Indische Vorming
Mijn ooms, Frans en Bertus Bosman,
hebben in grote lijnen dezelfde voorbereiding gehad op hun diensttijd in voormalig
Ned.-Indië. Voor beiden gold, dat de reis naar Indië hun eerste buitenlandse
reis was, en dan ook nog naar de tropen, naar de andere kant van de wereld! Een
goede voorbereiding was noodzakelijk.
Frans (boven) en Bertus (onder) Bosman
Mijn ooms kregen informatie over
Nederlands-Indië door middel van de zogenaamde “Indische Vorming”. De lessen
vonden plaats in hun kazernes in Nederland (Maastricht en Breda) en aan boord van de schepen die hen naar Indië
brachten. Sinds 1946 verzorgde het Indisch Instructie Bataljon de lessen. In de
lessen werd onder meer aandacht besteed aan de politieke situatie, het
landschap, de bevolking en de Maleise taal om met de inheemse bevolking te
kunnen communiceren. Naast de Indische Vorming bereidde de
Legervoorlichtingsdienst de jongens, die naar Indië werden gestuurd, voor met
brochures en nieuwsbrieven, zoals:
Scheepspraet vertelde
over de indeling van de schepen („stuurrrrboord is rrrrrrechts”), de
gezagsverhoudingen en de regels aan boord, de dagindeling, het postverkeer,
persoonlijke ontwikkeling, ontspanning, gezondheid en geestelijke verzorging,
brandgevaar aan boord en gaf aanwijzingen voor de hygiëne in de tropen;
Onze taak overzee (1947) maakte duidelijk, dat de soldaten orde en
veiligheid kwamen brengen, zodat de onderhandelingen tussen het koninkrijk en
de republikeinen konden worden voortgezet;
Adat, handelde over de gewoontes en gebruiken in het dagelijks
leven en bij plechtige gelegenheden in Ned.-Indië. Er was een fundamenteel
verschil in de Nederlandse en Indische omgangsvormen, met name wat betreft de
rol van de vrouw. De jongens moesten de regels en manieren van de lokale
bevolking respecteren.
Scheepspraet
Verder waren er nog de brochures “Indië,
waar wij naar toe gaan”, “Wij gaan naar Indië om te helpen, niet om te vechten”,
en “Indië, waarom wij erheen gaan”. Er was de Nederlandse regering veel aan gelegen
de soldaten te doordringen van het beleid ten opzichte van Soekarno en de
zijnen.
De brochures moesten de soldaten
vooral inprenten, dat ze naar Indië gingen om de rust en orde te herstellen. Ze
kwamen niet om te vechten, maar als helper, vredessoldaat of bevrijder, die de
lokale bevolking kwam ontzetten van enkele kwaadwillende elementen. Wie die
kwaadwillende elementen precies waren lieten de voorlichtingsbrochures in het
midden. Al snel werd duidelijk, dat de voorlichting op Bertus grote invloed
had. Toen hij eenmaal in Indië zat, schreef hij enigszins geïrriteerd aan zijn
moeder:
“….. een ding is jammer in Holland dat de
mensen Indië helemaal verkeerd bekijken en als ze hier maar een week waren
zouden ze wel anders praten en zouden de jongens het ook niet erg vinden om te
gaan. Wapens hebben die extremisten haast niet. En de bevolking helpt ons nu
ook dus dat scheelt ook veel.”
In werkelijkheid bleef de vijand,
mede ook door zijn guerrillatactieken, onzichtbaar. Daardoor bleef voor veel
soldaten het verschil tussen het officiële leger van de Republiek Indonesia en
diverse milities onduidelijk. De soldaten noemden hun tegenstanders daarom vaak
“extremisten”, “rampokers” of “peloppers”. Van officiële Nederlandse zijde werd
benadrukt, dat eventuele gevechten in principe humanitaire acties waren om de locale
bevolking te beschermen tegen het geweld van de opstandelingen. De Nederlandse
soldaten zouden de lokale bevolking helpen met de wederopbouw na de
verschrikkingen van de Japanse bezetting. Met het Maleis, dat ze leerden, konden
de soldaten zich in de binnenlanden verstaanbaar maken. De jongens moesten ook
aandacht hebben voor hun lichaamstaal. Zo leerden ze, dat handen in de zij in
Ned.-Indië bedreigend over kwam.
Zelfs de geestelijke verzorgers
van het leger leverden hun bijdrage aan de rechtvaardiging van de Politionele
Acties. Zo schreef aalmoezenier
P.Baeten in
1947 in een brief aan de ouders van de katholieke soldaten, dat hij volledig kon
begrijpen wat het voor ouders moest betekenen hun zoon twee jaar te moeten
missen. De aalmoezenier waardeerde deze zorgen, maar hij had ook woorden van
troost:
“Doch het enige antwoord, dat in staat is
u te troosten en u het volle vertrouwen te schenken te midden van uw zorgen,
vindt u in het licht van uw geloof. Ik weet, dat u dit antwoord van mij als
priester verwacht. Het is nu eenmaal onze plicht dat wij naar Indië gaan. Een
plicht ons opgelegd door onze wettige regering.
Haar gezag daartoe heeft zij ontvangen
van God. En daarom mogen wij kortweg zeggen: we gaan naar Indië omdat God het
van ons vraagt. Gods wil is het hoogste gebod en de uitvoering ervan stempelt
ons tot goede kinderen van onze Hemelse Vader. In het licht van uw geloof,
ouders, moet dit offer gebracht worden.”
Anno 1947 kon een aalmoezenier
nog dergelijke woorden schrijven. Ook hij maakte deel uit van het katholieke
bolwerk (KVP), dat, tegen alle internationale druk in, probeerde de Nederlandse
belangen in Indië veilig te stellen. Zelfs God werd erbij gehaald om het
Nederlandse optreden in Indonesië te rechtvaardigen. Tegenwoordig zou zo’n
tekst slechts op hoongelach kunnen rekenen.
In de Gordel van Smaragd kwamen
verschillende godsdiensten voor, zo leerden de soldaten uit de
voorlichtingsbrochures: het Christendom, het Hindoeïsme en verschillende natuurgodsdiensten.
De meerderheid van de bevolking was echter Islamitisch. Het werd de soldaten
afgeraden zonder redenen een moskee binnen te gaan. Wilden ze dat onverhoopt
toch doen, dan moesten hun schoenen uittrekken. De soldaten moesten vooral van
de grote moskeetrom (bedoeg) afblijven, omdat het een heilig voorwerp was.
In de Indische Vorming lag bij de
sexuele voorlichting de nadruk op het vermijden van geslachtsziektes. Het viel
niet uit te sluiten, dat een Nederlandse soldaat een affaire begon met een
lokale vrouw. Volgens een tekst in een voorlichtingsfolder hadden in Ned.-Indië
bijna alle prostituees een geslachtsziekte. Dat moest de soldaten ervan weerhouden
contacten met hen te leggen. De tekst in de folder luidde:
“Zoals overal in de wereld vind je ook in
Indonesië vrouwen van plezier, die je graag in je eenzaamheid willen
troosten…het aantal geslachtziektes onder deze categorie vrouwen is nagenoeg op
100% gebracht. En je wilt toch graag gaaf en gezond bij je moeder en je meisje
terugkomen?”
Op de website “Seks in de tropen”
is te lezen, dat een korporaal die aan de haal ging met een prostituee een
druiper opliep.
Moeder Bosman
Natuurlijk hadden Frans en Bertus
ook van hun ouders de nodige vermaningen meegekregen om “rein” te leven en aan
de verplichtingen van hun geloof te voldoen. Moeder Bosman gebruikte in haar brieven aan haar zonen “rein” in de
sexuele betekenis van schoon, niet bevlekt. Hun ouders hadden de jongens de
moraal voorgehouden van geen seks vóór het huwelijk. Hun moeder
refereerde in tal van brieven daaraan. Meneer pastoor zal ook zijn duit in het
zakje gedaan hebben. Moeder Bosman schreef eens aan Bertus:
“Denk maar vooral om jezelf en bid maar
vooral in stilte voor jezelf, dat je een reine jongen mag blijven, want ik
begrijp heel goed hoe zwaar het voor een soldaat is. Maar Bep, ik weet toch
heel goed dat je een verstandige jongen bent. Wij zullen ook veel voor je
bidden, dat je rein door de strijd heen zal komen en dat je later jubelen zal
om jezelf, want je weet Bep, eind goed al goed. Ja Bertus, misschien denk je
wel moeder gaat weer aan het preken, maar ja, jongen, hier in Holland hoor je
soms zoveel over Indië. Dan doe je vanzelf alles nog eens in het hoofd halen en
je weet, ik heb jullie zo lief, omdat je altijd zulke brave jongens waren, maar
ik weet wel dat je het nog bent. Houd je maar vooral goed en wees maar
opgeruimd met een reine ziel, dan ook zal alles goed komen.”
In de voorlichting namen verder
vooral de hygiënische voorschriften een belangrijke plaats in. De jongens
mochten geen ongekookt water drinken. Ze mochten niet eten bij straatventers en
moesten hun eigen voedsel in blik opbergen buiten bereik van ongedierte. Ze moesten
zich regelmatig laten inenten tegen tropische ziektes, zich twee maal daags
wassen of een bad nemen. Hun kleding moest schoon zijn evenals hun brits.
In Ned.-Indië ontvingen Frans en
Bertus ook verschillende nieuwsbrieven en bataljonsbladen die eveneens aandacht
besteedden aan de hiervoor genoemde onderwerpen, maar die ook moesten bijdragen
aan het hooghouden van het moreel van de dienstplichtige soldaten.
Tiel, 13-12-2016
Meer weten?
Lees:
Paul Welling, Ze
spraken er niet over. Twee Amersfoortse broers in Nederlands-Indië. Soest :
Boekscout 2015. 156 blz. Index. ISBN 9789402219401. Prijs € 18,15. Te
bestellen via boekscout.nl
|
Geen opmerkingen:
Een reactie posten