Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

zondag 13 februari 2022

Genealogisch blog 607

 

Bredeweg 34 huis, Amsterdam

Na de droogmaking van het Diemermeer in 1629 ontstond ten zuidoosten van Amsterdam de polder Watergraafsmeer. In de 17e en 18e eeuw bouwden welgestelde Amsterdammers in de polder hun riante buitenhuizen, waarvan tegenwoordig alleen nog Frankendael over is. Tussen 1 mei 1817 en 1 januari 1921 vormde de Watergraafsmeer samen met Diemen een zelfstandige gemeente. Het Gemeentebestuur van Watergraafsmeer kwam tot 1906 bijeen in het Rechthuis aan de Middenweg. Later vonden de vergaderingen plaats in het huis Linnaeuskade 4. In 1921 werd de Watergraafsmeer door Amsterdam geannexeerd.

Tot het begin van de 20ste eeuw was de Watergraafsmeer vooral agrarisch gebied met tuinbouw en veeteelt. Rond 1900 werd de eerste stadse bebouwing gerealiseerd rond de Middenweg, de Hogeweg en de Bredeweg. De huizen op de Bredeweg werden gebouwd in de periode 1900-1903.

De Bredeweg, die zijn naam dankt aan het feit dat hij breder is dan de overige zijstraten van de Hogeweg, was, en is nog steeds, een dorpsachtige straat met een brede, groene middenberm.

Watergraafsmeer in 1920, de eerste bebouwing rond Bredeweg en Hogeweg

Ik heb het grootste deel van mijn jeugd op de Bredeweg op nr. 32 op tweehoog gewoond. Een prachtige tijd. De straat was het domein van de spelende kinderen, slechts enkele bewoners hadden in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw al een auto. Wel was het elke middag tussen 17.00 en 18.00 uur druk in de straat met fietsers, die terugkwamen van hun werk in de stad. De fietsers werden van de drukke Middenweg, waar de tram reed, afgeleid richting Bredeweg door een politieagent met een stopbord, die zo ongeveer op de brug over de ringvaart stond. Je moest als kind dan echt even uitkijken, omdat die fietsers een behoorlijke snelheid haalden door het hoogteverschil in de straat.

Op de lagere school op het Linnaeushof was het hoofdmeester Joh. Ram, die bij mij de interesse ontwikkelde voor de geschiedenis van mijn woonplek. Ik heb die interesse mijn hele leven behouden.

Door de recente vondst op Internet van de zgn. “Verkaufsbücher”, waarin de nazi’s nauwkeurig bij hielden welke eigendommen ze van Joden hadden gestolen herinnerde ik me direct de verhalen, die in mijn jeugd op de Bredeweg, verteld werden over de Joodse bewoners, die voor en tijdens de oorlog daar woonden.

Bredeweg 30-36, Amsterdam Watergraafsmeer, foto: Funda

Uit de “Verkaufsbücher” kon ik opmaken welke huizen van Joodse eigenaren waren geweest. Dat waren de panden Bredeweg 32, 34 en 38. Bredeweg 32 boven is het pand waar ik mijn jeugd heb doorgebracht. Op nummer 34 woonden onze buren, de families K. Prinsen en later Wim Boost, tekenaar Wibo van De Volkskrant en zijn echtgenote, en de families J. Reetra en J. Van der Spek. Uit de woningkaarten van de Gemeente Amsterdam valt op de maken, dat de families Prinsen en Reetra al in het begin de oorlog op dat adres woonden. Op de bovenwoning van Bredeweg 38 woonde in mijn jeugd de familie Swaan, die daar in 1943 kwam wonen.

Als kleine jongen hoorde ik van de grote jongens op straat, dat de Joden uit de straat van de Duitsers in kampen ver weg in het oosten van Polen moesten wonen en werken. Ik kon me als jochie van 7 à 8 jaar daar geen enkele voorstelling van maken, ik snapte het gewoonweg niet.

Nu in 2021 vroeg ik me af wie die Joodse mensen op de Bredeweg geweest waren en wat er van hen terecht is gekomen. Ik wilde alles over die mensen te weten komen. Dus ging ik verder zoeken en was vooral benieuwd wie de Joden waren die op nummer 34 huis hadden gewoond en eigenlijk onze buren waren geweest. Dat bleken Abraham Heertje en Mietje Kinsbergen geweest te zijn.

