Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

vrijdag 24 juni 2016

Genealogisch blog 67



Testament

Volgens ‘Kramers Nieuw Woordenboek Nederlands’ is een testament iemands uiterste wilsbeschikking. In het testament bepaalt de testateur hoe en onder wie zijn of haar nalatenschap moet worden verdeeld. Wanneer iemand geen testament nalaat, dan bepaalt de wet hoe de nalatenschap wordt verdeeld: de helft voor de achterblijvende wettige partner en de andere helft voor de kinderen, wanneer iemand getrouwd was in gemeenschap van goederen.

Tegenwoordig is het vaak dan zo, dat de kinderen erven, maar de wettige partner van de overledene het vruchtgebruik krijgt van de nalatenschap, de wettige partner kan de nalatenschap gedurende een bepaalde tijd gebruiken binnen redelijke grenzen gebruiken. Een testament heeft geen eeuwigheidswaarde. Het staat/stond de testateur altijd vrij om het testament om wat voor redenen dan ook te veranderen. Sommige testateurs deden dat zeer vaak. De Belgische barones Alexandrine Adèle Hubertine Bertholde Laurencia Ryckman de Betz (1827-1908), de echtgenote van Jules Antoine Joseph von Haeften (1825-1870), liet haar testament maar liefst 17x veranderen met het enige doel om, na de dood van haar beide kinderen, haar natuurlijke erfgenaam Lucien de Troostembergh te onterven.

Laurence Rijckman de Betz

Laurence Rijckman de Betz

In vroeger tijden werden testamenten veelal gebruikt om het bezit van de (adellijke) familie bijeen te houden door de bepaling, dat de bezittingen van vader op de oudste zoon overgingen of op de zgn. erfdochter, die daardoor meteen een uiterst interessante huwelijkskandidate werd voor huwbare jongemannen uit andere adellijke families. Vaak ging op die manier bezit van de ene familie over naar de andere. Kregen de oudste zoon of de erfdochter per testament de goederen van vader, dan moest er voor de overige kinderen wel nog een en ander financieel geregeld worden.

Voor een genealoog zijn testamenten waardevolle documenten om bijv. alle kinderen van een testateur op het spoor te komen. Maar ook om te zien hoe testateurs hun bezit in tact probeerden te houden.

Nicolaes van Assendelft (1518-1570) benoemde zijn neef Floris van Assendelft tot zijn erfgenaam, terwijl zijn vrouw Wilhelmina van Haeften (1533-1607) het vruchtgebruik van al zijn goederen kreeg.

Johan Jansz. de Craen van Haeften (1588-1667) en zijn vrouw Mechteld Jacob Pauwels van Geresteyn (1582-1654) lieten in 1627, toen hij ziek was, hun testament opmaken bij notaris Nicolaes Verduijn. Met dat testament stelden zij hun zwagers Melchior Hendricks en Marten Schook aan als momboiren (=voogden) over hun onmondige (nog niet volwassen) kinderen. Johan Jansz. de Craen van Haeften knapte echter op en dus lieten de echtelieden hun testament in 1650 herzien door notaris G. Houtman.

Wanneer iemand voor de tweede, derde of zelfs de vierde keer in het huwelijk trad, waren testamenten onontbeerlijk om de rechten en plichten van de kinderen uit de verschillende huwelijken te waarborgen. Zo bepaalde de Utrechtse wijnkoper Bernt van Haeften (1614-1680) in zijn testament dat hij in 1659 ten overstaan van notaris B. Terbeeck van Coesfelt vastlegde na het overlijden van zijn tweede echtgenote Sara van Groesbeeck, dat zijn kinderen Clemens en Gijsbertha, beiden verwekt bij zijn eerste vrouw Maria van Herwynen, na zijn overlijden jaarlijks fl. 80,00 moesten betalen aan Arnolda van Haeften, de enige zuster van Bernt. Zij moesten na het overlijden van Arnolda ook opdraaien voor de kosten van haar begrafenis. 

Jan Jacob de Geer
 Jan Jacob de Geer

Een jaar eerder, om precies te zijn op 26 mei 1658, had Bernt zijn volwassen kinderen Herbert en Gerard en zijn drie nog onvolwassen kinderen via hun voogden uitbetaald ter voldoening van de nalatenschap van hun moeder Sara van Groesbeeck. Om van zijn goede wil blijk te geven, stelde Bernt drie huizen aan de oostzijde van de Springweg in Utrecht, die hij in bezit had, als onderpand of zekerheid.

Jan Jacob de Geer (1714-1781) stelde met zijn eerste vrouw Constantia Clara Tamminga (1720-1753) in 1749 een testament op met lijftocht (vruchtgebruik) voor de langstlevende. Na het overlijden van Constantia trad Jan Jacob in 1755 in het huwelijk met Theodora Anna van Haeften (1721-1801). In 1772 bepaalde de rijke Jan Jacob per testament, dat vijf maal fl. 100.000 aan effecten uit zijn boedel moest worden ondergebracht bij de Momberkamer (Weeskamer) van Utrecht, die de inkomsten uit de effecten moest uitkeren aan zijn erfgenamen tot zij 25 jaar oud waren. Tegelijk benoemde hij zijn vrouw en zijn oudste zoon tot voogd over de nog minderjarige kinderen. In 1776 liet Jan Jacob in zijn testament vastleggen, dat zijn vrouw Theodora Anna van hem de ridderhofstad Oudegijn, de ambachtsheerlijkheid Geijn, 4 morgen land in Vreeswijk en 10 morgen land in Jutphaas zou erven op voorwaarde, dat zij fl. 45.000 in zou brengen in de gezamenlijke boedel ten faveure van zijn kinderen. Tenslotte liet Jan Jacob vastleggen, dat na zijn dood eerdere verstrekkingen in geld of goederen aan zijn kinderen gekort dienden te worden op hun erfporties. In hetzelfde jaar veranderde hij zijn testament nogmaals.

Tot slot nog een voorbeeld waartoe echtelijke onmin kan leiden. Johan jr. van Haeften (1743-1810) trouwde in 1765 met Cornelia van Eeten (1741-1803). Tegelijk met het opmaken van de huwelijkse voorwaarden bij notaris W. van Vloten in Utrecht legden Johan en Cornelia in hun testament vast, dat de langstlevende het vruchtgebruik zou krijgen van hun goederen en voogd zou worden over hun eventuele kinderen. In 1790, echter, verliet Cornelia de echtelijke woning om er nooit meer terug te keren. Na 26 jaar was het huwelijk op de klippen gelopen. De huwelijkse problemen waren ontstaan doordat Johan Cornelia verweet, dat zij niet meer met hem wilde vrijen. Cornelia op haar beurt vermoedde, dat Johan buitenechtelijke relaties had. Johan wilde formeel scheiden, maar Cornelia wilde niet meer dan een scheiding van tafel en bed. De rechters in Utrecht vonden, ook in hoger beroep, de bewijsvoering van Johan onvoldoende, dat er sprake was van kwaadwillige verlating. In 1801 vond formeel de scheiding van tafel en bed plaats. Toen Cornelia in 1803 overleed gaf Johan te kennen, dat hij weliswaar de begrafenis van haar zou regelen, maar haar lasten en schulden wilde hij beslist niet overnemen. Een jaar later deed hij zelfs afstand van de boedel en de lijftocht.



Tiel, 24-06-2016



Geen opmerkingen:

Een reactie posten