Barthold van Haeften
In
vervolg op Genealogisch blog 81 zet ik in dit verhaal de
schijnwerpers nog een keer nadrukkelijk op Barthold van Haeften. Over de jeugd
van Barthold, zoon van Reinier van Haeften (1646-1733) en
Adriana Maria de Cocq van Delwijnen (1653-1709) is niet veel meer bekend dan dat
hij op 12 september 1692 op Kasteel Ophemert werd geboren en drie dagen later
Nederduits Gereformeerd gedoopt werd in de St. Maartenskerk te Ophemert. Hij
zal een opleiding hebben genoten in overeenstemming met zijn latere werkzaamheden,
daar zal vader Reinier, van wie Barthold tal van functies overnam, wel voor
gezorgd hebben.
Barthold
werd in 1714 als ambtsjonker geadmitteerd in de Ridderschap van het Kwartier
van Nijmegen. Hij kreeg daardoor zitting in de Kwartiersvergadering en in de
Landdag van het Hertogdom Gelre en het Graafschap Zutphen in Arnhem. In 1716
werd hij heemraad van de Tieler- en Bommelerwaard. Hij zou deze functie
uitoefenen tot hij in 1746 dijkgraaf werd na het overlijden van zijn oudere
broer Walraven van Haeften (1683-1746).
Barthold van Haeften
en Margriet van Lynden van Hemmen, (foto’s explore.rkd.nl)
|
Barthold
van Haeften trad met Margriet van Lynden van Hemmen in het huwelijk op 19 september 1719 in de
Nederduitse Gereformeerde Gemeente in Nijmegen. Voordat hun huwelijk werd
voltrokken, waren de huwelijkse voorwaarden opgesteld. Het huwelijk van
Barthold en Margriet was ongetwijfeld omgeven met de grandeur en pracht en
praal, die verwacht mogen worden bij twee zulke invloedrijke families. Ter
gelegenheid van hun huwelijk schonken Barthold en Margriet een gebrandschilderd
raam aan de kerk van Wadenoijen.
“Heer Barthold van Haeften Heer tot Wadenoijen gecommitteerde ter vergadering
van haar hoogmogend wegens de provintie van Gelderland en die hooghwelgeboore
vrouwe Margriet van Lijnden vrouwe tot Wadenoije.”
Raam in de kerk van
Wadenoijen, (foto: Jan Bouwhuis)
|
Margriet
(Margaretha) was de oudste van de vijf kinderen van Derk Wolter van Lynden van
Hemmen en Anna Ursula van Reede. Zij werd in 1699 geboren in
Amerongen, waar zij op 26 maart 1700 werd gedoopt. Zij had de titel van
barones. Margriet was het eerste vrouwelijke kerkenraadslid van de St.
Maartenskerk te Ophemert. Zij is voor de gemeente Ophemert en Zennewijnen van
1749 tot 1758 "politique Armmeesterse". In 1750, na de dood van haar
ouders, erfde zij een aantal obligaties ter waarde van fl. 8500. Bovendien
ontving zij een bedrag in contanten à fl. 6100.
Margriet
overleed op 26 juli 1761 in Nijmegen. Haar lichaam werd overgebracht naar Ophemert
en op 2 augustus bijgezet in de familiegrafkelder naast de St. Maartenskerk. In
het voorportaal van de kerk bevindt zich een rouwbord ter nagedachtenis aan
haar.
Rouwbord ter ere van
Margriet van Lynden van Hemmen
|
In
Ophemert is een straat naar haar vernoemd, omdat zij
"zeer veel bijgedragen heeft aan het
welzijn van de heerlijkheden Ophemert en Zennewijnen".
Barthold
en Margriet vestigden zich in Nijmegen, aanvankelijk op de St. Jorisstraat.
Deze woning deden ze later over aan hun dochter Theodora Anna en haar man Jan
Jacob de Geer (1714-1781). In 1758 kochten Barthold en
Margriet een imposante patriciërswoning met een
enorme, ommuurde, barokke tuin aan de zuidzijde van het Kelfkensbosch, waarin
tegenwoordig op de St. Josephschool is gevestigd. Ondanks het feit, dat zij in
Nijmegen woonden waren Barthold en zijn vrouw erg betrokken bij de Tieler- en
Bommelerwaard en Ophemert in het bijzonder.
Na
haar dood erfde Barthold van zijn moeder, Adriana Margaretha de Cocq van
Delwijnen (1653-1709), voor fl. 5500,00 aan obligaties en ruim 35 morgen
landerijen op verschillende plaatsen. In 1724 erfde Barthold het Huis
Wadenoijen van zijn oom Johan de Cocq van Delwijnen (1655-1724), waarmee hij in 1725 werd beleend.
Hij was nu Dagelijkse Heer van het gericht Wadenoijen. Als Heer van Wadenoijen
erfde hij ook het veer over de Linge tussen Wadenoijen en Kapel-Avezaath. Het
veer verpachtte hij verder voor fl. 100 per jaar. Evenzo had Barthold het recht
om vrij te malen op de korenmolen in Kapel-Avezaath. Als Heer van Wadenoijen
had Barthold sinds 1719 het collatierecht van de plaatselijke kerk. Daarmee kon
hij de predikant, de koster en de schoolmeester van het dorp benoemen. Hij kon
zelfs het aanvangstijdstip van de kerkdiensten bepalen.
Barthold
erfde van zijn ouders en grootouders in totaal fl. 50.000 aan obligaties en
meer dan 130 ha land, waaronder de Heerlijkheid Ophemert en Zennewijnen. Na het
kinderloos overlijden van zijn broer Walraven (1683-1746) en zuster Adriana
Margriet (†1749) kwam de totale nalatenschap van hun moeder aan Barthold. Het
ging om fl. 118.000 en 290 ha. grond. Barthold was een zeer rijk en machtig
man.
Barthold
en Margriet kregen tien kinderen; die werden allen geboren en gedoopt in Nijmegen.
Behalve
dochter Reiniera Adriana Maria en zoon Dirk Wolter Jacob, die beiden op jonge leeftijd
overleden, vonden de overige kinderen huwelijkspartners die pasten in de
gebruikelijke huwelijkspolitiek van de familie: geen huwelijk wanneer er geen
geschikte partner voorhanden was. Huwelijken van kinderen mochten niet leiden
tot verkleining van het familiebezit.
Barthold
kreeg in 1724 de aanstelling van waarnemend ambtman van (Zalt)Bommel en de
Tieler- en Bommelerwaard; hij functioneerde als ‘verwalter’ (waarnemer) van
zijn oom tot 1726, toen zijn oudere broer, Walraven, in die functie werd
aangesteld. Daarmee werd die functie min of meer erfelijk in
de familie van Haeften. Na het overlijden van Walraven nam
Barthold de functie wederom waar van 1746 tot 1747, toen hijzelf definitief
werd aangesteld. In 1766 legde hij vanwege zijn gevorderde leeftijd de functie
vrijwillig neer ten gunste van zijn zoon Johan Walraven, die de functie
uitoefende tot 1782 en toen voor twee jaar opgevolgd werd door Diederick
Walraven van Tengnagel. Van 1784-1795 oefende Reinier van
Haeften, de broer van Johan Walraven de functie weer uit. Bijzonder is dat de
genoemde van Haeftens de functie van ambtman combineerde de functie van
dijkgraaf.
Voor
Barthold was de combinatie van de functies van ambtman en dijkgraaf
aanvankelijk niet zo vanzelfsprekend, want hij moest op 6 april 1726 als
waarnemend ambtman een proces aanspannen tegen de heemraden van de Dijkstoel
van de Bommelerwaard om beide functies te kunnen uitoefenen. De heemraden
hadden zich het recht toegeëigend om zelf een dijkgraaf te benoemen. Het Hof
oordeelde, dat het aanstellen van de dijkgraaf haar verantwoordelijkheid was en
dat de combinatie van de twee functies gehandhaafd moest blijven. Barthold kon
aan zijn taken beginnen.
Als
(waarnemend) ambtman had hij niet alleen bestuurlijke taken in de Tieler- en
Bommelerwaard, hij had er ook een zekere rechterlijke bevoegdheid. In
gerechtelijke zaken was hij voorstander van de harde lijn, maar met een
menselijke kant. In 1725 liet Barthold vijftig zigeuners, die zich schuldig
hadden gemaakt aan diefstal en plundering, gevangen nemen. Twaalf van hen werden
gegeseld en gebrandmerkt, waarna de ongelukkigen tentoongesteld werden.
Hoewel
Barthold en Margriet met hun gezin in Nijmegen woonden, was Barthold toch vaak
in Wadenoijen en Ophemert te vinden om de zakelijke belangen van de familie te
behartigen. Hij was actief op de grondmarkt in de weer. Hij verwierf zich
gronden in de wijde omtrek van Ophemert en Wadenoijen, bij Bergharen en in Nijmegen
totdat zijn totale bezit bij zijn dood, 425 hectaren omvatte. Het beheer van
zijn gronden en goederen liet hij over aan zijn rentmeester Cornelis Valkis uit
Ophemert, die eens per jaar rekening en
verantwoording aflegde.
Barthold
werd in 1726, 1734 en 1741 gekozen tot ouderling van de kerk in Wadenoijen. In
september 1747 nam hij deze functie nog een keer over van zijn zoon Jan
Walraven. In hetzelfde jaar werd Barthold beleend met de vicarieën van de beide
kerken van Ophemert. De St. Lambertuskerk, die aan de Waalbandijk lag, was
weliswaar al in de jaren na 1682 gesloopt, maar de geestelijke goederen
bestonden nog. Van zijn overleden broer erfde Barthold in 1747 ook nog
vicariegoederen in Delwijnen. De Gelderse Landdag gaf hem toestemming al deze
vicariegoederen te verkopen en de opbrengst ten voordele van de vicarieën te
beleggen.
Barthold
kreeg ook in kerkelijke zaken te maken met juridische aangelegenheden. In 1733
was er een conflict ontstaan tussen de dagelijkse Heer van Haaften en de
predikant van Haaften over de hoogte van het jaarlijkse predikantstraktement.
In het Kwartier van Nijmegen ontvingen de predikanten sinds 1675 een jaarwedde
van vijfhonderd gulden. De predikanten van Haaften en Herwijnen ontvingen
jaarlijks echter maar vierhonderd gulden. Daarop verzocht de classis van
Zaltbommel de wedde van beide predikanten op te trekken tot vijfhonderd gulden.
De Landdag besloot Barthold van Haeften en Adriaan Cock te benoemen om een minnelijke schikking tot
stand te brengen. Deze mislukte waarop de Landdag besloot de
traktementen te handhaven op vierhonderd gulden.
In
1757 lieten Barthold en Margriet hun testament opmaken. Barthold, één van de
rijkste inwoners van Nijmegen, overleed op 80-jarige leeftijd op 11 december
1772. Johan Walraven, de oudste zoon, maakte het overlijden van zijn vader drie
dagen later wereldkundig.
Kort
voor de uitvaartdienst en bijzetting in de grafkelder van de familie naast de
St. Maartenskerk werd Barthold’s lichaam overgebracht naar Ophemert. De totale
kosten van zijn begrafenis bedroegen bijna fl. 2000,00. In Zennewijnen werd
Barthold overgeluijt
den tijd van 6 weken, 3 uren daags, samen 108 uren. Ter nagedachtenis aan
Barthold werd eveneens een rouwbord gemaakt, dat nu in het koor van de St.
Maartenskerk in Ophemert hangt.
Rouwbord ter ere van
Barthold van Haeften
|
De
nalatenschap van Barthold was omvangrijk. Eerder is al opgemerkt, dat hij 420
ha. grond in bezit had. Zijn overige vermogen werd geschat op fl. 700.000. Al
snel bleek er onder de nabestaanden geen overeenstemming te bereiken over de
afhandeling van de nalatenschap. Zijn zonen Johan Walraven en Reinier waren
echter niet van plan daardoor de familieverhoudingen te laten verzieken. Daarom
machtigden zij op 20 januari 1723 Pieter van de Veelouw en schoolmeester Cornelis Valkis om:
“…te zamen en ieder in ’t bijzonder,
specialijk, om ter Leenkamere des Fürstendoms Gelre en Graafschaps Zutphen en
ter Leenkamere van den Hoogadelijken Huise Waardenburgh, te verzoeken en te
bevorderen, Registratuive zoals zulks na ordre Leenrechtens behoord, van zodane
Testamentaire Dispositie als den Hoogwelgebooren Heer Barthold Baron van
Haeften, Heere van Wadenoijen, Ophemert en Sennewijnen, Ampman van Bommel,
Thielre- en Bommelrewaarden, en die Hoogwelgeboore Vrouwe Margariet Baronnesse
van Haeften, geboore Baronnesse van Lijnden, Vrouwe van Wadenoijen, Ophemert en
Sennewijnen, Ehelieden, te zamen, en den eerstgemelde Heer Testateur in ’t
particulier over zijn Hoogwelgeb. Leengoederen, op den 12. Januarij 1758 voor
den Gerichte des Rijks van Nijmegen mitsgaders voor twee leenmannen, besloten
hebben gepasseerd; zijnde die Testamentaire dispositie respective geconfirmeerd
en geapprobeert bij welgedagte Leenkamer des Fürstendoms Gelre en Graafschap
Zutphen in dato 13. Januarij 1758 en bij die van den Huise Waardenburgh in dato
den 25. Januarij 1758, vermogens de respectieve Transfix-brieven; welke
Testamentaire dispositie vervolgens na overlijden eerst van de Vrouwe
Testatrice en daarna ook van den Heer Testateur, op den 29. December 1772 in
behoorlijke forme is geopend: met verdere magt, om daar inne alles te doen en
verrigten wat eenigzins zal worden vereischt, en den Heere comparant pro se et
present zijnde, zoude kunnen, mogen en behooren te doen, alware ook eene ampelder
en speciaalder volmagt nodig, welke bij dezen gegeven en alhier voor
geinsereert gehouden werd: belovende den Heere Comparant alles voor goed en van
waarde te zullen houden, en de geconstitueerdens en gesubstitueerdens hier over
te zullen indemniseren.”
Tiel,
16-10-2016
Geen opmerkingen:
Een reactie posten