Abraham Heertje en Mietje Kinsbergen woonden, samen met hun zoon Philip, slechts heel kort op Bredeweg 34 huis, nl. van 26 juli 1940 tot 7 april 1941, toen het gezin verhuisde naar de Vechtstraat 105.

Abraham, die ter wereld kwam in de Uilenburgerstraat op 11 november 1878, was een zoon van sigarenmaker Hartog Heertje en Saartje Hamel. Toen Abraham half december 1897 op moest voor de militaire keuring verdiende hij een inkomen als slagersknecht. Door de militaire keuring kunnen we ons ook een beeld van zijn uiterlijk vormen. Hij had een lengte van 1.72 m. Zijn gezicht was ovaal. Hij had grijze ogen, een ronde kin en een brede neus. Zijn haar en wenkbrauwen waren bruin. Op 7 maart 1898 vond zijn inlijving plaats bij het 2e Regiment Vestingartillerie.

Abraham trouwde met Mietje Kinsbergen in Amsterdam op 22 juni 1905. Mietje, geboren op 1 september 1872, was een dochter van collega-sigarenmaker Philip Kinsbergen en Branca Brilleman. Aanvankelijk woonde het bruidspaar in bij de ouders van Mietje. Mietje leed aan een bijzonder nare oogziekte, haar wimpers groeiden in haar ogen. Daarom moest Abraham die dagelijks heel voorzichtig met een pincet uit haar ogen halen.

Tot 1936 hebben Abraham en Mietje gewoond in Antwerpen, Abraham was toen werkzaam in de diamantindustrie, en op verschillende adressen in Amsterdam. Op 23 november 1936 betrokken ze de woning in de Waalstraat op nummer 17 tweehoog. In 1939 verhuisden ze naar Leiden en nog in dat zelfde jaar naar ’s Gravenhage. Ik neem aan, dat Abraham toen al zijn geld verdiende als makelaar in onroerend goed. Hij was eigenaar van enkele huizen in Amsterdam en ‘s Gravenhage. Op 26 juli 1940 volgde de verhuizing naar de Bredeweg 34 huis. Schilderen en tekenen waren grote hobby’s van Abraham, hij had daar aanleg voor. Hij vond niets leuker, dan zijn werkstukken te exposeren op tentoonstellingen.

Op 12 oktober 1912 werd in Amsterdam het enige kind van Abraham en Mietje, die toen al in Antwerpen verbleven, geboren. Ze gaven de jongen de naam Philip. Philip wilde na de lagere school niet meer verder leren en verliet, tegen de zin van zijn vader in, voortijdig de HBS en later de MULO. Het advies van zijn vader om, net als hij, werk te zoeken in de diamantindustrie wees Philip ook af. Hij ging daarentegen naar de kappersschool en werd kapper. Philip trad twee keer in het huwelijk. Zijn eerste, niet-joodse vrouw en een kind uit zijn eerste huwelijk hebben de oorlog overleefd. Philip zelf niet.

Bredeweg in 1928, foto: Gem. Archief Amsterdam

Abraham Heertje en Mietje Kinsbergen hadden het bepaald niet slecht. Uit het politierapport van 4 augustus 1942 komt naar voren, dat de politie Abraham die dag om 20.00 uur arresteerde, omdat hij fl. 3200 had ondergebracht bij een bevriende kennis in de Eemstraat en zich daarmee had onttrokken aan de verplichting voor Joden om hun spaargeld in te leveren bij de “nazibank” Lippman, Rosenthal & Co aan de Sarphatistraat. Deze bank was voor de nazi’s de dekmantel om geld en goederen te roven van de Joodse eigenaren. Bij zijn arrestatie moest Abraham ook de fl. 39,65 inleveren, die hij los op zak had. Abraham slaagde erin na zijn vrijlating desalniettemin nog meer waardevolle bezittingen bij kennissen onder te brengen.

Toen hun bezittingen waren veiliggesteld besloten Abraham en Mietje op 6 augustus 1942 zelf een einde aan hun leven te maken. Mietje verloor het leven door gaslampvergiftiging. De poging tot zelfdoding van Abraham mislukte, enkele dagen later werd hij alsnog op transport gesteld naar Auschwitz met het bekende gevolg.

 

Tiel, 13 februari 2022


 


 


 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten