Staker
Sommige leden van de Amersfoortse
familie Welling zijn zeer uitgesproken in hun politieke voorkeur. Zij waren lid
van een vakbond of namen deel aan een bestuurlijk orgaan als vertegenwoordiger
van een partij. Anderen daarentegen beschouw(d)en hun politieke richting als
strikt privé. Daar heeft een derde niets mee te maken.
Wanneer we de politieke daden van
alle familieleden onder de loep leggen, dan kunnen we de conclusie trekken, dat
de Wellingen zich door de jaren heen altijd links van het politieke midden
hebben opgesteld. En, natuurlijk zijn er uitzonderingen. Ik heb het over ’t
algemeen.
Een persoon, die zijn mening over
maatschappelijke toestanden niet onder stoelen of banken strak, was Gijsbertus
Antonius (Gijs) Welling, die werd geboren in Amersfoort op 13 juni 1858 rond
20.00 uur. Gijs was het derde kind na Arnoldus Welling (1823-1901) en Maria
Johanna van Rossem (1828-1911). Toen zijn vader de geboorte van Gijs ging
aangeven, waren zijn oom Hendrik Welling (1818-1891) en Johannes Hendrik
Augustinus (geb. 1828) daarvan getuigen.
Geboorteakte Gijsbertus Antonius Welling
|
Zoals zo vaak is er over de jeugd
van Gijs eigenlijk niets bekend. In het begin van de jaren ’80 van de 19e
eeuw kreeg Gijs verkering met Alberta Berendina Rizaar uit Doesburg. Op 15 juli
1883 gingen Gijs en Alberta in ondertrouw en op 1 augustus 1883 traden ze in
Amersfoort in het huwelijk. Alberta, die op 1 december 1858 was geboren in
Doesburg, was een dochter van Gerhardus Rizaar en Johanna Margaretha van Druten.
Getuigen bij het huwelijk van Gijs en Alberta waren Pieter van den Berg, Casper
Mierlo, Gerrit van Wissen en Jacobus Wolters. Bij hun huwelijk werd hun 3-jarig
dochtertje Johanna Berendina, met de roepnaam Anna, geëcht. De kleine Anna was
op 16 februari 1878 geboren in het huis van de moeder van Alberta in Doesburg.
De aangifte van haar geboorte werd verricht door de vroedvrouw. Anna kwam op 14
mei 1940 om bij het bombardement van Rotterdam door de Duitsers.
De levensloop van moeder Alberta
heb ik beschreven in Genealogisch
blog 84 van 6 augustus 2016.
Na hun trouwen gingen Gijs en
Alberta in Doesburg wonen. Begin februari 1887 verhuisden ze met drie kinderen
naar Amersfoort. Twee van hun kinderen waren inmiddels overleden. Ze bleven in
Amersfoort wonen tot mei 1889, in die periode werd dochter Maria op 16 maart
1889 geboren. Zij overleed al na twee maanden. Haar vader kon toen geen
aangifte doen, omdat hij vanwege zijn werk in Rotterdam verbleef.
Het huwelijk van Gijs en Alberta
was vanaf maart 1888 een soort weekendhuwelijk, omdat Gijs inmiddels werk had
gevonden in Rotterdam als arbeider bij de Hollandsche IJzeren Spoorweg
Maatschappij (HIJSM). In mei 1889 kwam het hele gezin over naar de woning die
Gijs had weten te bemachtigen aan de Isaac Hubertsstraat in de Rotterdamse wijk
Oud-Crooswijk. In latere jaren is het gezin in de Isaac Hubertsstraat nog een
paar keer verhuisd.
Gezinskaart Rotterdam
|
In Rotterdam kregen Gijs en
Alberta nog 10 kinderen. Zes van hen overleden in de eerste paar maanden van
hun leven. Daaraan zullen de gebrekkige hygiënische omstandigheden in huize
Welling debet zijn geweest. Drie
dochters traden in het huwelijk met drie broers Cardinaal. Daarbij heeft
moeder Alberta het nodige koppelwerk verricht
Bij de HIJSM had Gijs het naar de
zin en blijkbaar voldeed hij goed als arbeider. Begon hij met een salaris van
fl. 1,30 per dag bij een zesdaagse werkweek van 10 uur per dag. Gijs groeide, met
regelmatige stapjes, door tot een loon van fl. 1,70 per dag in 1898.
