Eerste scheiding
Echtelieden konden tot in de
zestiende eeuw niet van elkaar scheiden, wanneer hun huwelijk op de klippen was
gelopen. De katholieke kerk beschouwde het huwelijk, een sacrament, als onontbindbaar.
Met de komst van het Calvinisme veranderden de ideeën over het aangaan of
verbreken van de huwelijksband aanzienlijk. De Calvinisten vonden, dat het
huwelijk geen zaak van de kerk meer was, maar van de (wereldlijke) overheid.
Noodzakelijkerwijs leidde deze opvatting over het huwelijk tot de mogelijkheid,
dat een huwelijk ontbonden moest kunnen worden, wanneer bij één van de partijen
sprake was van huwelijkse ontrouw. Dat betekende echter niet, dat echtelieden
zo maar uit elkaar konden gaan. Er moest sprake zijn van overspel of
kwaadwillige verlating. In beide gevallen moest de onschuldige partij harde bewijzen
leveren.
Partijen konden ook kiezen voor
een scheiding van tafel en bed in plaats van een volledige ontbinding van het
huwelijk. Man en vrouw hoefden dan niet langer onder een dak te wonen, de
boedel werd gescheiden en de een was niet langer aansprakelijk voor de schulden
van de ander. Het was echter bij scheiding van tafel en bed niet toegestaan met
een andere partner een nieuw leven te beginnen.
De eerste scheiding, die in mijn
stambomen voorkomt is de scheiding van tafel en bed van 8 oktober 1801 tussen
Johan van Haeften en Cornelia van Eeten. Met name voor Cornelia was een
scheiding niet heel bijzonder. Haar ouders scheidden na een huwelijk van meer
dan 30 jaar. In 1787 scheidde haar zus Elisabeth Eva van Willem Paauw, hun
huwelijk hield twee jaar stand. Ook tegen de zoon van Johan en Cornelia, ook
Johan genaamd, was door zijn vrouw Louise de la Fontaine een eis tot
scheiding ingediend. Maar zij zag daarvan af, nadat ze haar man in 1810 had
laten opsluiten in het Amsterdamse Werkhuis. Zij bleven uiteindelijk bij elkaar
en kregen negen kinderen.
Johan van Haeften werd op 7 juni
1743 in Utrecht geboren. Twee dagen later vond zijn doop plaats in de Domkerk,
daarbij waren oom Nicolaas van Haeften en tante Ida Cornelia van Buytenhem
getuigen. Johan was de zoon van Johan van Haeften (1714-1748), lid van de
Utrechtse Vroedschap, en Adriana Aletta Storm van ’s Gravenzande (1715-1796).
De ouders van Johan
van Haeften (1743-1810)
Johan was het zesde van de in
totaal acht kinderen van zijn ouders. Slechts vijf van hen bereikten de
volwassen leeftijd. Johan studeerde rechten in Utrecht en behaalde in 1764 de
doctorstitel. Kort na het voltooien van zijn studie trad Johan op 26 februari
1765 in het huwelijk met de 23-jarige, uit Maarssen afkomstige Cornelia van
Eeten. Cornelia was de dochter van Nicolaes van Eeten en Catharina van
Klooster. Zeer kort na de huwelijksvoltrekking raakte Cornelia zwanger van hun
eerste en enige zoon Johan, die op 1 december 1765 werd geboren.
Johans eerste baan was die van
schout en gadermeester (inner van belastingen op het platteland) van Bunschoten
en Spakenburg. Tegelijkertijd handelde hij met het familievermogen, net als
zijn oom Nicolaas van Haeften (1707-1789), in waardepapieren, vaak samen met
zijn schoonvader. In januari 1773 richtte Johan samen met wiskundeleraar Laurens Praalder
(1711-1793) het Utrechtse Konstgenootschap onder de zinspreuk "Besteedt
den tijd met konst en vlijt" op. Volgens artikel 1 van het reglement was
de doelstelling van het genootschap:
"De verhandelingen, stukken en
berichten, die aan dit genootschap ingelevert en toegesonden worden, zullen
voornamentlijk tot doelwit hebben, het nut van het vaderlandt en ook mogen
behelzen wijsgerige en economische onderwerpen: als meede alle niewe uytvindingen
en verbeteringen tot nut van de menschelijke maatschappij en zoo voorts:
allenelijk de godsgeleerdheyd uytgesloten; en de schrijvers zullen zich moeten
onthouden van hatelijke uytdrukkingen, dewelke den persoon beledigen wiens
mening zij aantasten."
Onder invloed van de Verlichting
werden in de 18e eeuw tal van dergelijke genootschappen opgericht,
vooral op het gebied van de literatuur.
Brief van Johan van Haeften aan
zijn vrouw Cornelia van Eeten, d.d. 15-02-1791
Van 1770-1798 was Johan waardijn (muntmeester)
van de munt in Utrecht. Hij was daar ook tekenaar van het klein zegel. Was
Johan buitenshuis redelijk succesvol, met zijn huwelijk met Cornelia wilde het echter
steeds minder vlotten. Sterker nog: na 26 jaar huwelijk verliet Cornelia Johan
op de avond van 5 december 1790. Ze ging in Amsterdam bij haar zuster Leentje
wonen en zou nooit meer bij hem terugkeren. De spanningen tussen Johan en Cornelia
waren door heftige ruzies zo hoog opgelopen, dat er iets moest gebeuren. De
twee communiceerden met elkaar na het vertrek van Cornelia alleen nog per post.
Cornelia was niet alleen kwaad, maar ook zeer verdrietig. In haar eerste brief
schreef ze aan Johan:
“…mijn droefheid betert niet, maar sal
wel blijven solang ik leef, of de Heer moet het hart losmaken, daar ik
dagelijks om bid”.
In een van de volgende brieven
schreef ze:
“Ik ben noch even droevig en bidt
dagelijksch voor ons beiden”.
Het vertrek van Cornelia heeft
een scheidingsprocedure tot gevolg. Daarover zijn we veel te weten gekomen uit
gerechtelijke stukken. Daarnaast bevonden zich in het Archief Bybau bij het
Centraal Bureau voor Genealogie ook kopieën van 17 brieven, die Johan en
Cornelia aan elkaar geschreven hebben na het vertrek van Cornelia. Daardoor is
het mogelijk achter de oorzaken van de problemen tussen Cornelia en Johan te
komen en is de scheidingsprocedure van nabij mee te maken.
Voor Johan was het duidelijk
waarom hun huwelijk slechts met een kind werd verrijkt. In verschillende
brieven verweet hij zijn vrouw, dat zij geen seks met hem wilde hebben:
“Hoe menigmalen hebt gij uwe beenen soo
sterk over elkanderen gewrongen, dat ik deselve met force niet heb kunnen
losmaken”.
Een andere keer schreef Johan:
“Een man die de genietingen van een lieve
vrouw hoogst waardeert, die een huwelijk altoos een kinderspel in het groot
noemde, die u duijsentmalen te kennen gaf, dat getrouwt sijnde, men meer vrijen
moest als vooraf, dat getrouwt sijnde, het vrijen dan eerst te pas kwam, om aan
elkanderen aangenaam te blijven, dat de weg van een huwelijk soo lang was…”
Volgens Cornelia had Johan zich
ingelaten “in een ongepermitteerde liefdehandel”.
Ze had geen goed woord over voor de misdragingen van haar man en de dame in
kwestie:
“U onbeschaamde
infame conversatie met die madam..”
De kopieën van de brieven zijn
voorzien van talrijke aantekeningen van de advocaten, die de brieven gebruikt
hebben bij verschillende gerechtelijke procedures. Het is verwonderlijk hoe
goed Johan en Cornelia toch nog voor elkaar blijven zorgen. Geen moeite is
Johan te veel om het hondje Polie van Cornelia naar Amsterdam op te sturen:
“Polie moet ue bij u nemen, die sterft
anders, doet niets dan huijlen en schreeuwen en eet bijna niet”.
Cornelia van haar kant liet Johan
precies weten waar al zijn kleren hingen. Als je de brieven van Johan en
Cornelia aan elkaar leest, dan vraag je je af waarom gingen deze mensen uit
elkaar. Johan waarschuwde zijn vrouw geregeld niet te veel geld uit te geven
aan juridische adviseurs. Cornelia wilde absoluut niets weten van de
echtscheiding, waarop Johan aanstuurde. Zij wilde niet verder gaan dan
scheiding van tafel en bed:
“..dissolutie (echtscheiding) is er niet
te bekomen, van mijn kant niet anders als tusschen tafel, bed en goederen.”
De stukken, die bij de
rechtszaken hoorden die Johan en Cornelia voerden over hun scheiding werden
bewaard in een zgn. proceszak, die niet verloren is gegaan. Het duurde lang
voordat de echtelieden tot afspraken konden komen over de alimentatie voor
Cornelia. De rechterlijke procedure nam daardoor veel tijd in beslag. Johan
wilde echtscheiding op grond van kwaadwillige verlating, maar de rechters
vonden ook in hoger beroep zijn bewijsvoering onvoldoende. Uit de
inventarislijst van de nalatenschap van Johan weten we, dat hij en Cornelia
sinds 8 oktober 1801 gescheiden zijn van tafel en bed.
Cornelia overleed op 3 oktober
1803 in Baarn. Twaalf dagen later werd ze begraven in de Hervormde kerk van
haar geboorteplaats Maarssen. Johan, die toen in Amsterdam op de Nieuwe
Heerengracht tegenover de Plantage woonde, stierf op 7 mei 1812. Vijf dagen
later werd hij in de Oude Kerk ter aarde besteld.
Tiel, 08-03-2017
Meer weten? Lees:
Joop Fredriks en Dini Helmers, En huijl me blind, in Genealogie nr. 10, 2004, uitgave door
CBG/Centrum voor familie geschiedenis
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten