Familiefoto's

Familiefoto's
Familiefoto's

woensdag 19 augustus 2020

Genealogisch blog 472


Karel Wasch, schrijver

Schrijven over Karel Wasch is een hachelijke zaak, omdat verwarring van Karel Wasch de grootvader met Karel Wasch de kleinzoon op de loer ligt. Bovendien was de grootvader en is de kleinzoon een erkende schrijver in de Nederlandse literatuur. Ik wil het in dit Genealogisch blog hebben over grootvader Karel Wasch, zonder voorbij te gaan aan wat kleinzoon Karel Wasch over hem geschreven heeft.

Karel Wasch
Karel Wasch
Karel Johan Hendrik (Karel) Wasch kwam in Middelburg in de huidige Gortstraat 60-62 ter wereld op 23 januari 1886 om 17.30 uur. Twee dagen later werd zijn geboorte aangegeven. Zij ouders waren Johannes Hendrik Cornelis Wasch en Johanna Christina Mathilde van Breda. Vader Johannes Hendrik Cornelis Wasch, die pianist had willen worden, was zetbaas in de graanhandel. Toen het zakelijk fout met hem ging, raakte hij aan de drank en maakte tenslotte een einde aan zijn leven door verdrinking in de haven van Middelburg. Dat moet voor de jonge Karel een traumatische ervaring zijn geweest. Na de dood van haar man verdiende Johanna Christina Mathilde van Breda als dienstbode en gezelschapsdame (in de betere kringen) de kost.

Geboorteakte Karel Johan Hendrik Wasch
Geboorteakte Karel Johan Hendrik Wasch
De kleine Karel volgde de lagere school aan de Lange Delft in Middelburg. Vervolgens ging hij naar de Rijks HBS, waarover hij een heerlijk boek heeft geschreven, en behaalde de diploma’s Handelscorrespondentie Duits en Engels, bekwaamheden die hem later bij zijn vertaalwerk goed van pas zouden komen. Vanaf 1905 was hij werkzaam als kantoorbediende bij de handelsfirma Topping en Spindler in Middelburg. Die functie oefende hij uit tot 1911, toen hij in dienst trad van Bouvy Koninklijke Nederlandsche Glasfabriek in Dordrecht. Hier ontdekte hij de artistieke mogelijkheden van glas en maakte kennis met enkele (glas)kunstenaars. In Dordrecht huurde hij een kamer bij de familie Maaikens aan de Keizerhof nr. 6. In die periode las hij veel boeken over occulte en mystieke onderwerpen uit de bibliotheek van de familie Maaikens.
In 1914, na een lezing, raakte Karel innig bevriend met kunstenaar Albert August Plasschaert (1866-1941). Deze vriendschap werd zo hecht, dat Karel bij Plasschaert introk in diens woning op de Rozenhof in Dordrecht
In 1905 al was Karel een correspondentie begonnen met de dichters Albert Verweij (1865-1937), Lodewijk van Deijssel (1864-1952) en Willem de Mérode (1887-1937). Met Verweij schreef hij tot 1919. In zijn vrije tijd bezocht Karel concerten en tentoonstellingen in Rotterdam en Amsterdam.

Huwelijksakte Wasch x Swaab
Huwelijksakte Wasch x Swaab
 
In Amsterdam leerde Karel Vrouwtje Swaab kennen met wie hij op 10 mei 1916 in het huwelijk trad. Op de site https://www.schrijversinfo.nl/waschkarel.html wordt beweerd, dat de naam van de echtgenote van Karel Rieka Swaab was en dat zij al in 1913 getrouwd zouden zijn. Dit is een omissie. Alle andere bronnen, zoals hun huwelijksakte, geven aan, dat Karel trouwde met Vrouwtje Swaab. Op de site https://www.joodsmonument.nl/ staat te lezen: 

“Vrouwtje Wasch-Swaab was mijn grootmoeder. Zij woonde samen met mijn grootvader Karel Johannes Wasch in Leerdam, alwaar zij in 1971 is overleden. Helaas waren haar man en haar zoon Johannes, mijn vader, haar voorgegaan”.
Karel en Vrouwtje kregen slechts een zoon, die ze Johannes noemden. Johannes overleed in 1966.
Na de voltrekking van hun huwelijk betrokken Karel en Vrouwtje de woningen Levensverzekeringstraat 30 en Bleyenberglaan 29/rood. Vrouwtje was een dochter van Salomon Levie Swaab en Sara Swaab. Zij werd op 29 maart 1893 in Amsterdam geboren.
Als schrijver debuteerde Karel in 1919 met de tweedelige roman “De Salon Salomé”, waarin zijn vriend Plasschaert terug te vinden is als het karakter De Greef. Het boek werd jubelend ontvangen. Karel werd, als schrijver, vergeleken met Couperus. Daarna publiceerde hij gedichten en verhalen in verschillende literaire tijdschriften. De beide romans die hij in 1920 en 1921 het daglicht liet zien werden door A.M. de Jong en Martinus Nijhoff afgedaan als “literaire kitsch”. Dergelijke kritiek ging Karel niet in de koude kleren zitten. Hij publiceerde overigens nog een aantal romans en een viertal boeken over glas. Hij schreef ook drie toneelstukken. In 1924 werd hij lid van de “Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde” en in 1925 werd hij lid van de “Orde van de Ster in het Oosten”.
Zijn boek “Visschers der Menschen” uit 1935 baarde opzien met de opmerkelijke omslag. Mogelijk wilde hij met dit boek internationaal doorbreken. Toen zijn criticasters onder leiding van Menno ter Braak (1902-1940) het boek volledig affakkelden, besloot Karel de pen niet meer ter hand te nemen. Hij vertaalde nog wel boeken uit het Duits en Engels en schreef nog een detective, maar verder gaf hij zich over aan zijn andere grote liefde: glas.

Omslag "Visschers der Menschen"
Omslag "Visschers der Menschen"
In 1920 was Karel overgestapt naar de Glasfabriek in Leerdam om daar secretaris te worden van directeur P.M. Cochius (1874-1938). Cochius bouwde de glasfabriek om van producent van gebruiksglas naar een fabriek waarin bij de productie van het glas ook aandacht was voor de artistieke waarde van het glas tegen een schappelijke prijs. Verschillende ontwerpers kregen onder Cochius de mogelijkheid hun bekwaamheden te tonen.
Karel verhuisde na zijn aanstelling bij de glasfabriek met zijn gezin naar de Watertorenlaan in Leerdam, waar hij vanaf 1937 voor de Vrijzinnig Democratische Bond in de Gemeenteraad zat. Hij is ook enige tijd wethouder geweest.
Hoewel veel van haar familieleden in de concentratiekampen werden vergast, wist Karel tijdens de oorlog te voorkomen, dat zijn Joodse echtgenote Vrouwtje Swaab de zo gehate “J“ in haar persoonsbewijs kreeg. Na de oorlog heeft Karel zich bijzonder ingespannen om een uitkering in het kader van het JOKOS-dossier te verkrijgen voor echtgenote Vrouwtje en haar drie zussen Klaartje, Jaan en Willy, die allen de oorlog overleefden. Dankzij heel veel aan de bel trekken is dat uiteindelijk gelukt.

Nationaal Glasmuseum, Leerdam
Nationaal Glasmuseum, Leerdam
 
In 1951 bereikte Karel de pensioengerechtigde leeftijd. Nu kon hij zich helemaal overgeven aan zijn passie voor glas. Hij was nauw betrokken bij de totstandkoming van het Nationaal Glasmuseum in de voormalige woning van Cochius aan de Lingedijk in Leerdam. Hij werd de eerste conservator van het museum. Hij vond het geweldig om bezoekers door het museum rond te leiden. Zijn kleinzoon vertelde daarover enthousiast:

“Daar wijdt hij zich aan de opbouw van een glascollectie en leidt de gasten rond. Hij laat het glas zingen, laat het verschil in klank horen tussen kristal en glas. Toont via een prisma de lichtbreking in kleuren van de regenboog, bespeelt een flessenorgel dat iedere dag met water moet worden bijgevuld. Maakt grappen over een diep glas, waar Cyrano de Bergerac zijn neus in zou hebben gestoken en laat zien dat glas de enige materie is die bij verhitting doorzichtig wordt. ‘Een loutering doormaakt’ zoals hij het zegt. Mijn broer en ik speelden verstoppertje tussen het glas. Gevaarlijk, want het glas stond nog niet in vitrines maar op losse praktikabels. Daar kon je onder kruipen. Onze vakanties in Leerdam waren een feest”.
Karel hielp Bert Haanstra (1916-1997) bij het maken van zijn film “Glas”, die in 1960 bekroond werd met een Oscar. Op de televisie was Karel enkele malen te zien als glasdeskundige.
Voor al zijn verdiensten werd Karel in 1961 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Het raakte hem nauwelijks.

Omslag boek over Karel Wasdch
Omslag boek over Karel Wasdch
 
In 1966 maakte een aandoening aan zijn gal het Karel verder onmogelijk te werken. Hij kon daardoor zelfs niet aanwezig zijn bij de begrafenis van zijn zoon Johannes, die in december 1966 overleed door een hartinfarct. Een operatie aan zijn gal werd Karel het jaar daarop noodlottig. Tijdens de operatie op 7 februari 1967 overleed hij. Aan een rijk leven was een einde gekomen. In het gedicht Unna uit 1916 schreef hij:

“Dan héérscht der Stilte witte slaap
Licht en niet licht: een blanke nacht,
Die al den morgenstraal zich raap’
En in ’t mysterie klaart uw Pracht..”

In 2001 gaf kleinzoon Karel Wasch het boek “Een rijk leven” uit. Daarin beschreef hij het leven en werk van zijn grootvader.
Echtgenote Vrouwtje Swaab stierf op 21 januari 1971. Zij was toen 77 jaar oud.


Tiel, 19 augustus 2020

Geen opmerkingen:

Een reactie posten