Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

donderdag 19 november 2020

Genealogisch blog 489

 

De Witte Peal

Tot een paar dagen geleden had ik nog nooit van de Witte Peal gehoord. Wat zou dat kunnen zijn, vroeg ik mij af toen ik de naam tegenkwam in het Amsterdamse politierapport van 31 mei 1943 op de site van het Stadsarchief. Daar las ik, dat Jacobus van Haeften, geboren in Amsterdam op 28 juni 1877, door politieman Posthumus was opgepakt, omdat hij voor werkverruiming overgebracht moest worden naar werkkamp de Witte Peal in Sintjohannesga. Jacobus bleef op het politiebureau tot hij op transport kon. De fl. 40,28, die hij op zak had, werd voorlopig in beslag genomen.

De Witte Pael werd gesticht in de crisistijd van de jaren ‘n 30 van de vorige eeuw. In het kamp vonden werkelozen uit de eigen regio onderdak, die in het kader van de werkverschaffing werkten aan de ontginning van woeste gronden, die moesten omwerken tot cultuurgronden. Kamp de Witte Peal lag even buiten het dorp Sintjohannesga ten westen van Heerenveen. Het eigenlijke kamp kwam pas in 1941 tot stand, en kon onderdak bieden aan 120 personen.

Kamp de Witte Peal in 1941

In 1942 telde het kamp slechts 45 bewoners. Dat waren mannen van 18 jaar en ouder, die hadden aanvaard voor de bezetter te gaan werken in Duitsland, maar die zonder geldige reden de overeenkomst hadden verbroken. Ze werden contractbrekers genoemd. Omdat ze geen werk hadden, moesten ze vanuit het strafkamp werken in de ontginningen rond Heerenveen.

Op 13 augustus 1942 kreeg de kampleiding te horen, dat de volgende dag 120 Joden in het kamp zouden worden gehuisvest. Daardoor bereikte het kamp zijn maximumcapaciteit. De Joden bleven maar kort in de Witte Peal. In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 werden ze allen overgebracht naar Westerbork, en vandaaruit verder naar het Oosten. Waarschijnlijk heeft geen van die 120 Joden de oorlog overleeft. In de laatste jaren van de oorlog was de Witte Peal als straf- en werkkamp bestemd voor asocialen, landlopers en zwarthandelaren.

Na de oorlog vonden gerepatrieerde arbeiders, die in Duitsland hadden gewerkt, onderdak in de Witte Peal. Daarna was de Witte Peal korte tijd een vakantiekamp voor bleekneusjes uit de grote stad. In 1951 kwamen Molukkers in de Witte Peal te wonen. Zij bleven er tot 1960. Daarna werden de grond en de barakken verkocht aan enkele tuinders. Zij braken de barakken grotendeels af.

De Witte Peal

De Witte Peal ontleende zijn naam aan de witte grenspaal, die de grens vormde tussen de gemeenten Haskerland en Doniawerstal.

In het Amsterdamse politierapport van 31 mei 1943 stond niet vermeld, waarom Jacobus van Haeften naar de Witte Peal gestuurd werd. Ik heb dat nergens kunnen vinden. Dat neemt echter niet weg, dat ik wel een vermoeden heb waarom Jacobus naar de Witte Peal moest. Op basis van latere contacten met de politie in Amsterdam, denk ik, dat Jacobus zwarthandelaar was.

Op weg naar de Witte Peal

Jacobus werd, zoals gezegd, in de Amsterdamse Suikerbakkerssteeg geboren op 28 juli 1877 als zoon van Jacob van Haeften (1845-1929) en Anna Henriëtte Scheerboom (1848-1922). Jacobus was het vierde van de acht kinderen van Jacob en Anna. Van de keuring voor militaire dienst weten we ongeveer hoe Jacobus eruitgezien moet hebben. Hij was 1.70 m. lang, had een ovaal gezicht, grijze ogen en blond haar. Zij voorhoofd neus, mond en kin waren gewoon. Op 18 december 1896 viel het besluit, dat Jacobus niet in dienst hoefde, omdat hij een niet nader omschreven licht gebrek had.

Jacobus heeft in zijn leven op vele manieren in zijn levensonderhoud voorzien. Hij staat geregistreerd als kruier (1896), koopman (1918), administrateur van huizen, houtbewerker en uitbater van een koffiehuis.

Op 18-jarige leeftijd trouwde Jacobus met de toen eveneens 18-jarige Johanna Hendrika (Johanna) Theunis, die een dochter was van Johannes Fredericus Theunis en Catharina Vransen. Bij de voltrekking van het huwelijk op het stadhuis van Amsterdam waren Cornelis Klaas Lanting, Ludovicus Johannes Libert, Jan Frederik Muller en August Eduard Zahn de getuigen. Het jonge echtpaar vestigde zich in de Willemsstraat op nummer 24 driehoog, vlak bij de ouders van de bruid. Daarvoor had Jacobus op verschillende adressen in de Dirk van Hasseltsteeg gewoond. Hij is verschillende keren getuige geweest bij huwelijken van familieleden.

Tijdens de huwelijksplechtigheid van Jacobus en Johanna was Johanna hoogzwanger, want iets meer dan een mand later kwam hun eerste kind ter wereld, dochter Anna Henriëtte, die op 31 mei 1896 werd geboren en vernoemd werd naar haar grootmoeder van vaderszijde. In de daaropvolgende jaren zagen zoon Johannes Fredericus, geboren 15 maart 1898, dochter Johanna Catharina, geboren 6 februari 1900 en overleden op 21 september 1901, een levenloos kind van 12 maart 1902, zoon Arie Jacobus, geboren 27 augustus 1903, zoon Jacobus, geboren 29 januari 1906 en overleden op 3 november 1909, het eerste levenslicht in Amsterdam. Zoon Arie Jacobus werd tijdens de Tweede Wereldoorlog in 1942 te werk gesteld op de Germania Werf van de fa. Krupp in Kiel. 

Amsterdamse gezinskaart van Jacobus van Haeften 1877

Jacobus verhuisde met zijn gezin naar Hochemmerich in Duisburg op 5 april 1907. Op 4 juni 1908 werd dochter Catharina in Friemersheim in Duitsland geboren. Het is aannemelijk, dat haar grootouders van vaderszijde bij de geboorte van Catharina aanwezig wilden zijn, want zij hebben zich voor enige tijd in Friemersheim gevestigd. Moeder Johanna keerde al op 16 september 1908 naar Amsterdam terug met pasgeboren dochter Catharina, terwijl vader Jacobus pas begin januari 1909 terugkeerde. Kennelijk moest hij zijn arbeidscontract helemaal uitdienen en had moeder Johanna last van heimwee. Terug in Nederland gingen Jacobus en Johanna op de OZ. Voorburgwal op nummer 66 op eenhoog wonen. In de oorlog had Jacobus ook de garage op nummer 68 tot zijn beschikking.

Het huwelijk van Jacobus en Johanna eindigde in 1916, toen Johanna scheiding aanvroeg. Zij was dus de eiseres. Nadat alle formaliteiten waren voldaan werd de scheiding officieel geregistreerd op 30 maart 1917 en verliet Johanna de woning. Zij hertrouwde later met Petrus Prasing (1885-1938) en overleed in 1955.

Jacobus hertrouwde op 4 juli 1918 met Catharina Hendrika (Catharina) Daamen. Bij dit huwelijk waren haar broer Gerrit Daamen en zijn broer Frederik Hendrik Johannes van Haeften de getuigen. Catharina werd in Amsterdam geboren op 18 augustus 1894, zij was een dochter van Gerrit Daamen en Anna Maria de Vries.

Uit het huwelijk van Jacobus en Catharina is zoon Gerrit van Haeften voortgekomen. Gerrit zag het eerste levenslicht op 14 september 1924. In 1949 trad hij in het huwelijk en op 1 februari 1966 overleed hij. Hij werd begraven op de Amsterdamse Begraafplaats Vredenhof.

Politierapport 15-04-1945

Op het einde van de oorlog kreeg Jacobus nog tweemaal met de politie te maken. Beide keren ging het om diefstal uit zijn garage op NZ Voorburgwal 68. Op 15 april 1945 stapte Jacobus naar Bureau Warmoesstraat om aangifte te doen van de diefstal van drie motorrijwielen en een herenfiets. Het slot van de buitendeur van de garage was daarbij verwijderd.

De tweede keer was op 25 april 1945, toen hij de ontvreemding van enkele vaten met waterglas kwam melden. De ontvreemding had ’s nachts door middel van braak plaats gevonden.

Jacobus was 80 jaar oud, toen hij in Amsterdam overleed op 3 december 1957. Hij vond zijn laatste rustplaats op Begraafplaats Vredenhof. Zijn 17 jaar jongere echtgenote Catharina blies haar laatste adem uit op 28 juli 1984. Ook zij werd ter aarde besteld op Begraafplaats Vredenhof.

 

Tiel, 19 november 2020

 

========================================== 

Klaverjassen in Appeltern’ is een vlot geschreven boek. Je leest het in één adem uit.
M.D. te A.

 


 


 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten