Het was niet uit liefde
Het huwelijk van Reinier van
Haeften (1646-1733) en Adriana Maria de Cock van Delwijnen (1653-1709) is een
mooi voorbeeld van huwelijkscalculatie, zo is C.O.A.
Schimmelpenninck van der Oije (*1943) van mening in het boek “Adel en
Ridderschap in Gelderland” van uitgeverij W Books. De vader van Adriana,
Adriaan de Cock van Delwijnen (1620-1689), en Reinier van Haeften zelf waren in
Ophemert en omgeving de grootste bezitters van land. Daar Adriana bovendien erfdochter
was, was voor Reiner een huwelijk met haar erg aantrekkelijk. Haar broer Johan
de Cock van Delwijnen had bovendien geen kinderen, daardoor zouden de kinderen
van Adriana en Reinier van hun oom erven.
Reinier van Haeften werd op 24
april 1646 geboren als zoon van Walraven van Haeften (1600-1657) en Fransina
van Cockengen. Hij is dezelfde dag gedoopt zijn in de Grote kerk van Breda.
Hoewel mr. W.J. Baron d'Ablaing van Giessenburg in zijn boek “De Ridderschap
van het Kwartier Nijmegen” aangaf, dat Reinier in Ophemert geboren zou zijn,
kan dat niet juist zijn. De ouders van Reinier woonden in de periode van
1643-1650 in Breda, waar vader Walraven als kapitein in Staatse Dienst in
garnizoen lag bij de Infanterie.
Doopinschrijving
Reinier van Haeften 24-06-1646, Grote Kerk Breda
|
Walraven en Fransina kregen vijf
kinderen. Hun beider eerste twee kinderen, zoon Johan (1644-1673) en dochter
Albertina (1645-1665), stierven op betrekkelijk jonge leeftijd. Daardoor werd
Reinier erfgenaam.
Toen Reinier nog maar 13 jaar oud
was, overleed zijn vader. Volgens diens testament erfde de nog onmondige
Reinier diens bezittingen in Ophemert en Zennewijnen, terwijl sinds 1659 Quirijn
de Cock van Delwijnen als zijn momber (voogd) was aangesteld. Vanaf dat moment
was Reinier Heer van Ophemert en Zennewijnen. Pas in 1672 legde hij zelf de eed
op het leen af.
Reinier ging rechten studeren aan
de Hogeschool (Universiteit) van Utrecht. Zijn wapen is terug te vinden in het
wapenboek van de Utrechtse studenten. Uit de studietijd van Reinier of kort
daarna is het volgende verhaal afkomstig:
Op
2 april 1670 omstreeks zes uur ‘s avonds maakte Reindert van Haeften, evenals
Turck een Gelders edelman, een wandeling in de Maliebaan samen met Turck,
enkele andere heren en drie dames. Van Haeften, die met de dames voorop liep,
werd opeens van achteren door Turck aangevallen, wat hem dwong zijn degen te
trekken om zich te verdedigen. Tot drie keer toe werden de vechtenden door omstanders
gescheiden. De geschetste omstandigheden - de aanwezigheid van enkele dames,
geen enkele aanwijzing voor een uitdaging - vallen moeilijk te rijmen met een
vooraf door beide partijen overeengekomen duel. Integendeel, Van Haeften lijkt
nolens volens in het gevecht te zijn betrokken. Hij ging trouwens vrijuit in
deze zaak.
De hondsbrutale Turck werd wel
veroordeeld in een voor juristen uitermate interessant proces.
Huwelijksinschrijving Reinier van Haeften en Adriana Maria de Cock van Delwijnen, NH-kerk Wadenoijen |
Op 18 juli 1675 trad Reinier in
de NH-kerk van Wadenoijen, uiteraard onder voorwaarden die later nog verbeterd
werden, in het huwelijk met de toen 22-jarige Adriana Maria (Adriana) de Cock
van Delwijnen, geboren in Eck en Wiel als dochter van Adriaan, Heer van
Wadenoijen, en Anna van Gendt. Het huwelijk had voor de familie van Haeften tot
gevolg dat de naam “De Cock” weer in de familie kwam. De eerste die weer als
achternaam “de Cocq van Haeften” gebruikte was kleinzoon Johan Walraven
(1722-1782).
