Liedjes, praatjes en verhaaltjes
Ik liep al enkele dagen na te
denken over het laatste verhaal van dit jaar voor mijn Genealogisch blog. Kort
voor de Kerst herinnerde ik mij, dat ik in mijn archief een schrift heb, dat de
moeder van mijn schoonmoeder,
Elisabeth van Gelderen (1886-1972), vol geschreven heeft met enige liedjes, praatjes en verhaaltjes voor
haar kleindochter, die mij zo na aan het hart lag. Oma schreef de liedjes,
praatjes en verhaaltjes op 85-jarige leeftijd in het schrift kort voor haar
overlijden op 12 juli 1972. Ruim een half jaar eerder waren haar kleindochter
en ik in het huwelijk getreden. Ze was daarbij en straalde die dag.
Liedjes, praatjes en
verhaaltjes 1
|
Verderop in het schrift liet oma
weten, dat zij alle versjes en verhaaltjes waar “Oma” onder staat (alle versjes
en liedjes dus) nog steeds uit haar hoofd kon zingen en voordragen. Trots
voegde ze eraan toe, dat ze alles uit haar “koppie” had opgeschreven. Ze had
alles onthouden uit haar schooltijd en later. Haar geest bleef tot het
allerlaatst scherp.
Liedjes, praatjes en
verhaaltjes 2
|
Toen oma het schrift aan haar
kleindochter overhandigde, vertelde ze erbij, dat ze het gemaakt had om alle
liedjes, praatjes en verhaaltjes aan een volgende generatie door te geven. Ze
vond ze te waardevol om verloren te laten gaan. Daar had ze meer dan gelijk in.
Na een gedicht bij een cadeautje dat Sinterklaas bij haar grootvader in
Hilversum had afgegeven, schreef oma:
“N.B. Dat rijmen en dichten heb ik zeker
van mijn grootvader overgenomen”.
Haar grootvader in Hilversum was
Gerrit van Spengen, de vader van haar moeder. De stukjes in het schrift geven
een levendig beeld van een meisjesleven in (Joods) Amsterdam aan het einde van
de 19e en in (het begin van) de 20ste eeuw.
Voordat ik hier een aantal
liedjes, praatjes en verhaaltjes van oma weergeef, is het goed eerst iets over
haar te vertellen. Elisabeth van Gelderen, die op 12 mei 1886 in Amsterdam
geboren werd, was de oudste van de zeven kinderen van Johannes Hermanus van
Gelderen (1859-1945) en Aaltje van
Spengen (1858-1923). Het katholieke gezin woonde in Amsterdam aan verschillende
grachten. Johannes Hermanus verdiende de kost als conciërge, pakhuisknecht,
magazijnbediende.
Elisabeth van
Gelderen, ca. 1910
|
Na haar schooltijd ging Elisabeth
werken als dienstbode en garnalenpelster. Ze kon dat als de beste en in een
ongelooflijk tempo. Ze trad op 4 mei 1910 in het huwelijk met de hervormd gedoopte
Okko Hendrik (Okko) Reussien. Okko verdiende zijn geld als kantoorbediende en
groeide door tot procuratiehouder. Na eerst in Amsterdam gewoond te hebben in
de Potgieterstraat en de Kanaalstraat, waar hun beide dochters in 1916 en 1918
geboren werden, verhuisde het gezin in
1924 naar de Oude Karselaan in Amstelveen, waar nog een zoon werd geboren. Vader
Okko overleed in 1959. Elisabeth bleef tot haar dood wonen in de Oude Karselaan
met haar zoon Okko
en diens vrouw Riga.
Elisabeth van
Gelderen bij het huwelijk van haar kleindochter
|
Als hommage aan die lieve oma
volgen hier enkele van haar liedjes, praatjes en verhaaltjes, in de volgorde
zoals zij die aangegeven heeft en in haar schrijfwijze.
Ik heb scharen te
slijpen
Dat kunt gij
begrijpen
Zoo hard als ik
riep, scharesliep
*****
Op school geen
meester meer
Hij loopt met
schoenensmeer
Een cent per doos
Maak mij niet boos
Ach juffrouw, neem
ze maar
Ze zijn van
verleden jaar
Een cent per doos.
*****
De damslapers
Geef ons regen,
geef ons regen,
’t allerliefst met
windkracht negen
Om het Damrak leeg
te spoelen
Om de koppen af te
koelen,
En om ons in staat
te stellen
Al de schade vast
te stellen.
Laat de bui
onafgebroken
Spui, Nes en
Damtak bestoken.
Lieve regen daal
toch neder
Weg met al dat
mooie weder.
Zie hoe wij al
weken zuchten
Onder wolkeloze
luchten,
Die ons eindeloos
verdrieten,
Laat het gieten,
laat het gieten.
Aldus smeken wij
te samen,
Schenk ons storm
en regen, amen
Zie daar het gebed
van de stad aan het IJ,
Wanneer gaat de
zomer nu eindelijk voorbij?
*****
’t Winkeltje
Zij had een
winkeltje met koperen gewichtjes
Daar verkocht zij
alle waren nog per ons
Stroop en suiker,
babbelaars en ulevellen.
Stroop verkocht
zij uit een vaatje
Een de zachte zeep
ging keurig in papier
Alle centen deed
ze in het laatje
Haar werken deed
ze met groot plezier.
Negen soorten
zuurtjes zaten in een stopflesch
De toonbank
glansde in de zon
Op het zeil, dat
altijd werd gewreven,
’t Winkelbelletje
klonk als een carrillon.
In een hoekje van
de winkel stond een tafel
Met een rood
geschilderd blad,
Voor de kinderen
die kwamen kopen
Met centjes in hun
handjes als een schat.
Alle klanten
moesten wachten,
Want de kleintjes
gingen bij haar voor.
En dan riep zij:
moet het drop of zuurstok zijn?
Ga maar lekker in
’t hoekje zoeken
Zij werd ouder en
haar stappen traag,
Alles blonk nog
als voorheen
Met haar inkoop
werd iets vergeten,
Want voor alles
stond zij alleen.
Toen de grote
zaken kwamen,
Liep een ieder
haar voorbij
Bij de grote zaken
lijkt het voordelig,
Ze staan liever
bij de kassa in de rij.
Maar nooit zal zij
de winkel sluiten,
Want de kinderen
zijn haar grootste schat.
Een zoolang die
lachend binnenstappen
Gaat haar handel
door op het rood geschilderd blad.
*****
Geen borrel
(aftel versje)
Ik moest eens
aardappelen schillen
Al voor de
keukenmeid.
Haar vrijer die
kwam binnen
En raad eens wat
hij zeid.
Ik lus zoo graag
een borrel,
Maar ik heb geen
centen meer.
De tapper is
gesloten,
Hij tapt voor mij niet meer.
Kraantje,
kraantje, lek, lek
Jenevertje,
jenevertje
Kraantje,
kraantje, lek, lek, lek,
Jenerver in de
flesch.
*****
De diamantslijpers
Menschen er word
een collette gedaan
Dat al de slijpers
naar Veenhuizen gaan.
Veenhuizen dat
groote huis
Daar horen die
slijpers thuis.
Meisje lief weet
wat je doet,
Trouw nooit in
arremoed
Trouw met een
slijper nooit.
*****
Moeder goede oude tijd
Een verhaal van
onze moeder
Uit de goede oude
tijd.
Moeder moest toen
heel hard werken
Opa zel slechts,
toen nou meid,
Weg ging Opa naar
de vismarkt
Weg moest Moe haar
bed al uit.
Want als Opa dan
terugkwam
Of het warm was of
guur
Op de bovenwoning
in de Willemsstraat
Stonden de pannen
op het vuur.
Moeder moest dan
aan het bakken,
Op het stel en aan
het fornuis,
Zelfs met al dat
harde werken
Verdiende ze geen
rooie luis.
Dan moest zij de
gronden boenen,
Al het vet moest
dan weer weg
En met vis op
groten schalen
Moest zij naar de
winkels, zeg.
Ook garnalen moest
zij pellen
Dat haar pink er
pijn van deed!
En d’r handen
gingen zwellen
Van al dat soda,
soda, leed
Daarna kwam er dan
een uurtje
Dat ze naar het
orgel mogt
Samen met een heel
lief buurtje
Die dan naar een
meisje zocht.
Al haar moeheid
was verdwenen,
Aan geen vis werd
meer gedacht,
In een baaijen rok
verschenen,
Danste zij tot in
de nacht.
Toen zij trouwde
dan met Vader,
Want mijn Opa zei mijn Vader,
Had een tikkie,
tikkie geld.
In het eerste jaar
kwam Jan al,
Gevolgd door
Stien, Nelis, Jaap.
Daarna volgde nog
een Beppie,
Sientje, Henkie,
Annie, Frans.
Verder had mijn
Vader
Bij mijn Moeder
niet veel kans.
Voor haar kroost
een goede Moeder,
Voor haar man een
heel goed wijf,
Al waren er ook
wel dagen
Van gemopper en
gekijf.
