Pietje Wittebrood
Pietje Wittebrood was mijn
overgrootmoeder, nauwkeuriger gezegd de moeder van de moeder van mijn vader.
Hoewel ik zelf haar nooit gekend heb, heeft ze toch altijd tot mijn verbeelding
gesproken. Waarschijnlijk alleen om haar naam: Pietje, eigenlijk een
jongensnaam, en dan Wittebrood, daar kun je je ook van alles bij voorstellen.
Ik ken Pietje alleen maar uit de verhalen van mijn oma en mijn tantes. Ik kan
mij niet herinneren, dat mijn vader ooit over haar gesproken heeft.
Albert Groot en Pietje Wittebrood |
Volgens de Nederlandse
Familienamenbank van het Meertens Instituut is Wittebrood een zogenaamde
metonymische beroepsnaam, een familienaam die verwijst naar het product dat
kenmerkend is voor de beroepsuitoefening. Brood staat dus voor Bakker. De naam
Wittebrood kwam in het verleden vooral in Noord Holland voor langs de kust.
Pieternella (roepnaam Pietje)
Wittebrood werd op dinsdag 19 februari 1856 in Zaandam geboren als dochter van
Simon Wittebrood en Anna Maria Tambach. Na haar schooltijd ging Pietje werken
als dienstbode en op eenentwintigjarige leeftijd trad ze op 27 januari 1878 in
Wormer in het huwelijk met Albertus Groot, ook een Zaankanter, die geboren was
op 27 juli 1852. De katholieke familie Groot was in vroeger tijden een
uitgebreide Noord-Hollandse familie, vooral boven van Amsterdam en rond Hoorn.
Albert was van beroep
spoorwegwachter, vrijwel zeker bij de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij
(HIJS). Hij bediende seinen, wissels en spoorbomen. Albert en Pietje kregen
tien kinderen. De eerste zeven kwamen in de Zaanstreek ter wereld. Drie van
hen, allen Elisabeth genaamd, haalden de tweede verjaardag niet. De laatste
drie kinderen, twee jongens en een meisje, weer met de naam Elisabeth en later
mijn oma, werden geboren in Wognum, waarheen Albert was overgeplaatst. Tussen
1893 en 1905 verhuisde het gezin van Albert en Pietje van Wognum naar
Amersfoort, waar Albert als spoorwegwachter werd aangesteld op post 46 aan de
Liendertseweg 16.
Liendertseweg 16
|
Vanuit het ouderlijk huis in
Amersfoort trouwden de nog in leven zijnde kinderen Anna Maria (overleden in
1905), Kees, Simon, Piet, Albert en Elisabeth. Kees en Simon, die in 1918 overleed,
gingen ook aan het spoor, terwijl Piet huisschilder werd. Albert verdiende zijn
brood als timmerman. De meisjes gingen na hun huwelijk verder als huisvrouw.
Albert overleed op 29 juli 1916,
hij was toen vierenzestig jaar oud. Zonder haar man leefde Pietje nog
vijfentwintig jaar, totdat ook zij ging hemelen op 15 februari 1941. Toen ze
niet meer op zichzelf kon wonen, verhuisde ze naar een kamer in een
verzorgingshuis. Ze had elke dag een mutsje op, zoals wel meer oudere vrouwen
toen. Mijn oma en tantes spraken altijd heel liefdevol over Pietje. Ze moet
iets bijzonders gehad hebben.
Mijn grootouders hadden na hun
pensionering wekelijks een kaartavond met oma’s broer Albert en zijn vrouw tante
Anna. Dan werd er fanatiek schutjassen gespeeld. Wanneer ik bij mij grootouders
logeerde zat ik erbij te kijken of ik ging mee naar de Scheltusstraat, waar opa
en oma vlak na hun trouwen ook gewoond hadden. Mijn opa en oma brachten ook regelmatig
bezoeken aan oom Kees en tante Riek in Leerdam en aan oom Piet en tante Geertje
in Apeldoorn. Een bijzonder zwak had oma voor Hendrik van Beek, de zoon van
haar oudste zus Anna Maria, omdat hij kloosterling geworden was.
25-jarig
huwelijksfeest van mijn grootouders
|
Vlak voordat ze overleed, maakte
Pietje Wittebrood nog het vijfentwintigjarig huwelijksfeest van mijn
grootouders mee. Trots ging ze met hen op de foto. Op de foto is te zien, dat
Pietje op haar hoge leeftijd een mutsje droeg.
Wanneer ik naar de bovenstaande
foto kijk, dan valt me op hoe zeer mijn oma later op haar moeder ging lijken,
toen haar mond ook wat ingevallen was. Ik herinner me mijn oma als een mopperende,
oude vrouw, die wel iets typisch Noord-Hollands had.
Tiel, 15-03-2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten