Abtmannen en dijkgraven
In het Rivierengebied is de
strijd tegen het water even oud als het gebied zelf. De Neder-Rijn, de Waal, de
Maas en de Linge zorgden er met hun te veel aan water vaak voor, dat de brede
rivieren niet traag door het oneindige landschap gingen, zoals Hendrik Marsman
(1899-1940) zong in zijn gedicht “Herinnering aan Holland”, maar als woeste
stromen, soms met ijs, de tussenliggende gebieden een zeer dynamisch karakter
verschaften. De strijd tegen het water was, al ver voor de Romeinse tijd, van
levensbelang voor de nederzettingen langs de rivieren en in het tussenliggende
gebied. Dijken moesten aangelegd en onderhouden worden. Bij een doorbraak had
herstel de hoogste urgentie. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat al vroeg in
de Middeleeuwen de Gelderse landheren een organisatie opbouwden, die verantwoordelijk
was voor de aanleg en het onderhoud van de dijken, de dijkstoel. De dijkstoel
was een college bestaande uit de dijkgraaf en een aantal heemraden, dat zich
bezig hield met de inspectie (schouwen) van de dijken en andere
waterstaatkundige werken en dat de bevoegdheid had sancties op te leggen.
Tieler- en
Bommelerwaard, bron: Historische atlas van het Rivierenland
|
In de veertiende eeuw verwierven
de graven en hertogen (na 1339) van Gelre in het Rivierengebied een groot
aaneengesloten gebied, dat zij verdeelden in ambten. Twee van die ambten waren
de Tielerwaard en de Bommelerwaard, beide poldergebieden, die ook wel met de
oude Romeinse term van Insula werden aangeduid. De Tielerwaard is grofweg het
gebied tussen de Waal en de Linge en tussen Tiel en Dalem. De Bommelerwaard is
het gebied tussen Waal en Maas met als belangrijkste plaats Zaltbommel.
Aan het hoofd van de bestuurlijke
organisatie van een ambt stond de ambtman. Als vertegenwoordiger van de hertog oefende
hij de hoogste rechterlijke macht in het ambtsgebied (ambtmannie) uit en hij
was verantwoordelijk voor het bestuur en toezicht (politie in moderne zin), de
inning van belastingen en de waterstaat. Voor zowel de Tielerwaard als de Bommelerwaard,
maar ook voor Zaltbommel, fungeerde dezelfde ambtman. Hij hield kantoor in het
Ambtmanshuis in Tiel.
Ambtmanshuis in
Tiel, bron: Historische atlas van het Rivierenland
|
Vertegenwoordigde de ambtman
vooral het wereldlijke gezag van de Hertog van Gelre, een dijkgraaf was vooral
verantwoordelijk op het gebied van de waterstaat. De dijkgraven moesten de
dijken en de daarin gelegen kunstwerken schouwen. Zij konden voorschriften
uitvaardigen en rechtspreken wanneer er iets niet in orde was. De uitvoering
van die straffen was in handen van het college van heemraden.
De Gelderse hertogen verleenden
de functies van ambtman en dijkgraaf bij voorkeur aan leden van adellijke
families, die in de betreffende ambtmannie woonden. De gedachte daarachter was,
dat zij met name hun waterstaatkundige taken goed zouden uitvoeren, omdat hun
eigen veiligheid daarmee gemoed was.
Leden van de adellijke familie
van Haeften, als sinds de 13e eeuw woonachtig in de Tielerwaard en
later in de Bommelerwaard, hielden zich als vroeg bezig met waterstaatkundige
zaken (Gijsbert 1321 en Arend 1462). Dirk van Haeften (1470-1539), Heer van
Gameren, was de eerste ambtman van Bommel, de Tielerwaard en de Bommelerwaard
binnen de familie. Hij bekleedde de functie van 1513 tot 1518. In een uit 1513
daterende rekening schreef Dirk:
"Die amptman kiest altijt die dijkgreven
ind nochtans die dijkgreve en duet nyet buyten den amptman".
De ambtman was de supervisor over
de dijkgraven. In de privilegebrief van september 1513, waarbij hertog Karel
van Gelre verschillende voorrechten en vrijheden aan de stad Zaltbommel schonk,
werd aan Dirck van Haeften, ambtman van Bommel en de Bommeler- en Tielerwaard
opgedragen deze privileges te handhaven. Dirck vervulde de functie van ambtman
nog in 1517. De heemraden van de Tielerwaard oorkondden in juli 1518, dat Dirck
van Haeften, in zijn functie van ambtman van Bommel en de Tieler- en
Bommelerwaard, verkocht heeft aan broeder Bouwen, procurator van de kartuizers
in Vught, twee stukken land van ieder 1½ morgen in het gerecht van Herwijnen
(in Hellouw) met een verklaring over de dijklasten voor de kartuizers.
Graf Dirck van
Haeften, Grote Kerk Zaltbommel
|
Na Dirck waren leden van de
familie Van Haeften voorlopig niet meer nadrukkelijk met waterstaatkundige en
bestuurlijke zaken bezig in de Tieler- en Bommelerwaard. Pas in 1675 is Reinier
van Haeften (1646-1733), Heer van Ophemert en Zennewijnen, de eerste die,
als dijkgraaf en heemraad, zich weer inzette voor waterstaatkundige zaken. Hij
zou een aantal navolgers krijgen binnen de Ophemertse tak van de familie Van
Haeften. De Heren van Ophemert en Zennewijnen waren eerst een tijd lang
dijkgraaf en heemraad alvorens de functie van ambtman te aanvaarden. Barthold
van Haeften maakte nog een andere tussenstap door twee maal als waarnemend
ambtman op te treden in de perioden 1724-1726 en 1746-1747. Gedurende deze
laatste periode nam Barthold de functie waar, na het kinderloos overlijden van
zijn broer Walraven (geb. 1683) op 30 september 1746. De ambtman had als rechter
de bevoegdheid te oordelen over leven en dood. Dat Barthold zijn taak serieus
nam bleek in 1725, toen hij 50 zigeuners, die zich schuldig hadden gemaakt aan
diefstal en plundering, gevangen liet nemen. Twaalf van hen werden gegeseld en
gebrandmerkt. Daarna werden de ongelukkigen tentoongesteld.
Na Barthold was zijn zoon Johan
Walraven (1722-1782) de volgende ambtman van de Tieler- en Bommelerwaard en van
Bommel. Johan Walraven liet zich weer "De Cock van Haeften" noemen,
naar zijn grootmoeder van vaderszijde. Zijn eedsaflegging vond plaats op 9 augustus
1766 wegens vrijwillige afstand van de functie door zijn vader. Johan Walraven
vervulde de functie van ambtman tot 1782.
Johan Walraven de
Cocq van Haeften
|
In 1784 werd Reinier
van Haeften (1729-1800) als ambtman aangesteld door de erfstadhouder en
raden van Gelderland. Hij was eerder al dijkgraaf en heemraad geweest tussen
1751 en 1762, voordat hij als Minister Extrapotentiaris naar Lissabon vetrok om
de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden daar te vertegenwoordigen. Reinier,
weer terug in de lage landen, was de laatste ambtman uit de familie Van Haeften
en vervulde de functie tot 1795, toen hij werd ontslagen bij de inwerkingtreding
van een nieuw reglement voor het besturen van polders bij de aanvang van de Bataafse
Republiek. In zijn periode als ambtman heeft Reinier door zijn vele reizen naar
het buitenland als Gezant van de Staten Generaal zijn baan als ambtman door een
ander moeten laten waarnemen. Zo verzocht hij de Schepenbank van Zaltbommel om
als zijn opvolger als ambtman van Zaltbommel Carel Joost Baron van Nieuwkerken,
genaamd Nijvenheim, te erkennen en te respecteren. Deze substitutie werd in
maart 1787 weer ingetrokken. Kort na zijn ontslag in 1795 als ambtman van de Tieler-
en Bommelerwaard vertrok Reinier naar Wenen als Extraordinaris Envoyé en Minister
Plenipotentiaris van de Bataafse Republiek, hoewel hij zeer Oranjegezind was. Reinier
overleed in Wenen in 1800, drie maanden na de dood van zijn echtgenote Jeane
Cénie Kick.
Tiel, 04-03-2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten