De Dag die aan Rotterdam voorbij ging
Er zullen heel weinig mensen zijn
die (nog) weten, dat Uitgeverij
De Spaarnestad in 1962 heeft overwogen een nieuwe katholieke krant op de
markt te brengen. In het voorjaar van dat jaar kreeg mijn vader, Albert
Welling, als chef-redacteur van dagblad De Tijd/De Maasbode de opdracht ideeën
te ontwikkelen voor de profilering en organisatie van dit nieuwe katholieke
dagblad.
Het favoriete sigarettenmerk van mijn vader |
Voordat mijn vader zijn ideeën
toevertrouwde aan de directie van De Spaarnestad in een officiële nota,
omschreef hij eerst de contouren van de nieuwe krant voor zichzelf in een
schriftje. Voor zo’n klus trok hij zich terug in zijn studeerkamer in ons huis
op de Bredeweg in Amsterdam. Mijn moeder waakte er dan voor, dat wij kinderen niet
bij hem naar binnengingen. Papa moest werken. Als we dat al deden, dan waren we
weer snel buiten, want als mijn vader zat te schrijven, dan stak hij de ene
sigaret met de andere aan. Altijd zijn vertrouwde merk Old Mac. Verder rookte
hij niet veel. Was de klus geklaard, dan moest het ‘kamertje’, zoals zijn studeerkamer
heette, dagenlang gelucht worden om alle stank van de sigaretten weg te krijgen
In november 1962 stuurde mijn
vader zijn uitgewerkte ideeën naar de directie van De Spaarnestad.
Schrift met ideeën voor een nieuw katholiek dagblad |
Een kopie van de uiteindelijke versie
van de nota bevindt zich in het archief van het Katholiek
Documentatie Centrum van de Radbouduniversiteit van Nijmegen. Mijn vader
koos voor de opzet van het nieuwe katholieke dagblad voor de benadering vanuit
de lezer:
“Als
men schrijft, moet men voor hem (de lezer) lezen en dus al schrijvende aan hem
denken. Het is dus niet een vorm van zelfexpressie, maar zich richten tot
iemand, die recht heeft op informatie….. De krant is niet bedoeld voor
de directeuren….Wij hebben dus de plicht en alleen de plicht
alleen voor de lezer te schrijven.”
Mijn vader gaf vervolgens een
kenschets van de lezer. De gemiddelde lezer heeft de intelligentie van een kind
van twaalf jaar, maar:
“Ook
zit onder het publiek de man, die er alles van weet. In tijdschriften wordt
vaak zoveel kennis verondersteld. Wij mogen dus geen kennis veronderstellen.
Een goed verhaal is dus zo duidelijk mogelijk. Evengoed als wij niet alles
weten en kennen, weet een ander dit. Een artikel, dat zo goed is voor de
insiders, is een slecht artikel voor de lezer.”
Het uitgangspunt van mijn vader
was, dat het uitgeven en redigeren van een dagblad vormen van dienstverlening
zijn. Als naam voor het nieuwe katholieke dagblad stelde hij ‘De Dag’ voor.
Deze naam zou, zonder problemen te onthouden zijn en makkelijk in de mond
liggen. Hij verwachtte, dat de nieuwe naam een maand na de lancering
ingeburgerd zou zijn. De Dag moest snel, modern en slagvaardig zijn.
Albert Welling |
Mijn vader zou de nieuwe krant
het liefst op tabloidformaat zien verschijnen, maar adviseerde dat toch niet,
omdat hij veel weerstand tegen dat formaat verwachtte en omdat hij problemen
voorzag met grote advertentiecampagnes, die alle berekend waren op het bekende
formaat van de kranten. Naast een steunkleur bepleitte mijn vader:
“Men
kieze voor de gehele krant een nieuwe kleur inkt. Persoonlijk denk ik
hierbij – om niet al te revolutionair te worden – aan een bruine tint, zoals
voorkomt op de omslag van ‘Ben je zestig!’ Dit gebruik moet een verrassend
effect hebben, zeker als men het – en dat is mijn tweede voorstel – combineert
met ten minste een extra kleur (rood), die functioneel gebruikt wordt.”
Mijn vader stelde voor De Dag te
laten verschijnen met meer kolommen per pagina dan de meeste Nederlandse
kranten. Om De Dag modern te maken zou de achterpagina aan het normale
Nederlandse gebruik van advertentiepagina onttrokken moeten worden en moeten
veranderen in een sportpagina. Qua inhoud wilde hij een krant die zich richtte
op human interest:
“Onder
‘human interest’ versta ik niet de klassieke verhalen over scheidende
filmsterren of andere halfblote juffrouwen. Ik geloof, dat ‘De Dag’ zich juist
op dit stuk als wezenlijk katholiek moet manifesteren, zonder dat overigens
ooit hardop te zeggen. Mijn ‘human
interest-story’ is positief Zij wordt geschreven voor de lezeressen, van
wie men weet dat zij daarvoor beslist belangstelling zullen hebben.”
De showbusiness moest, in de optiek
van mijn vader, ruim aan bod komen, evenals strips, een feuilleton, een
politieke prent en een vrouwenrubriek. Alles gelardeerd met veel beeldmateriaal.
In een sociale rubriek zag hij
voor De Dag een krachtig sellingpoint. Schoonschrijverij en langschrijverij
waren in zijn visie verboden en zeker het gebruik van vreemde woorden. De vorm
moest zo eenvoudig mogelijk zijn. In zijn dagelijkse commentaar moest De Dag
strijdbaar en slagvaardig zijn. Wat betreft geloofszaken diende De Dag vooral
op simpele wijze uit te leggen, waarbij de krant het groeiende aantal
onkerkelijke katholieken niet tegen het hoofd zou mogen stoten.
De Dag moest volledig losgemaakt
worden van De Tijd De Maasbode, er mocht zelfs niet in hetzelfde gebouw gewerkt
worden. De nieuwe krant, met vestigingsplaats Rotterdam, zou alleen een
dagredactie krijgen en de regionale binding moest groot zijn.
Mijn vader eindigde zijn nota met
een profielschets van de nieuw te benoemen hoofdredacteur:
“Reeds
verscheidene malen is de rol van de hoofdredactie ter sprake gekomen.
Strijdbaarheid en slagvaardigheid zijn onderlijnd, ook het religieuze aspect is
ter sprake gebracht. Ik ontkom er echter niet aan – ook al wil ik hem dwingen
naar wat algemeen menselijk is – ook zijn politieke figuur te belichten. Ten
aanzien daarvan het volgende:
·
Hij is niet politiek gebonden
·
Ik zie hem als behorend tot de linker
vleugel van de KVP, d.w.z. dat hij een open oog heeft voor de belangen der
arbeiders en vooral voor allen, die nog minder bedeeld zijn, zonder daarbij de
belangen van middenstanden en tussengroepen uit het oog te verliezen. Hij zal
goede initiatieven van de PvdA prijzen, PvdA-kiezers niet afstoten, doch de PvdA
als zodanig niet aanhangen.
·
Hij staat vrij tegenover alle
kwesties, waarbij geloof en zeden slechts zijdelings in het geding zijn. Hij
zal daarvoor ook ruimte scheppen en op die manier rand-katholieken voor
wezenlijke zaken kunnen binden.”
Vervolgens pleitte mijn vader ervoor
De Dag ‘met alle middelen die de moderne
reclame biedt’, te lanceren.
Een nieuw katholiek dagblad kwam
er niet. Maar waar zouden, later, de bedenkers van Metro en Spits hun ideeën
vandaan gehaald hebben?
Tiel, 07-03-2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten