Financiële puinhopen in Tiel
Zijn opvolger als landcommandeur
van de Balije van Utrecht van de Ridderlijke Duitse Orde omschreef Johan van
Haeften bij zijn dood in 1476 als “en
geleert man van groete gebairte, die geen scaemt of berouw kende”. De loopbaan van Johan van Haeften als
commandeur van de Ridderlijke Duitse Orde in Tiel en als landcommandeur van de
Balije in Utrecht heeft een stormachtig verloop gekend. Diverse malen werd hij
beschuldigd van wanbeleid en malversaties. Hij hield van bier en vrouwen. In
Tiel kon van Haeften zijn buitenissige levenswijze voortzetten ondanks zijn beloften
zijn leven te beteren.
Johan van Haeften als Landcommandeur |
Johan van Haeften was een telg
uit een groot gezin. Zijn ouders, Otto van Haeften en Adelissa van Herwijnen,
hadden waarschijnlijk 14 kinderen. Vader Otto, een machtig edelman in de West
Betuwe, had daarnaast nog 12 erkende bastaarden.
De Ridderlijke Duitse Orde is
ontstaan tijdens de derde Kruistocht, toen een groep kruisvaarders uit Lübeck
onder de zeilen van hun koggeschip een hospitium inrichtten om gewonde
kruisvaarders te kunnen verzorgen. Later kwam daar een tweede taak bij, nl. de
bescherming van de kruisvaarders en pelgrims die het heilige Graf wilden
bezoeken. Voor de eerste taak werden priesters gerekruteerd; voor de tweede
professionele strijders te paard. Priesters en ridders verenigden zich onder de
gelofte van kuisheid, armoede en gehoorzaamheid. De derde geestelijke
ridderorde naast de Orde van de Johanniters en die der Tempeliers was een feit.
Paus Innocentius III erkende de nieuwe orde in 1199.
In het begin van de 14e
eeuw was er in Tiel nog geen commanderij van de Ridderlijke Duitse Orde, maar
wel een in Ophemert. Deze commanderij, ook wel het Duitse Huis genoemd, werd
per 20 mei 1328 overgebracht naar Tiel door de aankoop van de St. Walburgkerk,
met alle rechten en goederen, van het kapittel van de kerk en heette sindsdien
“Commanderij van Tiel”. Het stadsbestuur van Tiel kwam op 8 september van dat
jaar met de Ridderlijke Duitse Orde overeen, dat de Commanderij in de kapellen
in de St. Walburg- en de St. Maartenskerk de eredienst zou gaan verzorgen en
dat de Duitse Orde niet te veel grondbezit of rechten op tijnsen in en om de
stad mocht hebben. Bij de St. Walburgkerk bevond zich al vanaf de 10e
eeuw een school voor de opleiding van priesters. Door de koop van de kerk kreeg
de Ridderlijke Duitse Orde ook het recht die school voort te zetten. In 1463
bleek de Orde als enige het recht te hebben in Tiel een school te houden. In
1562 nam het stadsbestuur dat recht over.
Tiel in de 15e eeuw |
In 1443 benoemde Sweder Cobbing, de
commandeur van Tiel, Johan van Haeften tot zijn waarnemer. Johan beloofde toen plechtig
te voldoen aan alle voorwaarden waaronder het Duitse Huis in Tiel aan hem was
overgedragen. Er volgde een aantal jaren van betrekkelijke rust, waarin Johan
van Haeften zijn werk deed, maar zich langzaam maar zeker liederlijk begon te
gedragen en waarin hij zich ook voorbereidde op een volgende stap in zijn
carrière in de Ridderlijke Duitse Orde. Hij had zijn zinnen gezet op het
landcommandeurschap van de Orde in Utrecht, een functie die paste bij het
aanzien van zijn familie. Dat werd hij niet zonder slag of stoot vanwege de
grote onenigheid, die er in de periode 1454-1457 heerste in de Balije van
Utrecht. Bovendien heeft het Johan veel geld gekost om landcommandeur te worden.
Zijn eigen inkomsten waren ontoereikend voor de betaling van steekpenningen en
de 4000 gulden, die hij als pacht aan de Duitsmeester, hoofd van alle
commanderijen, moest betalen. In die tijd was het gebruikelijk, dat belangrijke
functies verpacht werden. Het benodigde geld leende Johan van zijn neef Johan
van Rossum en van zijn broer Arnt.
Aanvankelijk leek het met de commanderij in Tiel
voorspoedig te gaan. Op 18 oktober 1456 verbond Johan van Gent zich ertoe
gedurende een jaar te zorgen voor de bewoners van het Duitse huis in Tiel.
“Jn maten ende manier hir na bescreven soe sall het Johan van Gent den
convents heren mit sommigen vanden dienres dess huyss van Tyell den kost
besorgen ende der heren gewointlike nootdorfte een jaer lanek van wege heren
Johans van Haeften, comenduers tot Tyell, aengaende op sunte Lucas dach inden
jaer van LVX tot opten selven dach inden jaer van LXVI”.