Tijdens het Rampjaar 1672, toen Reinier op last van de Gedeputeerden van
het Kwartier van Nijmegen Spaanse hulptroepen moest geleiden van Gorinchem naar
Arnhem, was Kasteel Ophemert zwaar beschadigd door Franse soldaten, met name de
voorvleugels. Reinier en Adriana lieten het kasteel in 1676 grondig
restaureren. Na de restauratie
had het kasteel de vorm zoals we die heden ten dage nog kennen. Na de
restauratie van het kasteel namen Reinier en Adriana ook de tuin grondig
onderhanden. Er werd een geometrische
tuin in Franse stijl aangelegd. In latere jaren hebben Reinier en Adriana
nog het nodige laten vertimmeren aan het kasteel om hun woongenot verder te
vergroten.
Dat Reinier niet altijd instemde
met de geleverde werkzaamheden, blijkt uit de processen die hij voerde tegen
Cornelis van Mourick, één van zijn opdrachtnemers. Uiteindelijk kreeg Van
Mourick in 1700 toch zijn geld. Het is opvallend, dat Reinier in de documenten
die bewaard zijn gebleven van de restauratie en vertimmeringen constant “Heer
van Wadenoijen” werd genoemd. Adriana erfde pas in 1689 het Huis Wadenoijen van
haar vader, waardoor zij Vrouwe van Wadenoijen werd en het goed toegevoegd werd
aan het bezit van de familie van Haeften. Hun jongste zoon Barthold (1692-1772)
was in feite binnen de familie Van Haeften de eerste Heer van Wadenoijen. Het
is niet uit te sluiten, dat vader Reinier zich ook “Heer van Wadenoijen” liet
noemen, trots als hij was, dat het goed Wadenoijen aan het bezit van de familie
Van Haeften was toegevoegd.
Huis Wadenoijen
|
Reinier was zakenman. Zijn hele
leven is hij bezig geweest zijn bezit te vergroten. In 1700 maakte hij
aanspraak op de roerende en onroerende goederen van zijn zus Hendrica na de
dood van haar man Adolf van Balveren in 1698. Aanvankelijk pachtte hij gronden
van de Utrechtse Paulus Abdij in Ophemert, maar in 1720 kocht hij die allemaal evenals
de tienden en tijnsen. Door zijn huwelijk kwam hij ook in het bezit van
boerderij ’t Klaphek
met meer dan 31 morgen land in Randwijk. Tussendoor kocht hij in en rond
Ophemert en elders verschillende stukken grond. In 1707 verwierf hij het goed
De Neerstad in Dreumel en in hetzelfde jaar kocht hij van Zeger van Steenhuis
het voetveer Zennewijnen-Dreumel. Voor zijn grondtransacties leende Reinier fl.
15.000 van zijn zwager Johan de Cock van Delwijnen. Na diens dood erfde Reiniers zoon Walraven de
vordering op zijn vader.
In 1687 was Reinier de eerste die
door Ds. Dinant ingeschreven werd in het lidmatenregister van de St.
Maartenskerk in Ophemert, waar zijn vrouw uiteraard ook kerkte. Reinier
verwekte bij Adriana vijf kinderen, twee dochters en drie zonen.
Naast zijn bezigheden om het
familiebezit sterk in omvang te doen toenemen was Reinier ook op bestuurlijk
vlak actief. In 1670 werd hij geadmitteerd in de Ridderschap van Nijmegen.
Vanuit de Ridderschap was hij gecommitteerde bij de Lands- en Kwartiervergaderingen
van Gelre. Hij was lid van de Admiraliteiten van de Maas en van Friesland. In
beide college werd hij vanaf 1702 raad. Van de Tielerwaard was hij dijkgraaf en
heemraad. Hij is ook nog een tijd lid geweest van de schepenbank van Zaltbommel.
Om een idee te krijgen van de enorme
rijkdom van Reinier en Adriana helpt het vast te stellen wat zij hun drie nog in leven zijnde kinderen nalieten.
Adriana Maria de Cocq van Delwijnen liet na haar dood in 1709 de volgende
goederen na aan haar kinderen:
Aan Walraven van Haeften:
Een obligatie ten laste van het Kwartier
van Nijmegen ten comptoire van Bommel [Zaltbommel] van 3800 gulden; een
obligatie ten laste van idem van 400 gulden; op de provincie Utrecht een
capitael ad 875 gulden; op de erve Jacob Evertse een capitael van 300 guldens:
rente winnende tegen vijf ten honderd; in contant geld 900 guldens van het
vercogte goet te Meteren; in Overbetuwe tot Driel een bouwhof, groot 13 mergen;
vier mergen bouwlandt int Steenderse blok en twee mergen Elsen bos tot Ophemert
int blok d’Auwelingh gelegen. Drie mergen weylandt in de muijse campe te
Zennewijnen gelegen. Vier en een halve mergen weijland op Ommeren gelegen.