Moeder zag de
paling roken,
Moeder zag de
mossels koken.
De kastanjes zoo
uit het vuur
Kon je kopen ieder
uur.
Gedroogde schar
bij tante Mie
Kon je kopen voor
tien spie.
Warme peren niet
te vergeten,
Zoo maar uit de
hand te eten.
Nu Moeder U heeft
laten zien
Dat werk een mens
doet leven.
Wens ik haar veel
sterkte toe
Voor haar verdere
leven.
*****
De Jodenhoek
Ik wil nog eenmaal
naar de Weesperstraat.
Voordat het puin
voorgoed verdwijnen gaat
Zou ik in een heel
stil hoekje willen droomen
Van tante Chel,
van Sara en van ome
Lowietje, Sal
Bennie en Michiel
En kleine Makki,
nebbesjedien sjeniel
Wat was het fijn
bij tante Mijntje eten
Je mogt als kind
morsen op de grond,
Omdat er toch niks
lag of stond.
Dan de arremoe van
de marktproleten
Als Leipie je wou
plagen kreeg hij patsje
En Mijntje
troosten, Smokkeltje een matze.
Wat was het goed
bij Efie op visite
Kom an, hou he
niet vreemd, kom bij de tisch
D’r is geen
mezomme (?) maar wel gremeelit (?)
En waar d’r zeven
Benne, kunne 8 ook zitten.
Maar in de keuken
heeft ze stil gegriend,
Omdat haar Saul
weer niets had verdiend.
Ach al kon je
sappelen met illusies
Hun groot hart,
hun grote sores
Hun mooie kinderen
met die zwarte oogen
En hun agressie en
hun felle ruzies
Zoo snel vergeten,
want na een half uur
Gingen ze voor
elkaar door het vuur.
Wat was het met
ome Moos te praten
Na een harde
werkdag ’s avonds bij fornuis
Van Wibaut en van
Domela Nieuwenhuis
Oom Moos zong dan:
de wapens neer,
Maar tante Kaatje
riep, mensch je maak me ziek!
De soep wordt
koud, eet jij van politiek?
Ik wil nog eenmaal
naar de Weesperstraat,
Voordat het puin
voorgoed henen gaat
Zou ik stil in een
hoekje dromen
En doen of ze
nimmer zijn gekomen
Met hun ijzeren
kotben (?) Hein und Paul
’t Bruin getriefel
– moeder ik weet wel beter.
Dan zou ik weer
vuurtjes zien van kastanjes,
Op zondagavond op
het Markerplein
En ik zou weer als
kind gelukkig zijn,
Voordat ze kwamen
die moordende krengen,
Voordat je in
Judenvierteil werd herdoopt.
Mijn Jodenhoek,
voordat je werd gesloopt.
*****
De Sneeuw
Vlokken, vlokken,
niet te tellen
Dwarrelen vrolijk
in het rond.
Vallen langzaam
naar beneden
Dekken dan de
koude grond.
’s Avonds als wij
in ons bedje liggen
Komt die goed
lieve Moe
Kust ons alle nog
een hartelijk
En dekt ons dan
warmpjes toe.
De melodie van veel liedjes ken
ik helaas niet, oma kende die allemaal uit haar hoofd, maar kon ze niet
opschrijven. Haar schrift doe ik nu weer terug in mijn archief, voor later.
Ik wens alle lezers een gezond en
gelukkig 2018 en nog een maal even terug naar de Weesperstraat.
Tiel, 30 december 2017
Oma zal ongeveer 82j geweest zijn, toen het lopen moeilijker werd en ook haar darmen werden een handicap.
BeantwoordenVerwijderenElke week ging ik naar Oma in mijn Dafje om samen het spel zonder grenzen van Dick Passchier te kijken.
Omdat ik inmiddels gymjuf was, interesseerde de opbouw en keuze van de spelen mij, kon er af en toe wat van gebruiken in de gymzaal en Oma vond het ook leuk, samen zaten wij te juichen en hadden een gezellige avond.
Toch merkte ik dat Oma gedeprimeerd raakte, zij kwam zelden buiten en de buurtjes om haar heen waren veelal overleden.
Ik wist dat Oma veel liedjes en gedichtjes kende, altijd leuk op feesten en partijen en bedacht als zij die versjes nu eens opschreef.
Eerst was zij er niet zo voor, maar zij wilde het tenslotte toch wel doen en er kwam een mooi groen geplastificeerd schoolschrift.
Toen alle liedjes er in stonden, wilde zij het ook wel voor de andere kleindochters doen.
Zo is het gekomen dat wij allemaal zo'n schrift hebben.
Els