Johan van Haeften bleek echter geen krachtig bestuurder.
In 1463 kwam het in Tiel tot een uitbarsting, toen een priester een briefje
naar de landcommadeur schreef over zaken “dair
onse convents grote scande aff heefft”. De poort van de commanderij stond
dag en nacht open, liet de priester weten, die blijkbaar nogal in zijn maag zat
met de situatie. “Ick en mach alle dinghe
nyet scrijve”, merkte hij op.
Door het wanbeheer van Johan van Haeften kwam het Duitse
Huis in Tiel met grote schulden te zitten. Van Haeften beleende zelfs het
tafelzilver uit de refter van de commanderij om aan geld te komen voor zijn
genoegens. Het stadsbestuur van Tiel beklaagde zich daarop bij de
landcommandeur over het liederlijke gedrag van Johan van Haeften.
Landcommandeur Nicolaes van der Dussen greep krachtig in en beperkte de
bevoegdheden van Johan. Hij mocht geen pachten en andere vorderingen meer
innen; dat moest hij overlaten aan de “scheffene”(rentmeester),
de eerdergenoemde Johan van Gent. Van Gent nam ook het beheer van de brouwerij
en van het akkerbouwbedrijf in Zandwijk over. Johan van Haeften moest zijn
eigen paard en wagen beschikbaar stellen voor het binnenhalen van oogsten.
Wapen van Johan van Haeften 1464 |
Binnen de Commanderij mocht Johan van Haeften zijn eigen
kamers en zijn bediende houden, maar de toegang tot de kelders werd hem
ontzegd. De sleutels van de provissiekasten in de keuken moest hij inleveren. Het
laat zich raden waarom. Van pachters mocht hij geen geschenken meer aannemen.
Hij mocht weliswaar deelnemen aan de gezamenlijke maaltijden in de eetzaal van
de Commanderij, maar hij moest daarvoor wel betalen evenals voor hetgeen zijn
eventuele gasten nuttigden! Tegen betaling was het hem toegestaan brood te
laten bakken en bier te laten brouwen.
De schulden van de Commanderij werden uitvoerig in kaart
gebracht. Van Haeften kreeg acht jaar de tijd om de schulden weg te werken. Op
31 oktober 1463 beloofde hij weer plechtig, dat hij aan alle voorwaarden,
waarop hem voor zijn leven het commandeurschap van het Duitse Huis in Tiel was
overgedragen, zou nakomen:
“Ich broeder Johan van Haeften, comenduer des huyss van Tiele Duytsches
oirdens, doen kont allen luden ende bekenn mit desen mijnen brieff, also die
weerdighe gheestlich here, her Claes van der Dussen, lantcomenduer der balien
vanden Biesen ende stathouder der balien van Utrecht Duytsches oirdens, mit
raede ende toe doen van sijnen ghebietgeren ende amptluden der voirg. balien
tUtrecht mit eynen gemeynen ghevolge ende verdrage mich gesadt ende gheordiniert
hebben tot eynen commenduer des huyss van Tiele, mit allen sijnen renten ende
tobehoeren to regieren mijn leven lanck, dat willich mijne genedige here ende
overste, die Duytsche meester, wyt macht van sijnre genaden brieven belieft,
georloft ende gheconsentiert heeft, dair op mich dat selve huyss bevalen is,
loefliken na ordens ghewoenheyt te halden ende te regieren, gelijc die
heutbrieff (hoefftbrieff) dair over gemaict, den ich ontfangen hebbe, dat
jnhelt, dair die tenoer hier na volcht ende spreeckt aldus:… “
Het document ging vergezeld van een borgtochtbrief van
zijn broer, neef en zwager. Het was uiteindelijk Johan van Drongelen, de nieuwe
landcommandeur van de Balije van Utrecht, die vier jaar later een einde maakte
aan de voortdurende escapades van Johan van Haeften. Van Drongelen liet een
open schandplakaat op alle deuren van kerken en stadhuizen plakken, waarin hij
liet weten aan:
“alle eerwaardige prelaten,
officialen ende priesters, Gij edelen, ridderen, knapen, scouten, burgemeesteren,
scepen ende rade ende alle andere eersame lude geestlyc ende weerlyck, dat ons oerde broeder Johan van Haeften God
betert mit snode regiment ons eersame balije ende ons goede huus van Tiel so
jammerlyck verdoerven heeft dat wij niet en weten hoe wij dat huus ute sculde
en last sellen moge brengen”.
Omdat de commandeur van Tiel leefde “in sunden ende in scande”, heeft de landcommandeur hem geboden “sijn vuyl regiment af te stellen”.
Wanneer hij dat niet zou doen vóór 9 juli 1473, dan zou hij uit de Ridderlijke
Duitse Orde worden gestoten. Het is onbekend of het zover is gekomen. Op 9
oktober 1474 schreef Van Drongelen een brief aan het stadsbestuur van Tiel,
waaruit bleek, dat Johan van Haeften inmiddels overleden was.
Tiel,
21-06-2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten