Alleen over
Sara Welling-Fransman zat na de
oorlog vaak eenzaam op haar stoel bij het raam te wachten, verteerd door
verdriet. Alleen haar vriendin Netje Swaab, die ze al kende vanaf haar 13e
jaar, had ze nog. Alle anderen waren in de oorlog omgekomen. Netje kwam bij
haar, wanneer haar man Eduard met hun beide zonen vakantie aan het vieren was,
uitgelaten als hij was dat hij de oorlog had overleefd, of wanneer hij voor
zaken op reis was. Eduard en Sara waren de dans ontsprongen dankzij alle moeite
die Eduard
daarvoor had gedaan.
Sara Fransman
|
Sara was een nakomeling in het
traditioneel Joodse gezin van pakhuisknecht Lammert Fransman (1866-1929) en
Jetje Polak (1866-1941), die in 1890 in Amsterdam waren getrouwd. Sara werd
geboren op 5 augustus 1907, ook in Amsterdam, als het tiende kind van Lammert
en Jetje. Zij werd door haar ouders erg verwend, omdat ze de jongste dochter
was en erg welkom. Het gezin Fransman woonde in de Joodse Houttuinen, voor de
oorlog een gezellig drukke straat.
Sara als bruid
Na haar schooltijd ging Sara als
lingerienaaister werken in het atelier van de firma De Vries & Van Buuren, samen met haar vriendin Netje
Swaab. Via haar leerde Sara de wat verlegen Eduard Welling kennen, een neef van
Netje. Op 2 augustus 1933, haar vader was toen al overleden evenals twee broertjes,
trouwden Sara en Eduard op het Amsterdamse stadhuis en in de Hoogduitse Synagoge.
Het paar heeft korte tijd op de Albert Cuypstraat gewoond. Hun volgende adres
was Valeriusstraat 107 3 hoog. Daar trok de moeder van Sara voor enkele jaren
bij hen in. Zij overleed in 1941. In december 1933 overleed Sara’s broer
Abraham. Een tamelijk onbezorgde tijd volgde daarna voor Sara en Eduard met
uitstapjes naar strand en bossen, vaak samen met Sara’s broer Alexander en
diens vrouw Jetty Abraham.
Hebreeuwse
Huwelijksakte van Sara Fransman en Eduard Welling
Toen brak de oorlog uit, waarin
de beide zoons van Sara en Eduard geboren werden. Ze hadden negen jaar op hun
eerste moeten wachten. Eduard wist allen met succes uit de handen van de
Duitsers te houden, maar voor de familie van Sara was de oorlog een ronduit
rampzalige tijd. In januari 1940 overleed haar oudste zus Mietje (geb. 1890).
Die liet man (geb. 1890) en drie kinderen na. Haar man, Jacob Kokernoot van
1890, en twee van haar kinderen (geb. in 1915 en 1922) werden in Auschwitz
vergast. Haar 30-jarige zoon Abraham vond zijn einde in 1943 in Sobibor,
evenals de tweede vrouw van Jacob, borduurster Anna Swaab van 1913.
Sara’s zus Maria (geb. 1894) werd
met het 11e transport van 11 mei 1943 van Westerbork naar Sobibor afgevoerd en
drie dagen later vermoord. Haar man ging ook met dat transport naar Sobibor, maar
werd geselecteerd om in de moerassen rond Dorohucza turf te steken en bezweek
op 30 november 1943. Hun jongste dochter Jetje (geb. 1927) maakte eveneens deel
uit van het 11e transport naar Sobibor. Beide andere kinderen,
dochter Rebecca (geb. 1918) en zoon Lehman (geb. 1920) kwamen om in Auschwitz.
Alexander (geb. 1896, wiens roepnaam
Sander was), de tweede broer van Sara, was koopman; met bretels stond hij ‘s
zondags op de markt op Uilenburg. Hij trouwde in 1922 met de 26-jarige Jeanette
Abraham. Het stel woonde in de Valkenburgerstraat. Sander werd in 1943 in
Auschwitz vergast. Datzelfde lot viel Jeanette in 1944 ten deel. Hun zoon Leman
(geb. 1924) was al in 1942 vermoord in Auschwitz.
