Schoonmoeder
Op woensdag eindige het laatste
les uur op het Ignatiuscollege
om 12.30 uur. Ik zorgde ervoor als eerste de klas uit te zijn en holde naar de
fietsenstalling, sprong op mijn fiets en reed zo hard als ik kon naar de Van
der Waalsschool in de Copernicusstraat. Ik had een kwartier om de afstand vanaf
de Hobbemakade te overbruggen. Hijgend reed ik die woensdagmiddag de
Copernicusstraat in, ik had het weer gehaald om op tijd te zijn om mijn meisje
van school te halen. Om 12.45 uur zou haar Franse les afgelopen zijn. Samen
zouden we naar de Bredeweg lopen. Er zou tijd genoeg zijn om in het poortje tussen
de Linnaeusparkweg en de Linnaeushof met elkaar te zoenen. Die vooruitzichten
gaven me vleugels, terwijl ik over de Centuurbaan racete.
Van der Waalsschool
|
Maar het was foute boel die
middag. Al van ver zag ik haar moeder voor de school op mijn meisje staan
wachten. Van ontsnappen kon geen sprake meer zijn, haar moeder had mij al
gezien en wenkte me. Ze gaf me in niet mis te verstane woorden te kennen, dat
haar man en zij niet langer wilden, dat ik met hun dochter omging.
Toen ik die avond huilend in mijn
bed lag, kwam mijn vader naar boven en vroeg me wat er aan de hand was.
Snikkend vertelde ik hem, dat ik niet meer met mijn meisje mocht omgaan van
haar ouders. Mijn vader vond het verschrikkelijk voor me en probeerde me te
troosten door me voor te houden, dat ik nog wel een nieuwe kans zou krijgen.
Vele, vele jaren later vertelde
mijn vader me, dat hij amper zijn lachen kon inhouden, terwijl hij probeerde
mij te troosten en alle vaderlijke wijsheden opperde over een eerste verliefdheid.
Toen hij me tot bedaren had gebracht, ging hij weer naar beneden. Gierend van
de lach was hij de woonkamer ingekomen, waar mijn moeder vol spanning vroeg wat
er aan de hand was. “Onze oudste zoon is verliefd, voor het eerst”, lachte mijn
vader. “We worden oud, schat, nu we kinderen hebben, die verliefd raken, en nog
wel op een buurmeisje, een vriendinnetje van onze oudste dochter”.
Weer alleen in mijn slaapkamer
troostte ik mezelf met de song “The next time” van Cliff Richard:
They say I’ll love again some day
A truer love will come my way the next time
But after you ther’ll never be a next time
for me
Wanneer mijn meisje in de daaropvolgende jaren van haar
ouders weer eens het verbod had gekregen om met mij te verkeren, zong ik op de
fiets vol zelfmedelijden:
They say that I’m a fool to weep
That I won’t go on loosing sleep the next
time
And someone alse will mend the heart you’ve
broken in two
But how can I fall in love the next time?
When I’m still so very much in love with you.
Mijn schoonmoeder,
Ans van Straaten-Reussien |
Voorjaar 1997. Mijn schoonmoeder
ligt in Alkmaar in het ziekenhuis, ze weet dat ze niet lang meer te leven
heeft. Kanker heeft haar in een verwurgende houtgreep. Ik bezoek haar zo
ongeveer om de dag, omdat anderen op vakantie zijn. Tijdens de uren dat ik bij
haar ben hebben we vele intieme gesprekken over onze levens. Ze vertelt, dat ze
me altijd graag heeft gemogen, ik was immers getrouwd met haar apegatje, haar
jongste dochter die drie jaar eerder de strijd tegen kanker verloor. Ze had
daar zo’n verdriet van, haar jongste dochter, die niet onder de
verschrikkelijke omstandigheden van de oorlog was geboren. Van haar kleine
meisje had ze onbezorgd kunnen genieten. Wat was ze trots op haar geweest, toen
ze haar eerste kleinkind baarde. Wat was ze trots op manier waarop wij leefden.
Wat was ze trots op haar kleine meisje, toen die geïnstalleerd werd in de
Aalsmeerse Gemeenteraad. Hoe bang was ze geweest, toen kanker haar dochter in
zijn greep kreeg.
Ze vertelde over het verlies van
haar echtgenoot, die eigenlijk zo maar weggerukt werd. Over het verlies van
haar zus en broer en over het verlies van haar latere vriend. Het verdriet
trachtte haar kapot te krijgen, maar waardig werd ze het steeds de baas. Nu was
het eigenlijk genoeg voor haar.
Een andere keer, het was 9 mei de
verjaardag van haar jongste dochter, dwaalden onze gedachten af naar die
woensdagmiddag in de Copernicusstraat. We konden er nu om lachen. Mijn
schoonmoeder vertelde, dat ze het eigenlijk wel leuk vond, dat haar dochter met
mij ging, maar haar man vond het maar niets, want ik was rooms en die waren
niet te vertrouwen. Ze kon haar man natuurlijk niet afvallen, daarom had ze mij
onverrichter zake naar huis gestuurd. Ik vertelde haar, dat haar meisje en ik
in het geheim elkaar heel vaak zagen. We maakten afspraakjes door bij elkaar
briefjes in de bel van onze fietsen te doen, wanneer die in de stalling op de
Bredeweg stonden. Ze moest erom lachen. Ze wist het. Moeders weten altijd alles
van hun kinderen.
Het was het laatste echte
contact, dat ik met mijn schoonmoeder had. Enkele andere fijne momenten
passeerden nog even de revue, maar het intense verdriet om het verlies van geliefden
had de overhand. We gleden langzaam terug in de eenzaamheid van de achterblijvers.
Mijn schoonmoeder overleed thuis
in Egmond op 20 juni 1997. Ik hield van haar, want ze was als een moeder voor
me.
Tiel, 10 december 2017
Hoi Paul,
BeantwoordenVerwijderenMooi stukje geschreven, hier en daar ontroerend.
Stans zat op de 5e Montessorischool in de Herschelstraat.
Jij vergeet erbij te vertellen dat mijn vader erg zuinig op zijn dochters was, zo mochten wij nooit op dansles, daar leerden je alleen maar verkeerde dingen.
Bovendien was Stans 11 jaar en dat was in 1961 erg jong.
Natuurlijk beroerd voor jou, triest dat katholiek en protestant zo vijandig tegenover elkaar stonden, dat jij zelfs bij de dood van je moeder niet boven mocht komen, wij vonden het shocking .
Jullie briefjes, die in fietsenstalling (kelder) van Venvelo in de fietsbellen verstopt werden(daar boven werden de auto's gerepareerd) , werden op een gegeven moment ontdekt.
Dat werd bij ons thuis een flinke rel.
Heel bijzonder dat het allemaal nog goed gekomen is tussen jou en mijn ouders.
Els Geugies
Els,
VerwijderenDank voor je lieve reactie en de aanvullingen.
Paul