Zuinigheid met vlijt
In 1714 werd in het Zweedse Finspång
Jan Jacob de Geer geboren. Zijn vader, Jan Jacob de Geer die getrouwd was met
Jacqueline Cornelia van Assendelft, had, net als zijn overgrootvader Lodewijk
de Geer (1587-1652) en zijn grootvader Louis de Geer (1622-1695) in Zweden heel
veel geld verdiend met de handel in ijzer en wapens. Overgrootvader Lodewijk
leverde kanonnen aan de Duitse protestanten, maar ook aan de VOC en de WIC en
de Nederlandse admiraliteit. Hij was zelfs geldschieter van de Zweedse regering,
hij kreeg van de Zweedse regering het monopolie op de koper- en ijzerhandel en
werd door de Koning in de adelstand verheven. In 1627 besloot Lodewijk zich in
Zweden te vestigen om daarmee de tol in de Sont te vermijden. Uit die tijd
dateerde de relatie van de familie De Geer met de Amsterdamse familie Trip, die
ook grote belangen had in de wapenindustrie in Zweden.
Standbeeld van Louis de Geer (1587-1652) in Norrköping
|
De vader van Jan Jacob stichtte
in Finspång het kasteel Slott Finspång. Finspång ligt vlakbij Norrköping in de
Zweedse provincie Östergötlands län in een gebied waar vroeger veel ijzer uit
de mijnen werd gehaald. Tegenwoordig is Slott Finspång een
hotel annex museum. Rond het kasteel ligt een park. Het kasteel is nu eigendom
van het bedrijf Siemens.
Kasteel Finspâng
|
Onze Jan Jacob de Geer was negen
jaar oud, toen hij in 1723 naar Nederland kwam. Zijn vader had kasteel
Rijnhuizen aan de Vaartse Rijn geërfd, dat later op Jan Jacob overging. Tot
1737 is er vrijwel niets over Jan Jacob bekend. Hij was baron. Na het
overlijden van zijn vader werd hij ook nog Heer van Rijnhuizen, Het Gein,
Wijnestein en Oudegein, kastelen die hij door koop had verworven. Wijnestein en
later huis Stormerdijk schafte hij aan in tamelijk bouwvallige staat, maar hij
had de kastelen vooral gekocht om de bijbehorende grond te gebruiken voor de
aanleg van wandelparken. Nieuwe vijvers en bomenlanen werden in de tuinen
aangelegd. Daardoor ontstond tevens een aangenaam jachtgebied.
Op 27 augustus 1737 trouwde Jan
Jacob in Maarsbergen onder huwelijkse voorwaarden met barones Constantia Clara
Tamminga, die in 1720 geboren was. Constantia was een dochter van Eger Tamminga
en Constantia Isabella van der Meulen. Jan Jacob liet in zijn eerste huwelijk
al zien op de penningen te zijn. Hij daagde zijn schoonzus en zwager voor de
rechter over een schuld, die zij bij hem hadden. Hij streed ook met hen over de
erfenis van zijn schoonouders. In 1749 stelden Jan Jacob en Constantia hun
testament op met lijftocht (vruchtgebruik) voor de langstlevende.
Jan Jacob en Constantia hebben vijf
kinderen gekregen. De oudste, dochter Jacqueline Cornelia, was van voorjaar
1741, terwijl de jongste, dochter Clara Charlotte werd gedoopt in Jutphaas op
19 augustus 1753. De geboorte van deze kleine meid werd haar moeder fataal, die
overleed op 12 augustus 1753. Het kwam in de 18e eeuw vaak voor, dat
kinderen geruime tijd na hun geboorte pas werden gedoopt. Pas in de jaren 1770-1776
hebben de voogden van de kinderen van Jan Jacob en Constantia decharge hebben
gekregen. Van zoon Anthonie Gustaaf (1745-1808) is het Utrechts Archief in het
bezit van een album uit 1756 met schoonschrijfproeven. Na de dood van
Constantia hield Jan Jacob een nauwkeurige boekhouding bij van zijn beheer van
de goederen, die zijn kinderen van hun moeder hadden geërfd.
Jan Jacob de Geer (1714-1781)
|
Twee jaar later hertrouwde Jan
Jacob onder huwelijkse voorwaarden met Theodora Anna van Haeften, die de tweede
dochter was van Barthold
van Haeften en Margriet van Lynden van Hemmen, die tien kinderen
kregen. De oudere zus van Theodora Anna, Reiniera Adriana Maria, was al
overleden, toen Theodora Anna trouwde. Theodora Anna werd op 15 december 1721
in Nijmegen geboren. De volgende dag is zij gedoopt in de Nederduits
Gereformeerde Gemeente van Nijmegen. Haar grootmoeder Anna Ursula van Reede van
Amerongen (1669-1749) heeft haar ten doop geheft.
Theodora Anna van Haeften
|
Volgens het NH Trouwboek van
Jutphaas werd het huwelijk tussen Jan Jacob en Theodora op 28 september 1755
aldaar afgekondigd. Twee weken eerder was hun huwelijk al in Nijmegen afgekondigd
in de Nederduits Gereformeerde Gemeente, terwijl het paar al in ondertrouw
gegaan op 8 september 1755 in de kerk van Wadenoijen, de woonplaats van
Theodora Anna. Op het huwelijk van Jan Jacob en Theodora zijn gedichten gemaakt
door L. Pelletier en S. van Riemsdijk, iets wat destijds heel gebruikelijk was.
Ondertrouw Jan Jacob de Geer en Theodora Anna van Haeften
|
Jan Jacob en Theodora Anna gingen
voor korte tijd in Nijmegen wonen in het huis aan de St. Jorisstraat A59, dat
ze hadden overgenomen van de ouders van Theodora. Ze bleven daar ongeveer een
jaar wonen. In 1782 verhuisden ze naar kasteel Oudegein in het huidige
Nieuwegein. Jan Jacob had Oudegein in 1773 gekocht van Willem Anna baron van
Wassenaar, die ermee werd beleend in 1764. Nadat hij het kasteel had verworven,
is het in handen gebleven van de nakomelingen van Jan Jacob de Geer. Tegenwoordig
zijn het kasteel en enkele bijgebouwen rijksmonument. In 2015 werd het kasteel
opengesteld als vergaderlocatie.
Kasteel Oudegein
|
Terwijl Jan Jacob toetrad tot de
kanunniken in het Kapittel van St. Marie
in Utrecht, behoorde Theodora tot de artistieke joffers uit de 18e
eeuw. Er is van haar een schetsboek bewaard gebleven, waarin ze met potloden,
krijt en penselen in rood en zwart haar talenten de vrije loop liet. Ze
schilderde af en toe. Ook op literair gebied droeg ze haar artistieke steentje
bij. Ze stortte zich op de middeleeuwse liefdesgeschiedenis van de Franse
theoloog en filosoof Pierre Abélard en de wonderschone Héloise, dochter van een
monnik. Nadat Héloise zwanger was geraakt van haar leermeester Pierre Abélard,
trouwden ze in het geheim in Parijs. De oom van Héloise, bij wie ze woonde, was
zo kwaad op Abélard, dat hij hem liet castreren. Daarop trokken beide geliefden
zich terug in verschillende kloosters. Het contact met elkaar bestond daarna
uit een briefwisseling. Na haar dood werd Hëloise te rusten gelegd in het graf
van haar reeds overleden geliefde.
Eveneens schreef Theodora over de
commandant Vincent
Maximiliaan van Tuyll van Serooskerken, die in 1794 bij Maubeuge
zwaargewond raakte in de strijd tussen de Franse en Hollandse troepen en werd
gevangengenomen. Korte tijd later overleed hij aan zijn verwondingen. Vincent
was in 1780 in het huwelijk getreden met Dorothea Henriette Marie-Louise de
Pagniet (1751-1836), dochter van Carel Lodewijk de
Pagniet (1725-1789) en Henriette Margaretha van Haeften
(1725-1785). Theodora Anna en Henriëtte Margaretha waren zussen van elkaar.
Vincent Maximiliaan van Tuyll van Serooskerken
|
Theodora schreef graag gedichten
ter gelegenheid van feestelijke gebeurtenissen, zoals verjaardagen en
huwelijken, in haar familie- en vriendenkring. Ze schaamde zich niet de pen ter
hand te nemen bij het overlijden van een geliefde, zoals ter gelegenheid van
het overlijden van haar vader Barthold van Haeften in 1772. Theodora voerde een
uitgebreide correspondentie met familieleden, en met name met familieleden in
Zweden.
Jan Jacob de Geer en Theodora
Anna van Haeften kregen zelf twee kinderen, de zonen Willem Carel Pieter van
1759 en overleden in 1831 en Barthold die leefde van 1761-1838. Het spreekt
voor zich, dat de kinderen van Jan Jacob allen trouwden met een goede partij en
op huwelijkse voorwaarden, daarbij vaak geholpen door hun ouders. Over de
nalatenschappen van de kinderen heeft de familie later diverse processen
gevoerd.
Jan Jacob, die van jagen hield,
en Theodora Anna hebben verschillende malen hun testamenten herzien. Jan Jacob
bepaalde, bij de herziening zijn testament uit 1760, in 1769, dat zijn oudste
zoon de goederen Wijnestein en Overrijn tegen taxatiewaarde zou erven. Hij
benoemde toen Theodora Anna tot beheerder van zijn goederen en effecten in
Frankrijk. Zij liet bankiers in Parijs de rente, die die effecten opleverde,
innen.
Bij de herziening van dat
testament in 1772 bepaalde Jan Jacob, dat vijf maal fl. 100.000 aan effecten
uit zijn boedel moesten worden ondergebracht bij de momberkamer van Utrecht om
de inkomsten daaruit uit te keren aan zijn erfgenamen tot zij 25 jaar waren.
Zijn vrouw en zijn oudste zoon Antonie Gustaaf (uit zijn eerste huwelijk) werden
aangesteld als voogd over zijn nog minderjarige kinderen. Bij een herziening
van zijn testament in 1776 bepaalde Jan Jacob, dat Theodora van hem de
ridderhofstad Oudegein, de ambachtsheerlijkheid Geijn, 4 morgen in Vreeswijk en
10 morgen in Jutphaas erfde op voorwaarde, dat zij fl. 45.000 in de inboedel inbracht.
Tenslotte liet Jan Jacob vastleggen, dat eerdere verstrekkingen in geld of
goederen gekort dienden te worden op de erfporties van zijn kinderen en
erfgenamen.
Dat Jan Jacob een rijk man
geweest is, moge duidelijk zijn. Familieleden konden bij hem aan kloppen voor
een lening, zoals Johan Walraven de Cocq van Haeften, een neef van Theodora,
herhaaldelijk deed in de periode 1768-1779. Per brief lieten Theodora en Jan
Jacob de Schepenbank van Zaltbommel weten dat zij uit de nalatenschap van haar
vader Barthold van Haeften de hofstede De Abdij
en de goederen die voorheen aan de St. Paulusabdij in Utrecht hadden
behoord, in hun bezit hadden. Zij waren bereid daaruit jaarlijks 400 gulden te betalen
ter ondersteuning van twee alumni en 195 gulden voor de classis van Zaltbommel.
Theodora erfde van haar vader ook 15 percelen tienden in Ophemert met een
totale waarde van fl. 20.000. Ze verkocht deze percelen door aan haar broer
Reinier (1729-1800) voor fl. 9400. Ook Theodora leende nog al eens geld uit. In
1757 fl. 200 aan Cornelis van Dorssen.
Wapen van de familie De Geer
|
Zowel Jan Jacob als Theodora
voerden een uitvoerige boekhouding van de inkomsten en uitgaven met betrekking
tot hun bezittingen. Theodora hield in die boekhouding zelfs aantekeningen bij
over hun huispersoneel. Later noteerde Theodora haar inkomsten en uitgaven in
een kasboek, zoals de eerste vrouw van Jan Jacob ook had gedaan. Theodora bezat een rekening courant, evenals haar echtgenoot.
Theodora benoemde in haar
testament haar kinderen tot haar erfgenamen. Bij een herziening in 1779 kreeg
Jan Jacob het vruchtgebruik over haar bezittingen. Bij een latere herziening
van haar testament benoemde ze haar twee zonen tot executeur van haar goederen
in Engeland.
Half oktober 1781 gaf Theodora
Jan Kol de opdracht haar zaken te behartigen en stelde ze Cornelis de Wijs aan
als voogd over haar kinderen, want haar echtgenoot was op 3 oktober 1781
overleden op 67-jarige leeftijd. Jan Jacob werd met pracht en praal begraven in
het familiegraf in Jutphaas. De afhandeling van zijn nalatenschap had uiteraard
de nodige voeten in de aarde, maar Theodora legde alle opdrachten, die ze aan
derden gaf, bij de notaris vast. Zelf erfde ze kasteel Oudegein, zodat ze daar
kon blijven wonen. Bovendien ontving ze in 1798 een uitkering van fl. 3750 als
rente uit land in ’t Gein van het Administratief Bestuur van het voormalige
gewest Utrecht.
Na het overlijden van haar
echtgenoot ging Theodora eigenlijk gewoon verder met haar leven zoals ze gewend
was. In 1800 stelde ze vrienden en familie in kennis van het overlijden van
haar broer, de diplomaat Reinier
van Haeften. Ze was getuige bij de doop van kleinkinderen. Ze
verkocht wat obligaties, handelde met haar zoon Barthold in Franse effecten en
verhuurde voor tenminste 12 jaar 50 morgen boomgaard, bouw- en weiland rond de
ridderhofstad Oudegein aan Samuel Dix. Gobel Valkis beheerde haar eigendommen
in Ophemert. Ze verhuurde langdurig een hofstad en 97 morgen landerijen in
IJsselstein aan Maria Kop. Met de belasting had ze onenigheid over de omvang
van haar bezittingen vanwege de vijftigste en honderdste penning. Met de nodige
bewijsstukken en getuigenverklaringen kwam ze met de belasting tot
overeenstemming.
Theodora is overleden op kasteel
Oudegein op 7 december 1801, ze was toen 79 jaar oud. Ook over de afhandeling
van haar nalatenschap is heel wat gecorrespondeerd.
Tiel, 8 maart 2019
Geen opmerkingen:
Een reactie posten