Alexander Fransman
De volgende broer van Sara was
Joseph, die in 1901 werd geboren. Ook hij was koopman op de zondagsmarkt van Uilenburg. Joseph was
in 1922 getrouwd met zijn nicht Lena Fransman (geb. 1902). Joseph en Lena
kregen in 1923 hun zoon Lehman, die in 1942 werd vergast in Auschwitz. Joseph
en Lena vertrokken beide met het eerste transport van 2 maart 1943 naar
Sobibor.
De jongste broer van Sara was
Jacob, die in 1903 geboren werd. Hij woonde, na zijn huwelijk met Schoontje
Sloog in 1931, in de Jan Lievensstraat op nummer 44 3 hoog. De laatste jaren van haar leven woonde de
moeder van Jacob bij hen in. In 1932 kwam dochter Jetty ter wereld. Sinds 1931
was Jacob als perser werkzaam bij de
textielfabriek Hollandia-Kattenburg in Amsterdam. Op woensdag 11 november 1942,
omstreeks 16.30 uur, deed de Sicherheitspolizei onder leiding van Willy Lages
een inval in de Hollandia-fabrieken. Alle uitgangen werden afgezet en de 367 joodse
medewerkers van het bedrijf werden ‘s avonds weggevoerd. Het hele gezin van
Jacob werd kwam in Auschwitz terecht, Jacob stierf daar in 1943, Schoontje en
Jetty waren al in 1942 omgekomen.
Textielfabriek Hollandia op Kattenburg
Zittend bij het raam zat Sara na
de oorlog te wachten op de terugkeer van haar familie. Maar er kwam niemand
terug! Ze was helemaal alleen over. Niemand had ze meer van haar familie. Als
er contact was met een overlevende uit een concentratie kamp, vroeg ze altijd:
“Ken je die?, heb
je die misschien gezien?”
Het antwoord was altijd nee. En
de wond van het eindeloze verdriet werd dan weer wreed open getrokken. Terwijl
Eduard ging genieten van de vrijheid en er met zijn jongens op uit ging, bleef
Sara eenzaam en alleen in haar stoel voor het raam zitten wachten. Kapot van
verdriet. Haar verdriet was zo groot, dat ze geenszins bij machte was het onder
woorden te brengen. Regelmatig kwam vriendin Netje langs, die zich
verantwoordelijk voelde voor de opvoeding van de zonen van Sara en Eduard. Netje bleef vaak enkele dagen slapen. Met
Eduard had Sara geen echt contact meer, wie er ook over de vloer kwam. Ze
sliepen niet meer samen en gingen ook niet meer met elkaar uit, terwijl ze dat
voor de oorlog toch zo vaak deden. Veel tijd besteedde Sara aan het bereiden
van eten voor haar jongens, Hen mocht het aan niets ontbreken. Vaak kookte ze
naar oude Joodse recepten. Maar noch Sara noch Eduard hadden iets op met het
Joodse geloof, met geen enkel geloof trouwens. Toch hield Sara, mogelijk om
haar pijn te verzachten met herinneringen aan vroeger, wat oude Joodse tradities
in ere zoals een schoon wit tafelkleed aan de vooravond van de sabbat en matzes
eten met Pesach. Zo was ze
het gewend vroeger thuis.
Toen ze overleed in 1989, vier
jaar na Eduard, kwam er een einde aan het verdriet van Sara.
Tiel, 30-03-2017
|
Hallo Paul,
BeantwoordenVerwijderenMooi stuk geschreven. Of ik er blij mee ben, ja en nee. Haalt weer een hoop overhoop, maar ben blij dat ik nu veel meer over mijn moeders familie weet. Blijft een trieste affaire.
Enige aanvulling:
Moeder en Jeanette (Netje ) Swaab waren samen bij de Vries van Buuren naaisters. Het gebouw bestaat nog en is nu het VOC gebouw waar Peter Stuyvesant op de binnen plaats staat.
Netje was altijd bij ons thuis en woonde ook vaak bij ons. Later is zij meer naar huis gegaan, want wij waren tenslotte groot.
Bedankt voor al je werk.
Jules