Personeelsstamboek HIJSM Gijsbertus Antonius Welling
|
In 1903 brak een grote spoorwegstaking uit. De staking was in 1902 al
begonnen in de Amsterdamse haven. De aanleiding was, dat de werkgevers
weigerden met werknemers te onderhandelen, die zich in een vakbond hadden
verenigd. In januari 1903 sloten de spoorarbeiders op de Amsterdamse
Rietlanden zich bij de staking aan. Twee dagen later lag al het treinverkeer in
en rond Amsterdam plat. Al snel breidde de staking zich als een olievlek uit
naar andere spoorwegknooppunten, zoals Rotterdam. De werkgevers gaven snel toe.
Ontslagen stakers werden weer aangenomen. Het loon over de stakingsdagen
werd doorbetaald. De vakbonden werden erkend. De socialistische voorman Pieter
Jelles Troelstra (1860-1930) schreef vol trots:
“Gansch
het raderwerk staat stil, als uw machtige arm het wil.”
De regering, echter, raakte in
paniek, vreesde grote sociale onrust en verbood per wet, opgesteld door Abraham
Kuyper samen met de ministers Jan Loeff (1858-1921) en Johannes Christiaan de Marez Oyens (1845-1911),
dat ambtenaren en werknemers van het spoor staakten. Bovendien werd er een
brigade gevormd die de orde bij de spoorwegen moest bewaken. En er werd een
commissie ingesteld die onderzoek moest doen naar verbetering van de
rechtspositie van het spoorwegpersoneel.
Het leger bewaakt Station Laan van NOI in Den Haag
|
Op 5 april 1903 riepen de spoorwegarbeiders daarop weer een staking uit,
die een paar dagen later in andere bedrijfstakken werd overgenomen. Deze
algemene staking werd bij de spoorwegen de kop ingedrukt door de inzet van het
leger en de nieuw gevormde brigade. Zo’n 10% van de werknemers bij de Staatsspoorwegen
en de HIJSM werden ontslagen, omdat ze deel hadden genomen aan deze tweede spoorwegstaking.
Het breken van de spoorwegstaking had bij de vakbonden tot gevolg, dat een
sterke centrale leiding nodig bleek te zijn om zo’n staking als die van 1903
tot een succes te brengen. Dat leidde in 1906 tot de oprichting van het
Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV). Een paar jaar later gevolgd door
de oprichting van het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV). Voor ambtenaren
en spoorwegpersoneel kwam er in 1980 pas een einde aan het verbod op staken.
Dat de staking onder de ontslagen personeelsleden geleid heeft tot armoede,
blijkt uit het feit dat het bestuur van de Nederlandsche Vereniging van spoor-
en tramwegpersoneel in 1927 besloot fl. 1000,00 uit te trekken voor de
ondersteuning van behoeftige oud-stakers van 1903.
Gijs Welling was in Rotterdam ook een van de ontslagenen bij de HIJSM,
omdat hij had deelgenomen aan de staking van 5 april 1903. Hij zal niet
getwijfeld hebben aan zijn deelname aan de staking met zijn aangeboren gevoel
voor rechtvaardige arbeidsverhoudingen. Zijn ontslag ging op 6 april 1903 in. Dat
ontslag zal Gijs zwaar gevallen zijn, hij had geen werk meer en moest toch vele
monden vullen. Na 1903 is er geen werkkring meer van hem vermeld. Het gezin van
Gijs en Alberta zal in armoede geleefd hebben.
Rotterdamsch Nieuwsblad,d.d. 03-03-1909
|
Voor Gijs moet het allemaal te veel geweest zijn. Geen werk meer, tien van
zijn zestien kinderen haalden hun eerste verjaardag niet, armoede, af en toe
een baantje als loswerkman, slechte leefomstandigheden. Hij overleed op 26
februari 1909 om 23.00 uur in de leeftijd van 50 jaar. Een dag of vier later
zal hij begraven zijn op de RK Begraafplaats in Crooswijk.
Tiel, 15 februari 2019
Geen opmerkingen:
Een reactie posten