Katholiek
Ik heb in Genealogisch
blog 31 al laten doorschemeren, dat ik niets meer op heb met geloof en
kerk. Voor mij is geloof een alibi voor het menselijk handelen: snij in naam
van god zijn keel door. Ik heb en sterke afkeer van religie, welke dan ook.
Elke godsdienst pretendeert de ware te zijn, men kan alleen maar in absolute
termen denken. Wij hebben de waarheid, de niet-gelovigen of andersdenkenden
zijn heidenen, die te vuur en te zwaard bekeerd moeten worden tot ons ware
geloof.
Ik weet ook wel, dat alle
religies prachtige kunstschatten hebben voortgebracht. Gebedshuizen zijn net
kleine musea. Op vakanties lopen we altijd wel zo’n gebedshuis binnen. Een
enkele keer verliet ik die gebedshuizen vol walging, zoals in Cusco in Peru. In
de grote kathedraal was het een en al goud dat er blonk, maar op de trap van
het gebouw zaten mensen te bedelen om brood. In Singapore keek de
Hindoeïstische priester in de Sri Mariammantempel alle kanten op om te zien of
iedereen wel offerde en niets wegpikte van de offertafel, terwijl hij volop
bezig was met de eredienst. De eredienst was duidelijk bijzaak. Voor het maken
van video-opnames moesten we $ 6,00 betalen. Het ging allemaal om de heb en nergens
anders om!
Sri Mariammantempel,
Singapore
|
Mijn afkeer van alles wat met
religie te maken heeft kwam weer sterk naar boven, toen ik afgelopen zaterdagdag
in De Gelderlander een stuk las van leerkracht
Jan van de Ven uit Sint Anthonis, waarin hij liet weten, dat een katholieke onderwijsstichting
in Limburg probeert via de Raad van State te verhinderen, dat een openbare
basisschool wordt opgericht in haar afzet gebied. Nu het afzetgebied van de
stichting bedreigd wordt, is men opeens weer helemaal katholiek, zoals de
ultraconservatieve bisschoppen het in Nederland graag zien. Van de Ven betoogt
in zijn artikel, dat veel scholen de catecheselessen buiten de deur hebben
gezet als ook de voorbereiding op Eerste H. Communie en het Vormsel. Gisteren
liet Het Journaal weten, dat er nauwelijks nog mensen in Nederland naar de kerk
gaan.
Hoe anders was dat in mijn jeugd,
of nog beter in de jeugd van mijn ouders. De kerken zaten vol op zon- en
feestdagen. Op de St. Lidwinaschool in Amsterdam stonden alle lessen bol van
het katholicisme, zelfs taal en rekenen. Bij aardrijkskunde leerden we in welke
donkere Afrikaanse landen de missionarissen Gods woord die wilde heidenen tot
het ware geloof aan het bekeren waren. Of welke plaatsen in Klein Azië Paulus
bezocht. Of hoe het christendom zich over Europa verspreidde. Iedere schooldag
begon en eindigde met gebed. Meester Visser schreef in de vierde klas elke dag
op het bord van welke heilige het die dag de feestdag was. Maanden lang bereidde de juffrouw ons voor op
de Eerste H. Communie. De dag zelf was niet alleen voor jou een feest, maar ook
voor de school. Weer waren zo’n dertig kinderen vanaf die dag ware katholieken,
en helemaal nadat ze het vormsel ontvangen hadden. Daarom werd je als kind overladen
met vrome geschenken en kwamen opa en oma, ooms en tantes op bezoek. Jij mocht
uitkiezen wat er die dag gegeten werd. De school had zijn prestatie weer
geleverd.
Mijn Eerste Communie |
Het geloof was alleen die dag een
feest, verder was het geloof een machtsinstrument waar de volwassen mensen
graag gebruik van maakten. Als je niet leefde volgens de regels van het geloof
(lees volgens de regels van die volwassenen) dan zou je nooit in de hemel
komen, dan zaten er zwarte vlekken op je zieltje en daar zou Jezus heel
verdrietig om zijn. Kinderen werden met angst opgevoed. Pas op anders moet je
eeuwig branden in de hel. Dat je vroeger voor de gek gehouden werd laat het volgende
fragment uit het dagboek van mijn moeder zien:
“Ook
denk ik op het ogenblik weinig aan Jezus. En juist nu moest ik veel meer, veel
dichter bij hem zijn. Mijn bidden is ook al niet veel. Het gaat weer zo allemaal
zonder aandacht, zo machinaal. Ik ben blij, dat het weer bijna zondag is. Ik ga
tegenwoordig iedere zondag een klein uurtje naar de kerk om met Jezus te praten
en om weer een dosis moed en kracht te halen. Heerlijk, zo heel alleen in de
kerk als er niemand is. Dan pas voel je, dat je werkelijk leeft, dan pas kan ik
echt goed bidden en voel ik me heel dicht bij Hem.”
Mijn moeder schreef dit toen ze
ongeveer twintig jaar was. In haar jeugd speelde het geloof een nog veel
grotere rol dan in de mijne. Jezus als levenselixer. Mijn oma waakte vanuit
Amersfoort over het geloofsleven van haar twee zoons, die in voormalig
Nederlands-Indië vochten in een vuile koloniale oorlog. Ik heb dat beschreven
in mijn boek “Ze spraken er niet over, twee Amersfoortse broers in
Nederlands-Indië”. Oma vroeg haar jongens of ze wel hun oefeningen van berouw
deden en of ze wel “rein” leefden. Haar angst was, dat ze hun zieltjes zouden
bevlekken.
Vanuit diezelfde angst vertelde
ik als leerling op het Ignatiuscollege aan mijn biechtvader hoe ik mijn eigen seksualiteit ontdekte. Totdat ik zag,
dat hij genoot van mijn biecht en zijn handen voortdurend onder zijn pij heen
en weer gingen. Nooit meer heb ik gebiecht. Ik verliet de kerk een paar jaar
later. Ik vond het voorval niet groot genoeg om het aan te melden bij de Commissie
Deetman.
Nog kan ik kwaad worden, als ik
bedenk dat mijn vader in 1974 aan mijn jongste broer schreef, dat zijn
homoseksualiteit wel over zou gaan, hij zou daarvan genezen, als hij zijn leven
zou beteren. Nog kan ik kwaad worden, wanneer ik in herinnering roep hoe mijn
tante, lesbisch avant la lettre, door opa en oma verketterd werd, toen ze
overstapte naar het geloof van haar vriendin.
Geloof als machtsinstrument van
ouders, van leraren, van geestelijken, van dominees, van imams, van monniken, van
bisschoppen, van de paus, van ayatollahs en al die anderen. Laat het denken
over goed en kwaad maar aan ons over, wij weten dat, want we kennen de leer,
roepen ze om het hardst. Slacht je broeder maar af in de naam van God of Allah.
Gisteravond nog zag ik op de tv een kind van amper vijf jaar, dat door zijn Westerse
moslimvader in Syrië voorgehouden kreeg, dat de ongelovigen gedood moesten
worden.
Opvallend in al die godsdiensten
is ook, dat het altijd mannen zijn, die weten hoe het zou moeten, nooit
vrouwen. Die zijn ondergeschikt en alleen goed voor het baren van nieuwe strijders
voor het geloof .
Ik ben het van harte eens met de
conclusie van Van de Ven. Het onderwijs moet zich beperken kinderen en jongeren
te informeren, opdat ze later zelf keuzes kunnen maken. Geloofsspecifieke
uitingen horen niet in de school thuis, maar in kerken, moskeeën, tempels of andersoortige
instellingen.
Tiel, 14-03-2016
Meer weten? Lees:
Paul Welling, Ze spraken er niet over. Twee Amersfoortse broers in Nederlands-Indië. Soest : Boekscout 2015. 156 blz. Index. ISBN 9789402219401. Prijs € 18,15. Te bestellen via boekscout.nl
Paul Welling, Ze spraken er niet over. Twee Amersfoortse broers in Nederlands-Indië. Soest : Boekscout 2015. 156 blz. Index. ISBN 9789402219401. Prijs € 18,15. Te bestellen via boekscout.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten