Burgemeester van Tiel
De zeven dochters van Barthold
van Haeften en Margriet van Lynden van Hemmen waren in de 18e eeuw
aantrekkelijke huwelijkspartners voor rijke jonge edellieden in de Betuwe en
omstreken. Voor oudste dochter Reiniera Adriana Maria (1720-1750) kwam het
echter nooit tot een huwelijk, zij overleed toen ze nog 29 jaar oud was.
Zo’n goede huwelijkspartij
was wel derde dochter Henriëtte Margaretha, die werd gedoopt op 25 mei 1725 in
de Nederduitse Gereformeerde Gemeente van Nijmegen, waar ze opgroeide. Haar
tante Adriana Margriet van Haeften († 1749) was de doopgetuige. Haar roepnaam
werd Margaretha en net als haar zussen was ze barones. Over haar levensloop tot
1750 is verder niets bekend.
Henriëtte Margaretha van Haeften
|
In de jaren voor haar huwelijk in
1750 zal Margaretha in contact moeten zijn gekomen met haar aanstaande. Dan, op
25 augustus 1750 ging Margaretha in Wadenoijen in ondertrouw met baron Carel
Lodewijk de Pagniet. Op 17 september 1750 vonden de wettelijke formaliteiten
plaats en de volgende dag werd, met attestatie vanuit Nijmegen, het huwelijk
tussen Margaretha en Carel feestelijk ingezegend in de kerk van Wadenoijen. Ze
waren nu man en vrouw.
Huwelijksakte Van Haeften x De Pagniet
|
In de huwelijksakte staat Carel
Lodewijk de Pagniet te boek als Heer van Kermestein en IJzendoorn, schepen en
raad van de stad Tiel en, pas aangesteld, bewindhebber van de West Indische
Compagnie, wat hij bleef tot 1753. Een man
van aanzien dus.
Carel Lodewijk de Pagniet werd
geboren in Nijmegen op 10 juni 1715 als zoon van Abraham de Pagniet en Dorothea Henriëtte van Brakell. Door zijn huwelijk met
Dorothea Henriëtte van Brakell was Abraham de Pagniet in het bezit gekomen van
het Huis Kermestein, een T-vormig huis van twee verdiepingen, noordoostelijk
gelegen van Lienden aan de Papestraat. Na de dood van zijn vader erfde Carel
het huis, waarmee hij in 1774 officieel werd beleend. Na de dood van Carel ging
Kermestein over naar zijn zoon Reinier Johan Christiaan.
Carel was sinds 1749 lid van de
vroedschap van zijn woonplaats Tiel, een functie die hij tot zijn dood
uitoefende. In 1761 was hij voor de eerste keer burgemeester van Tiel. Daarna
zou hij die functie tot zijn dood nog vijf keer uitoefenen. Was hij geen
burgemeester, dan was hij schepen van Tiel. Het gezin De Pagniet woonde in Tiel
in de woning naast het stadhuis in de Vleesstraat.
In 1753 kocht Carel het Ingensche
Veer over de Neder-Rijn van David ten Hove. Hij verkocht het veer 23 jaar later
aan zijn schoonzoon Vincent
Maximiliaan van Tuyll van Serooskerken.
Carel Lodewijk de Pagniet
|
Vanaf 1756 was Carel
gecommitteerde bij de Admiraliteit van de Maas. Hij werd op 23 augustus 1757
benoemd tot drost, richter, dijkgraaf en stadhouder van de vrije heerlijkheid
Lede en Oudewaard bij Lienden en van de hoge heerlijkheid Lienden. In 1758
volgde voor een jaar het lidmaatschap van de Admiraliteit van Rotterdam. Van
1763-1765 maakte hij deel uit van de Admiraliteit van Amsterdam. Vervolgens
kwam zijn benoeming af tot lid van de Staten-Generaal voor Gelderland. Hij
oefende ook die functie uit tot zijn dood, met een korte onderbreking in de
jaren 1763-1765.
Carel en Margaretha kregen acht
kinderen. Oudste dochter Dorothea Henriëtte Marie Louise kwam net een jaar na
hun huwelijk ter wereld op 7 oktober 1751. Drie dagen later werd ze gedoopt in
Tiel. In de daarop volgende jaren werden twee zonen geboren. Uit een brief van
Barbara Mackay, een schoonzus van Margaretha’s jongste zus Ursulina Philippa,
weten we, dat Margaretha in het najaar van 1755 werd getroffen door een toeval.
Het jaar daarop moet ze weer
redelijk hersteld zijn geweest van de beroerte, want het volgende kind diende
zich aan, zoon Reinier Johan van 22 februari 1756, die later kapitein bij de
infanterie werd. In hetzelfde jaar lieten Carel en Margaretha hun hierboven
getoonde portretten maken door schilder Arnold Kaldenbach, die in Zutphen overleed
in 1799.
Er volgden nog vier kinderen in
de jaren daarop, van wie dochter Margrita niet ouder werd dan een jaar. Alle
kinderen van Carel en Margaretha werden in Tiel gedoopt. Hun dochters Margriet
(geb. 1759) en Wilhelmina Anna Cornelia (geb. 1765) genoten resp. tussen 1762
en 1770 en 1771 en 1787 een prebende (uitkering) van het adellijke Stift
(klooster) in Zennewijnen.
Carel, en in zijn voetspoor
Margaretha, hield zich niet alleen met bestuurlijke zaken bezig. Waar nodig
besteedden Carel en Margaretha hun aandacht ook aan familiaire zaken. Ze waren
in 1752 doopgetuigen voor Constantia de Cocq van Haeften en in 1567 voor
Carolina Henriëtta Verschoor. Carel was twee keer voogd over ouderloze kinderen
uit de familie van zijn moeder. Ook in de rechtszaal nam hij het op voor
familieleden van zijn moederskant.
Het psalmboek van Carel Lodewijk de Pagniet
|
Kerkelijke aangelegenheden
genoten ook de belangstelling van Carel, zeker toen hij op Kermestein woonde.
In juni 1771 beklaagde hij zich bij de classis van Tiel, de regionale
vergadering van alle predikanten uit de omgeving van Tiel, dat de koster en schoolmeester
van Lienden (vaak was de schoolmeester van een dorp in de Betuwe ook de koster
van de plaatselijke kerk) niet alleen die functies had aanvaard, maar ook het
substituut ambt van richter en schout. Carel was van mening, dat die laatste
functies zich niet verenigden met de functie van schoolmeester en zelfs in
strijd waren met het reglement van de school. Het protest van Carel mocht niet
baten, de schoolmeester bleef fungeren als “maenmeester”.
NH Kerk IJzendoorn
|
Margaretha overleed op 17 maart
1785 in Tiel, zij was toen 59 jaar oud. Een week later werd de baronesse
begraven in de kerk van IJzendoorn. Carel overleed in Tiel iets meer dan vier
jaar na zijn vrouw, op 26 maart 1789. Ook hij werd ter aarde besteld in de kerk
van IJzendoorn, die tegenwoordig een Rijks monument is.
Tiel, 10 maart 2019
Geen opmerkingen:
Een reactie posten