Kerst in Ned.-Indië
Uit zijn brief van 22 december
1948 weten we, dat mijn oom Bertus Bosman (1927-1993) tijdens zijn diensttijd
in voormalig Ned.-Indië van begin tot eind december 1948 in de ziekenboeg in
Soerabaja verbleef met dysenterie. Zijn moeder raadde hem aan onder de wol te
blijven om van zijn ziekte af te komen. Ze was blij, dat hij weer in Soerabaja
verbleef en niets van doen had met de grote onrust in Ned. Indië, waarover ze
zoveel op de radio hoorde. Bertus zelf
had een vriendin al op 12 december laten weten, dat hij ziek in bed lag. Hij
schreef:
Want ik ben een beetje aan de dunne, maar
dat wordt ook al weer beter. Toch geloof ik dat ze me nog wel een week hier
zullen houden voordat ik terug kan naar de jongens van mij eigen Cie.
Pas op 31 december 1948 kwam hij
weer uit de ziekenboeg. Door zijn ziekte heeft Bertus niet deel kunnen nemen
aan de Tweede Politionele Actie, die op 19 december 1948 was begonnen.
De Mariniersbrigade, waartoe
Bertus behoorde, kreeg begin december 1948 de order zich klaar te maken voor
een grote actie in de oosthoek van Java. Deze actie kreeg de codenaam
“Zeemeeuw”, en stond onder leiding van kapitein luitenant ter zee G.B.M.
van Erkel. Het materieel werd op orde
gebracht; de manschappen kregen pittige oefeningen voorgeschoteld om hun
fysieke conditie op peil te brengen. Op 16 december brachten trucks de manschappen met volle bepakking van de
legerplaats naar de haven van Soerabaja. Daar gingen ze met nog ander materieel
aan boord van drie landingsschepen voor een landing op de noordkust van
westelijk Oost Java.
Bij sommige manschappen was,
terwijl ze zich gereed maakten voor de actie “Zeemeeuw”, door berichten van
thuis, even twijfel ontstaan of ze wel moesten schieten op de Indonesische vrijheidsstrijders,
zoals ze thuis de peloppers, tegen wie ze moesten vechten, noemden. Maar het
plichtsbesef van de mariniers voerde even later weer de boventoon.
Landing op Oost Java
|
Laat in de middag vertrokken de
overvolle schepen uit Soerabaja richting Glondong ten oosten van Rembang om
daar de volgende middag een landing uit te voeren. De landing werd echter om
onbekende redenen een dag uitgesteld wat een dag extra op zee betekende en
leidde tot veel gemopper onder de mariniers. Van een verrassingselement was nu
geen sprake meer.
Op 19 december 1948 kort na
middernacht begon de Tweede Politionele Actie. De gelande troepen hadden de
opdracht langs verschillende wegen naar Tjepoe op te trekken en vandaar door te
stoten naar Madiun en gebieden oostelijk daarvan. Bezorgd schreef de oudere zus
van Bertus, Rietje mijn moeder, die niet zeker wist of hij betrokken was bij de
Tweede Politionele Actie:
Van kranten en radio hebben we het
bericht ontvangen, dat er in Indië weer gevochten wordt. De mariniers hebben
een landing gemaakt, hè? Was jij daar ook bij of lig je nog steeds in de
ziekenboeg….Ik vind dat je beter een paar dagen pijn in je buik kan hebben, dan
aan zo’n landing meedoen. Maar je denkt er misschien zelf heel anders over.
Voor de militaire leiding was het
duidelijk, dat het vanwege de late landing voor de “W”-compagnie van de
Mariniers een heilloze weg zou zijn direct dezelfde route te volgen als de
overige manschappen. Door de invallende duisternis maakte de “W”-compagnie al twee
uur later bivak langs de weg vlak bij Tuban. De mannen hadden slechts 7 km.
afgelegd. De volgende dag bereikten ze zonder veel weerstand Babat. Daar
maakten de troepen bivak op 21 december na de spoor- en verkeersbrug over de
rivier de Solo en het stationsemplacement veiliggesteld te hebben.
Twee dagen later trok de
“W”-compagnie zich weer terug via Tuban naar Glondong en haastte zich
vervolgens verder naar Tjepoe. Op 24 december trokken de manschappen te voet,
langs beide kanten van de weg, naar Ngawi. In een kampong even voor Ngawi klonk
toen geheel onverwacht uit een oude grammofoon het kerstlied “Stille nacht,
heilige nacht”. De geharde mariniers werden er stil van. Hun gedachten gingen
even naar huis, totdat het rauwe “Voorwaarts mars” weer klonk.
De mariniers waren hongerig en
nat van de moessonregens. Moe van het voort ploegen door de modder. Op Eerste
Kerstdag kwamen ze ’s middags om 14.00 uur in Ngawi aan. Pas op Tweede Kerstdag
werd er voedsel voor hen gedropt uit vliegtuigen.
Van Ngawi ging het in de middag
van Tweede Kerstdag verder naar Madiun, grotendeels te voet, omdat enkele grote
bruggen waren opgeblazen en er versperringen waren opgeworpen was transport per
auto niet mogelijk. Na een moordende voettocht van 72 km., het regende continu
door de natte moesson, bereikten de jongens op 27 december 1948 Madiun zonder
slag of stoot. De stad was op 18
september 1948 veroverd door communistische opstandelingen. In de stad moesten
de Nederlandse troepen de orde herstellen na de chaos van de communistische
opstand.
De bevelvoerende Kolonel der
Mariniers J.A.J. de Bruijn had de legerleiding in Batavia erop gewezen,
dat het operatiebevel van de Tweede Politionele Actie opgezet was voor de droge
periode van het jaar. De legerleiding vond echter de risico’s van een actie
tijdens het regenseizoen aanvaardbaar. De
bevoorrading van de troepen moest alleen tijdens de “Operatie Zeemeeuw” grotendeels
vanuit de lucht geschieden. Door de natte moesson was vervoer over de weg beslist
niet mogelijk. De zware militaire voertuigen kwamen vast te zitten in de modder.
Vanuit Madiun werd de “W”-compagnie weer in het gebied rond Tjepoe gelegerd, in
Pandagang om precies te zijn.
Bertus met inlanders
|
Tijdens de Tweede Politionele
Actie en daarna verbleef Bertus, zoals gezegd, in Soerabaja. Hij maakte daar de
jaarwisseling 1948-1949 mee, terwijl hij net uit de ziekenboeg was ontslagen.
Hij beleefde alleen geen plezier aan de jaarwisseling, terwijl zijn kameraden
nog in het veld waren. Hij schreef naar huis:
Nou over oude jaar valt niet veel te
vertellen. Ik was toen net uit de ziekenboeg en als je Soerabaja in wou moesten
we ons wapen meesjouwen, dus dat was niet veel, maar ja we zullen hopen dat het
dit jaar beter is.
Uit de brief van 30 januari 1949
van zijn moeder weten we, dat Bertus in die periode dikwijls wacht moest lopen.
Bezorgd schreef zijn moeder:
Moet je weer op wacht staan? Kijk je
vooral uit, want het blijft daar zo rommelig. Steeds hoor je maar over die
guerrillatroepen. Wees verstandig, dat je je ervan terughoudt.
Tijdens die, vaak nachtelijke,
patrouilles was het voor Bertus moeilijk om een brief naar zijn moeder te schrijven.
Hij had al zijn aandacht nodig om niet in een hinderlaag van de peloppers te
lopen. Overal lagen sluipschutters op de loer. Begin februari 1949, toen de toestand al weer behoorlijk goed in orde was, ging Bertus
geregeld met gewapende konvooien mee naar posten buiten Soerabaja om de jongens
daar te voorzien van levensmiddelen en materialen. Hij vertelde daar laconiek
over alsof hij geen angst kende:
Dan gebeurt er hier en dan daar nog wel
eens wat, maar dat is van weinig betekenis.
In de loop van 1949 sloeg de
verveling toe, het lange wachten op de thuisvaart was begonnen. Realist als hij
was, zag Bertus een spoedige thuisvaart niet zitten, want hij schreef:
Febr. schiet ook alweer hard op en we
zullen toch wel een keer weer naar huis gaan. Anders als het goed was geweest
hadden we de volgende maand al vertrokken maar dat zullen we maar een maand of
vier uit ons hoofd zetten, dat lijkt me wel het beste.
De mariniers klaagden veel over
de kwaliteit van het eten, dat ze kregen. De berichten daarover drongen ook tot
het thuisfront door. Moeder Bosman schreef naar aanleiding daarvan:
Bertus, hoe is het met het eten bij
jullie. Ze willen hier soms zeggen, dat jullie zulk slecht eten krijgen. Is dat
zo? Als je soms graag iets wil hebben wat kan, dan zal ik het sturen.
Onder druk van de wereldopinie
was de Nederlandse regering tot het besef gekomen, dat de onafhankelijke staat
Indonesië een voldongen feit was. De strijdende partijen moesten alleen nog een
manier vinden om de soevereiniteit op een acceptabele manier over te dragen aan
Soekarno en de zijnen. Een eerste stap daartoe was de Van
Roijen-Roem-verklaring, die op 7 mei 1949 werd gesloten tussen de
onderhandelaars Jan Herman van Roijen, Minister van Buitenlandse Zaken, en Mohammed Roem, de Indonesische Minister van
Buitenlandse Zaken, over het beëindigen van de vijandelijkheden in
Ned.-Indië/Indonesië in de aanloop van de Rondetafelconferentie in Den Haag
later in 1949.
Jan Herman van
Roijen
|
Tijdens de Rondetafelconferentie
zou Nederland de onafhankelijkheid van Indonesië erkennen. De Van Roijen-Roem-akkoorden werden
gesloten in het Hotel des Indes in Batavia.
Zijn moeder kreeg door de
akkoorden de hoop, dat Bertus binnen afzienbare tijd thuis zou zijn. Voor de
mariniers ontstond in het voorjaar van 1949 een onbevredigende situatie - er
viel eigenlijk niets meer voor ze te doen - die bleef bestaan, totdat op 1 juli
1949 de Mariniersbrigade werd opgeheven en Bertus aan de thuisreis begon.
Tiel, 19 december 2017
Meer weten?
Lees: Paul Welling, Ze
spraken er niet over. Twee Amersfoortse broers in Nederlands-Indië. Soest:
Boekscout, 2015. 156 blz. Index.
ISBN 9789402219401. Prijs € 18,15. Te bestellen via boekscout.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten