Afflichem (België). Hij sprak in 1611 zijn
geloften uit t.o.v. bisschop Matthias Hovius (1552-1620) van Mechelen en nam
toen de kloosternaam ‘Dom. Benedictus’ aan. In 1616 stelde de aartsbisschop van
Mechelen hem eerst aan als Prior en twee jaar later als Proost over de
Benedictijnen van Afflichem.
De abdij van Afflichem was
behoorlijk in verval geraakt. Dom. Benedictus heeft de abdij in geestelijke en
materiële zin weer tot bloei gebracht door de invoering van strenge hervormingen.
Hij behoorde tot de richting der rigoristen, die een ascetische en moreel
veeleisende levenswijze predikten als tegenstroom tegen de religieuze
praktijken uit die tijd. Om zijn denkbeelden kracht bij te zetten schreef Dom
Benedictus acht religieuze boeken. Het laatste daarvan “Venetio sacra, sive de
arte quaerendi Deum” heeft hij door ziekte niet kunnen voltooien en is na zijn
dood in 1650 uitgegeven.
Was Dom. Benedictus een strenge handhaver van de regels van het geloof, Alardus Bernardus van Haeften (1660-1729) was dat beslist niet. Toen hij in 1685 afstudeerde aan het Urbanus College in Rome, noemde rector Andreas Buonvicini hem een knappe en kundige priester met een goede inborst. Na zijn wijding werd hij pastoor in Maasland. In 1691 verliet hij de Rooms Katholieke Kerk en werd Oudkatholiek. Hij vervolgde zijn loopbaan als priester in Leeuwarden en aartspriester van Friesland. In 1718 benoemde Apostolisch Vicarus Th. de Cock pastoor B. Fock tot aartspriester van Friesland, omdat Alardus afweek van de leer. Hij vertrok naar Vianen, waar hij nog regelmatig optrad als herder van de oudkatholieken. Vijf jaar later overleed hij.
De familie Van Haeften moest daarna ongeveer een halve eeuw wachten op de volgende geestelijke. Dat was geen katholieke geestelijke meer, de hele familie was inmiddels overgegaan tot de reformatie.
De familie Van Haeften moest daarna ongeveer een halve eeuw wachten op de volgende geestelijke. Dat was geen katholieke geestelijke meer, de hele familie was inmiddels overgegaan tot de reformatie.
De volgende geestelijke was
hervormd predikant Johannes Henricus Hacke (1765-1799), die getrouwd was met
Johanna Cornelia van Haeften (1767-1838). Hacke heeft gewerkt in Amersfoort,
Rotterdam, Nijmegen en ’s Gravenhage. Het stokje werd na hem overgenomen door
David Johan van Haeften (1814-1890), die vooral in het Oosten van het land
werkte. Abraham Willem Kluijve (1845-1918), die gehuwd was met Perina Cornelia
Aletta van Haeften (1837-1921) was de volgende en voorlopig laatste predikant.
Het werkterrein van Kluijve was met name de kop van Noord Holland. De jongste
telg uit het geslacht Van Haeften, die zich met de verkondiging wil bezig
houden, is de thans eenendertigjarige Josh van Haeften.
Kende de familie Van Haeften vele
zonen en dochters die zich, op wat voor wijze dan ook, met
geloofsaangelegenheden inlieten, binnen de familie Welling waren dat er slechts
drie. Deze katholieke familie moest drie eeuwen wachten, totdat zich in de tijd
van het ‘rijke roomse leven’ de eerst priesterstudenten aanmelden: Anton
Willigenburg (1915-1968) en Thijs Welling (1913-1965), beiden later kapelaan in
diverse parochies, wereldgeestelijken dus. Hun ouders waren apentrots, dat zij
een zoon hadden voortgebracht, die ‘het woord’ ging verkondigen.
Hun eerste missen en latere priesterjubilea werden groots gevierd.
Thijs Welling 12,5 jaar priester |
De laatste kapelaan is Co Welling
(1937-1980) geweest, een achterneef van mij. Co droeg zijn eerste mis op in de
parochie waarin hij was opgegroeid, St. Volbertus en St. Urbanus in Duivendrecht.
Hij zal bij zijn keuze voor het priesterschap geïnspireerd zijn door zijn
heeroom kapelaan Thijs Welling, die van 1939 tot 1942 kapelaan in Duivendrecht
was. Co heeft gewerkt in Heemstede en Amsterdam. Ondanks zijn roeping was Co
niet afkering van de geneugten van het moderne leven. In zijn vrije tijd was
hij vaak met een hengel aan de waterkant te vinden.
De laatste die zich geroepen
voelde was Ton Welling, die op 25 januari 2004 in de Haarlemse St.
Bavokathedraal de wijding tot permanent diaken ontving. Daarvoor was Ton actief
in het onderwijs en de reiswereld. Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965)
heeft een permanent ambt van diaken ingesteld voor jonge celibatairen en gehuwde
mannen van rijpere leeftijd. De diaken is krachtens zijn wijding bevoegd om in
de mis het evangelie te lezen en te preken, in de catechese het geloof uit te
leggen, het sacrament van de doop toe te dienen en als kerkelijke getuige op te
treden bij een kerkelijk huwelijk. Ook kan een priester een gewijde diaken
vragen om de H. Communie uit te delen.
Tiel, 09-03-2016
Goedemorgen,
BeantwoordenVerwijderenWeet u wellicht meer te vertellen over deze Anthoni en zijn vrouw Anna Jacoba van der Meer? Weet u meer over haar tak? Ik weet dat haar ouders Jacob en Elisabeth van Sompeke zijn, maar waar kan ik deze Jacob aan linken? (Ergens anders een soortgelijke reactie geplaatst met nog wat aanvullende informatie mbt de familie van der Meer)
Ik verwijs naar mijn reactie op een dergelijke vraag bij Genealogisch blog 1.
VerwijderenGroet.
Paul