Aan Barthold van Haeften:
Een obligatie ten laste van het Kwartier
van Nijmegen , ten comptoire van Bommel, groot in capitael 2500 gulden. Een
obligatie ten laste van den heer van Wickraet, in capitael 3000 gulden. Een
bouwing ten deele op Est, ten deele onder Ophemert gelegen “den Cardenheuvel”
genaempt, groot ongeveer 26 mergen, en vermits sigh daer onder eenig leen bevindt,
soo is de waardije daervan aan de heer Ambtman Walraven van Haeften goetgedaen.
Vier en een halve mergen weijlant op Lienden gelegen. Drie mergen uijterweert
op Waemel gelegen. Een en een halve mergen weijlant op Ingen gelegen. Veertien
hont weijlant op Zoele gelegen.
Aan Adriana Margriet van Haeften
Een obligatie tot lasten van het Kwartier
van Nijmegen ten comptoire van Tiel, groot in capitael 6000 gulden. Een
bouwhof, genaamd "t Klaphek" te Randwijck in Overbetuwe gelegen,
groot veertich mergen, belast met tijns van negen gulden jaerlyxs aen de
Pastorije aldaer. Een tijns aldaer, jaerlyxs twee gulden, 10 stuivers, gaende
uijt een stuck lands “de Hunningen” genaemt. Drie mergen weijlant tot Ommeren
gelegen, “den Biesecamp” genaemt”.
Maar de drie erfden niet alleen
van hun moeder, maar ook van hun oom en hun vader. Walraven was voor 1/3 deel
erfgename van zijn moeders broer, volgens diens testament van 31 januari 1724.
Hij erfde onder meer de hofstad te Delwijnen. Tevens erfde Walraven voor fl.
35.000 aan obligaties, waaronder een obligatie van fl. 15.000 die zijn vader
Reinier aan Johan de Cock van Delwijnen schuldig was. Hij erfde van zijn ouders
en grootouders fl. 50.000 aan obligaties en meer dan 130 ha land, waaronder de
Heerlijkheid Ophemert en Zennewijnen.
Adriana Margriet was ook voor 1/3
deel erfgename van oom Johan de Cock van Delwijnen, evenals haar broer Barthold.
Deze erfde van hem o.a. de korenmolen te Kapel Avezaath en een zilveren
servies. Hij erfde van zijn ouders en grootouders fl. 50.000 aan obligaties en
meer dan 130 ha land. Na het kinderloos overlijden van zijn broer en zus kwam
de totale nalatenschap van hun ouders met de Heerlijkheid Ophemert en
Zennewijnen aan Barthold. Het ging om fl. 118.000 en 290 ha. grond!
Het erfdeel van ouders en
grootouders van Reiniers zoon Johan verviel na diens dood aan zijn broers en
zus. De conclusie kan niet anders zijn dan dat Adriana Margriet, Walraven en met
name Barthold
zeer vermogende lieden waren.
Alliantiewapen Van
Haeften-De Cock van Delwijnen op het graf van Reinier en Adriana (detail)
|
Na hun dood in resp. 1709 en 1733
werden Adriana en Reinier niet begraven in de grafkelder van de familie Van
Haeften naast de St. Maartenskerk in Ophemert. Zij kregen gezamenlijk een
prominent graf in het koor van de kerk. Onder het alliantiewapen op hun graf is
te lezen:
"Den Hooghwelgeboren heer Reinhart
van Haeften, heere van Ophemert en Sennewijnen Dijckgraaf van de Hooge Schouwe
in den Tielreweert extraordinaris gedeputeerde des quartiers van Nimwegen. De
HoogwWelgebore Vrouwe Adriana Maria de Cock van Delwijnen, Vrouwe van Ophemert
en Sennewijnen Den 12 October 1709”
Aan de rechter zijde van het
schip van de St. Maartenkerk, voor de ingang naar het koor hangt een rouwbord
ter ere van Reinier van Haeften, die jurisdictie had over de vicariën van de
beide kerken (St. Maarten en St. Lambertus, na 1682 gesloopt) in Ophemert. Aan
de andere zijde van de ingang naar het koor hangt een rouwbord ter ere van
Reiniers zoon Walraven.
Tiel, 31-01-2017
Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.
BeantwoordenVerwijderenDeze reactie is verwijderd door de auteur.
Verwijderen